3. Resultaten
Ruim 7 op de 10 personeelsleden in het basis- en voortgezet onderwijs staan voor de klas. Het aantal werknemers in onderwijsondersteunende functies is sterk gegroeid tussen 2016 en 2022, vooral in het basisonderwijs. Daar is het meer dan verdubbeld. Alle aantallen staan in de tabel kenmerken van het onderwijspersoneel, 2016-2022 (bijlage 3).
| Cohortjaar | Directie en management ( x 1 000) | Onderwijsgevend personeel (incl. LIO) ( x 1 000) | Onderwijsondersteunend personeel ( x 1 000) | Beheer- en administratief personeel ( x 1 000) |
|---|---|---|---|---|
| Basisonderwijs | ||||
| 2022 | 6,76 | 110,74 | 28,93 | 4,79 |
| 2016 | 7,61 | 111,38 | 12,85 | 4,13 |
| Voortgezet onderwijs | ||||
| 2022 | 2,58 | 77,41 | 18,40 | 11,32 |
| 2016 | 2,95 | 76,88 | 15,56 | 10,73 |
3.1 Verhouding mannen en vrouwen
Vrouwen in het basisonderwijs in alle functiegroepen oververtegenwoordigd
In het basisonderwijs werken in alle functiegroepen meer vrouwen dan mannen. In de grootste groep, de bijna 111 duizend onderwijsgevenden in 2022, was 88 procent vrouw. Het aandeel vrouwen is in alle functiegroepen stabiel over de tijd, behalve in de groep directie en management. Daar steeg het van 55 procent vrouwen in 2016 naar 68 procent in 2022. Dit komt doordat het absolute aantal mannen in directie- en managementfuncties in die periode flink is gedaald terwijl het aantal vrouwen in die functies licht is gestegen.
Het aantal mannen en vrouwen voor de klas is redelijk stabiel gebleven. Zowel het aantal mannen als het aantal vrouwen in onderwijsondersteunende functies is meer dan verdubbeld tussen 2016 en 2022. Deze functiegroep telt ruim vijf keer zoveel vrouwen als mannen. Het aantal mannen en vrouwen in beheer- en administratieve functies is licht gestegen.
| cohortjaar | Directie en management (%) | Onderwijsgevend personeel (incl. LIO) (%) | Onderwijsondersteunend personeel (%) | Beheer- en administratief personeel (%) |
|---|---|---|---|---|
| 2016 | 55 | 88 | 84 | 75 |
| 2017 | 57 | 89 | 84 | 75 |
| 2018 | 59 | 89 | 84 | 75 |
| 2019 | 62 | 89 | 84 | 75 |
| 2020 | 65 | 89 | 84 | 74 |
| 2021 | 66 | 88 | 84 | 75 |
| 2022 | 68 | 88 | 84 | 74 |
Voortgezet onderwijs: aandeel vrouwen in alle functiegroepen toegenomen
In het voortgezet onderwijs zijn vrouwen oververtegenwoordigd in alle functiegroepen, behalve directie en management. In 2022 was 42 procent in deze groep vrouw. Dat is wel een stijging ten opzichte van 2016, toen dat nog 33 procent was. Net als in het basisonderwijs komt dat door een sterke daling in het aantal mannen en een lichte stijging in het aantal vrouwen in deze groep. Ook in de andere functiegroepen heeft, hoewel in mindere mate, een stijging van het aandeel vrouwen plaatsgevonden. In de onderwijsondersteunende beroepen zijn met 65 procent vrouw in 2022 relatief de meeste vrouwen te vinden.
