Sociaal-demografische verschillen in COVID-19-sterfte in het eerste jaar van de coronapandemie

2. Data en analyse

2.1 Data

Voor dit onderzoek is uitgegaan van alle ingezetenen van Nederland op 1 maart 2020. Deze groep is gevolgd tot en met 14 maart 2021. De analyses zijn uitgevoerd voor de totale Nederlandse bevolking en voor deelgroepen van de bevolking. In de analyses zijn de volgende sociaal-demografische kenmerken opgenomen (zie voor verdere definiëring de begrippenlijst):

  • geslacht;
  • leeftijdsgroep (0-49 jaar, vijfjaarsgroepen voor personen van 50-94 jaar, 95 jaar of ouder);
  • type zorg (geen zorg, thuiszorg of institutionele zorg);
  • welvaartsniveau van het huishouden (indeling in kwintielen);
  • migratieachtergrond (Nederlandse achtergrond, (voormalige) Nederlandse Antillen en Aruba, Indonesië, Marokko, Suriname, Turkije, overig westers, overig niet-westers);
  • huishoudensgrootte.

Met overig westers worden de herkomstgroepen bedoeld uit de werelddelen Europa, Noord-Amerika en Oceanië en Japan. Overig niet-westers bevat de herkomstgroepen uit de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Japan). De overige groepen zijn exclusief de herkomstgroepen die als aparte groepen in de analyses worden meegenomen.

Op regionaal niveau is gebruikgemaakt van de indeling in 25 Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD-regio’s). Op basis van de verspreiding van het nieuwe coronavirus in Nederland zijn deze regio’s geaggregeerd tot een indeling in twee samengestelde gebieden:

  • Vier grote steden (GGD-regio’s Amsterdam, Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond, Utrecht);
  • Rest van Nederland (alle overige GGD-regio’s).

Van iedereen die tussen maart 2020 en half maart 2021 is overleden, zijn gegevens over de onderliggende doodsoorzaak beschikbaar. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen sterfte aan COVID-19 en sterfte aan andere doodsoorzaken. Met sterfte aan COVID-19 worden sterfgevallen bedoeld waarbij de onderliggende doodsoorzaak vastgestelde of vermoedelijke COVID-19 is (code U071 en U072). In de tekst wordt dit omschreven als sterfte aan COVID-19.

De coronapandemie is onderverdeeld in verschillende perioden, gebaseerd op sterfteaantallen door COVID-19 voor de gehele bevolking in Nederland:

  • De eerste golf van de coronapandemie (week 10 tot en met 23 van 2020);
  • De periode tussen de eerste en tweede golf van de coronapandemie (week 24 tot en met 38 van 2020);
  • De eerste helft van de tweede golf van de coronapandemie (week 39 tot en met 49 van 2020);
  • De tweede helft van de tweede golf van de coronapandemie (week 50 van 2020 tot en met week 10 van 2021);

2.2 Analyse

Verschillen tussen deelgroepen zijn, naast percentages van het aandeel COVID-19-sterfte in de totale sterfte, uitgedrukt in termen van relatieve risico’s. Dit zijn verhoudingscijfers waarbij de referentiegroep op 1 is gesteld. De relatieve risico’s (RR) zijn berekend via een loglineair regressiemodel waarin alle bovengenoemde sociaal-demografische kenmerken zijn opgenomen. Met relatieve risico’s kan bijvoorbeeld per regio naar het aandeel COVID-19-sterfte in de totale sterfte worden gekeken en rekening gehouden worden met de effecten van andere kenmerken, zoals leeftijdsgroep en welvaartsniveau. Hierdoor kan in een relatief vergrijsd gebied met een laag gemiddeld welvaartsniveau het relatief risico toch lager uitvallen dan wanneer geen rekening zou zijn gehouden met deze kenmerken. In de tabellenbijlage zijn de gedetailleerde resultaten van de analyse opgenomen. De kernresultaten staan in de figuren.