| cohortjaar | Directie en management (%) | Onderwijsgevend personeel (incl. LIO) (%) | Onderwijsondersteunend personeel (%) | Beheer- en administratief personeel (%) |
|---|---|---|---|---|
| 2016 | 33 | 53 | 61 | 59 |
| 2017 | 34 | 54 | 62 | 59 |
| 2018 | 35 | 54 | 62 | 59 |
| 2019 | 37 | 55 | 63 | 59 |
| 2020 | 39 | 55 | 63 | 59 |
| 2021 | 41 | 56 | 64 | 60 |
| 2022 | 42 | 56 | 65 | 60 |
Feminisering sterker in basis- dan in voortgezet onderwijs
Het aandeel vrouwen is in het basisonderwijs in alle functiegroepen groter dan in het voortgezet onderwijs. Het grootste verschil is te zien bij het onderwijsgevend personeel, waar in 2022 in het basisonderwijs 88 procent vrouw is, en in het voortgezet onderwijs 56 procent. Bij de directie- en managementfuncties is dat respectievelijk 68 en 42 procent en bij het onderwijsondersteunend personeel 84 en 65 procent.
3.2 Leeftijd
Basisonderwijs: mannen voor de klas gemiddeld jonger
In 2016 waren mannen voor de klas gemiddeld nog bijna twee jaar ouder dan vrouwen, maar dit leeftijdsverschil is steeds kleiner geworden. In 2022 waren ze met gemiddeld ruim 41 jaar juist wat jonger dan de vrouwelijke leerkracht (bijna 43 jaar).
De gemiddelde leeftijd van mannen in het basisonderwijs is in alle functiegroepen gedaald, behalve bij het beheer- en administratief personeel. Daar bleef de gemiddelde leeftijd stabiel. Bij vrouwen daalde de leeftijd alleen bij het onderwijsondersteunend personeel en, in mindere mate, bij directie en management.
Gemiddeld waren mannen die in de functiegroepen directie en management en beheer- en administratief personeel werken ouder dan de vrouwen in die functies.
| Cohortjaar | Directie en management, mannen (Jaar) | Directie en management, vrouwen (Jaar) | Onderwijsgevend personeel (incl. LIO), mannen (Jaar) | Onderwijsgevend personeel (incl. LIO), vrouwen (Jaar) | Onderwijsondersteunend personeel, mannen (Jaar) | Onderwijsondersteunend personeel, vrouwen (Jaar) | Beheer- en administratief personeel, mannen (Jaar) | Beheer- en administratief personeel, vrouwen (Jaar) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2016 | 53 | 50 | 44 | 42 | 49 | 44 | 54 | 50 |
| 2017 | 53 | 49 | 44 | 42 | 48 | 44 | 54 | 51 |
| 2018 | 53 | 49 | 43 | 42 | 45 | 42 | 54 | 51 |
| 2019 | 52 | 49 | 43 | 42 | 44 | 41 | 54 | 51 |
| 2020 | 51 | 49 | 42 | 42 | 43 | 41 | 53 | 51 |
| 2021 | 51 | 48 | 42 | 42 | 41 | 40 | 53 | 50 |
| 2022 | 50 | 48 | 41 | 43 | 40 | 40 | 53 | 50 |
Basisonderwijs: in 2022 meer vrouwelijke en minder mannelijke leerkrachten 60-plus ten opzichte van 2016
Een steeds kleiner deel van de mannelijke leerkrachten in het basisonderwijs is 60 jaar of ouder, terwijl het bij de vrouwen juist toenam. In 2016 was 19 procent van de mannen en 9 procent van de vrouwen voor de klas 60 jaar of ouder. In 2022 was dit 13 procent van de mannen en 12 procent van de vrouwen. De pensioengerechtigde leeftijd is gestegen van 65 jaar en zes maanden in 2016 tot 66 jaar en zeven maanden in 2022.
| cohortjaar | Mannen (%) | Vrouwen (%) |
|---|---|---|
| 2016 | 19 | 9 |
| 2017 | 18 | 10 |
| 2018 | 17 | 11 |
| 2019 | 16 | 11 |
| 2020 | 14 | 11 |
| 2021 | 14 | 11 |
| 2022 | 13 | 12 |
Voortgezet onderwijs: mannen ouder dan vrouwen, verschil wordt kleiner
In het voortgezet onderwijs daalde de gemiddelde leeftijd bij mannen in alle functiegroepen behalve bij beheer- en administratief personeel, waar deze stabiel bleef. Dat komt overeen met het beeld in het basisonderwijs. Bij vrouwen is, net als in het basisonderwijs, alleen een daling in de gemiddelde leeftijd van onderwijsondersteunend personeel en in mindere mate bij directie- en managementfuncties. Mannen zijn in alle functiegroepen gemiddeld ouder dan vrouwen, maar die verschillen zijn wel kleiner geworden.
| Cohortjaar | Directie en management, mannen (Jaar) | Directie en management, vrouwen (Jaar) | Onderwijsgevend (incl. LIO), mannen (Jaar) | Onderwijsgevend (incl. LIO), vrouwen (Jaar) | Onderwijsondersteunend, mannen (Jaar) | Onderwijsondersteunend, vrouwen (Jaar) | Beheer- en administratief, mannen (Jaar) | Beheer- en administratief, vrouwen (Jaar) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2016 | 54 | 51 | 46 | 42 | 50 | 47 | 50 | 50 |
| 2017 | 54 | 51 | 46 | 42 | 50 | 47 | 51 | 50 |
| 2018 | 54 | 51 | 46 | 42 | 50 | 47 | 51 | 50 |
| 2019 | 54 | 51 | 45 | 42 | 50 | 47 | 51 | 50 |
| 2020 | 53 | 51 | 45 | 42 | 49 | 46 | 51 | 50 |
| 2021 | 53 | 51 | 44 | 42 | 48 | 45 | 50 | 50 |
| 2022 | 52 | 51 | 44 | 42 | 48 | 45 | 51 | 50 |
Voortgezet onderwijs: meer vrouwelijke, minder mannelijke leraren 60-plus
In de loop van de jaren is het aandeel mannen van 60 jaar of ouder dat in het voortgezet onderwijs als leraar werkzaam is iets kleiner geworden. Bij de vrouwen is die groep juist iets groter geworden. In 2022 was 17 procent van de mannen en 10 procent van de vrouwen voor de klas 60 jaar of ouder. In 2016 was dat nog 19 procent van de mannen en 9 procent van de vrouwen.
Gemiddelde leeftijden verschillen tussen basis- en voorgezet onderwijs
Onderwijsgevende mannen waren in het voortgezet onderwijs gemiddeld ouder dan in het basisonderwijs, vrouwen juist jonger. Zowel in het basis- als in het voortgezet onderwijs daalt het aandeel mannen en stijgt het aandeel vrouwen van 60 jaar of ouder voor de klas, maar in het basisonderwijs is deze ontwikkeling het sterkst en is het verschil bijna verdwenen. Het directie- en managementpersoneel in het voortgezet onderwijs was gemiddeld iets ouder dan in het basisonderwijs. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen.
Het verschil tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs in leeftijd van het ondersteunend personeel is in de loop van de tijd een stuk groter geworden. Zij waren in het voortgezet onderwijs ouder dan in het basisonderwijs. Dit komt doordat de leeftijd in het basisonderwijs in deze groep flink is gedaald over de jaren; in het voortgezet onderwijs is deze stabiel gebleven.
| cohortjaar | Mannen (%) | Vrouwen (%) |
|---|---|---|
| 2016 | 19 | 9 |
| 2017 | 20 | 9 |
| 2018 | 19 | 9 |
| 2019 | 19 | 10 |
| 2020 | 18 | 10 |
| 2021 | 17 | 10 |
| 2022 | 17 | 10 |
3.3 Vaste aanstellingen
Vrouwen in basisonderwijs vaker vaste aanstelling dan mannen
In het basisonderwijs hebben vrouwen vaker een vaste aanstelling dan mannen. In 2022 had bij het onderwijsgevend personeel 87 procent van de vrouwen en 81 procent van de mannen een vaste aanstelling. Personeel met een directie- of managementfunctie had het vaakst een vaste aanstelling, bij zowel mannen als vrouwen (91 en 92 procent). Onderwijsondersteunend personeel had het minst vaak een vaste aanstelling en dat percentage is ook flink gedaald: in 2016 had 76 procent van de mannen en 77 procent van de vrouwen een vaste aanstelling, maar in 2022 was dat nog 52 procent van de mannen en 59 procent van de vrouwen.
| Categorie en jaar | Mannen (%) | Vrouwen (%) |
|---|---|---|
| Directie en management | ||
| 2022 | 91 | 92 |
| 2016 | 94 | 93 |
| Onderwijsgevend personeel (incl. LIO) | ||
| 2022 | 81 | 87 |
| 2016 | 86 | 88 |
| Onderwijsondersteunend personeel | ||
| 2022 | 52 | 59 |
| 2016 | 76 | 76 |
| Beheer- en administratief personeel | ||
| 2022 | 80 | 83 |
| 2016 | 86 | 88 |
Mannen in voortgezet onderwijs vaker vaste aanstelling dan vrouwen
In het voortgezet onderwijs hebben mannen, in tegenstelling tot in het basisonderwijs, vaker een vaste aanstelling dan vrouwen. De verschillen zijn over het algemeen klein. Ook in het voortgezet onderwijs heeft personeel uit de directie en managementgroep het vaakst een vaste aanstelling. Net als in het basisonderwijs is ook in het voortgezet onderwijs het aantal vaste aanstellingen onder het onderwijsondersteunend personeel flink gedaald.
Leraren in voortgezet onderwijs minder vaak vaste aanstelling dan in basisonderwijs
Het directie- en managementpersoneel en onderwijsgevend personeel hebben in het voortgezet onderwijs minder vaak een vaste aanstelling dan in het basisonderwijs. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen. Een vaste aanstelling komt bij het onderwijsondersteunend personeel, bij zowel mannen als vrouwen, juist een stuk vaker voor. Ook administratief- en beheerpersoneel heeft in het voortgezet onderwijs wat vaker een vast contract.
| Categorie en jaar | Mannen (%) | Vrouwen (%) |
|---|---|---|
| Directie en management | ||
| 2022 | 88 | 89 |
| 2016 | 92 | 90 |
| Onderwijsgevend personeel (incl. LIO) | ||
| 2022 | 76 | 77 |
| 2016 | 82 | 80 |
| Onderwijsondersteunend personeel | ||
| 2022 | 71 | 68 |
| 2016 | 85 | 84 |
| Beheer- en administratief personeel | ||
| 2022 | 85 | 82 |
| 2016 | 90 | 89 |
3.4 Deeltijdfactor
Zowel in het basisonderwijs als in het voorgezet onderwijs werken vrouwen gemiddeld minder uren dan mannen. Dit verschil is in de functiegroep directie en management het kleinst. In die groep werken zowel mannen als vrouwen gemiddeld de meeste uren van alle functiegroepen. In het voortgezet onderwijs ligt de gemiddelde deeltijdfactor in alle functiegroepen wat hoger dan in het basisonderwijs.
| Categorie en jaar | Mannen | Vrouwen |
|---|---|---|
| Directie en management | ||
| 2022 | 0,9 | 0,8 |
| 2016 | 0,9 | 0,8 |
| Onderwijsgevend personeel (incl. LIO) | ||
| 2022 | 0,8 | 0,7 |
| 2016 | 0,9 | 0,7 |
| Onderwijsondersteunend personeel | ||
| 2022 | 0,7 | 0,6 |
| 2016 | 0,7 | 0,5 |
| Beheer- en administratief personeel | ||
| 2022 | 0,7 | 0,5 |
| 2016 | 0,7 | 0,5 |
| Categorie en jaar | Mannen | Vrouwen |
|---|---|---|
| Directie en management | ||
| 2022 | 1,0 | 0,9 |
| 2016 | 1,0 | 0,9 |
| Onderwijsgevend personeel (incl. LIO) | ||
| 2022 | 0,8 | 0,7 |
| 2016 | 0,9 | 0,7 |
| Onderwijsondersteunend personeel | ||
| 2022 | 0,8 | 0,7 |
| 2016 | 0,9 | 0,6 |
| Beheer- en administratief personeel | ||
| 2022 | 0,9 | 0,7 |
| 2016 | 0,9 | 0,7 |
3.5 Salaris
In basisonderwijs verdienen vrouwen meer dan mannen, behalve in directie en management
In het basisonderwijs heeft personeel met een directie- of managementfunctie het hoogste salaris. Mannen verdienen in die groep meer dan vrouwen. Een deel van dit verschil in salaris kan worden verklaard door achtergrondkenmerken (zie paragraaf 2.3), maar ook na correctie daarvoor blijft er een verschil. In 2022 verdienden vrouwen in directie of management 1,9 procent minder dan mannen (na correctie). Dit verschil is wel kleiner geworden, in 2016 was het nog 3,9 procent.
In de overige functiegroepen verdienden vrouwen in 2022 juist gemiddeld iets meer dan mannen (na correctie voor achtergrondkenmerken). Bij het onderwijsondersteunend personeel is een ommekeer ontstaan: in 2016 verdienden vrouwen nog 2,3 procent minder dan mannen, maar in 2022 verdienden ze juist iets meer (0,7 procent).
Vrouwen in onderwijsgevende functies zijn over de tijd eveneens meer gaan verdienen dan mannen in deze functies; in 2022 ging dat om 2,7 procent. Salarisverschillen bij het beheer-en administratief personeel fluctueren over de jaren, maar vrouwen verdienden tussen 2016 en 2022 gemiddeld altijd meer dan mannen, met als piek 5,9 procent in 2020.
| cohortjaar | Directie en management (%) | Onderwijsgevend personeel (incl. LIO) (%) | Onderwijsondersteunend personeel (%) | Beheer- en administratief personeel (%) |
|---|---|---|---|---|
| 2016 | 3,9 | 0,3 | 2,3 | -2,7 |
| 2017 | 4,1 | -0,1 | 2,6 | -3,7 |
| 2018 | 3,6 | -0,8 | 1,5 | -5,1 |
| 2019 | 3,3 | -1,5 | 0,1 | -4,9 |
| 2020 | 3 | -2 | 0,5 | -5,9 |
| 2021 | 2,8 | -2,6 | 0 | -4,9 |
| 2022 | 1,9 | -2,7 | -0,7 | -4 |
| 1) na correctie voor achtergrondkenmerken | ||||
| Cohortjaar | Directie en management (%) | Onderwijsgevend personeel (incl. LIO) (%) | Onderwijsondersteunend personeel (%) | Beheer- en administratief personeel (%) |
|---|---|---|---|---|
| 2016 | 3,5 | 4,1 | 1,2 | 8,7 |
| 2017 | 2,9 | 3,8 | 0,7 | 8,6 |
| 2018 | 3,0 | 3,6 | 0,8 | 8,5 |
| 2019 | 2,8 | 3,3 | 0,4 | 7,7 |
| 2020 | 2,7 | 3,0 | 0,1 | 7,5 |
| 2021 | 2,7 | 2,6 | -0,3 | 7,1 |
| 2022 | 2,5 | 2,3 | -0,9 | 5,4 |
| 1) na correctie voor achtergrondkenmerken | ||||
In voortgezet onderwijs verdienen mannen meer dan vrouwen, behalve onderwijsondersteuners
In het voortgezet onderwijs zijn eveneens de hoogste gemiddelde salarissen te vinden in de functiegroep directie en management. Mannen verdienen in alle functiegroepen meer dan vrouwen, behalve bij het onderwijsondersteunend personeel sinds 2021.
Bij het beheer- en administratief personeel in het voortgezet onderwijs was het verschil het grootst: in 2016 was het salaris van vrouwen gemiddeld 8,7 procent lager dan dat van mannen. In 2022 bedroeg dit verschil nog steeds 5,4 procent.
In alle functiegroepen ligt, zowel bij mannen als vrouwen, het gemiddelde salaris hoger in het voortgezet onderwijs dan in het basisonderwijs.