De verduurzaming van de landbouw – deel I: productie en verbruik

3. Productie van de landbouw

De afgelopen decennia is de Nederlandse landbouw meer gaan produceren. Gemeten in volume lag de productie in 2021 een vijfde hoger dan in 1995. Het productievolume is de omzet van de landbouw, gecorrigeerd voor prijsveranderingen. In dit cijfer zijn veranderingen in kwaliteit en in het productenpakket (als de samenstelling van goederen verandert) meegenomen.

De productie van plantaardige producten is over de hele periode sterker gestegen dan die van dierlijke producten. Tussen 1995 en 2003 daalde de dierlijke productie met 8 procent. Daarna volgde de dierlijke productie tot 2016 een opwaartse trend; sindsdien ligt deze ongeveer rond hetzelfde niveau.

3.1 Volumeontwikkeling geproduceerde landbouwgoederen
 Totaal producten (1995=100)Totaal plantaardige producten (1995=100)Totaal veeteelt (1995=100)
1995100,0100,0100,0
199699,398,5100,0
1997103,1104,4101,7
1998100,8102,499,2
1999104,8108,2101,3
2000105,8112,398,8
2001101,6108,394,4
2002101,3107,794,3
2003101,7110,991,6
2004106,5115,197,2
2005106,2114,597,1
2006105,8113,597,5
2007108,1115,4100,2
2008110,6118,5101,9
2009112,9121,2103,9
2010113,3121,0104,9
2011112,6120,3104,2
2012112,8119,9105,1
2013114,4120,1108,1
2014115,6124,3106,1
2015117,1122,7110,6
2016119,6122,0117,0
2017120,4125,1115,0
2018117,9121,6113,3
2019120,0123,5115,8
2020119,6121,7117,0
2021*120,9126,0114,7
*voorlopige cijfers

De hogere productie werd tot stand gebracht met minder landbouwgrond. In totaal nam het cultuurgrondoppervlak, de grond die bestemd is voor het voortbrengen van landbouwproducten, tussen 2000 en 2021 met 8 procent af. In 2021 bedroeg het totale cultuurgrondoppervlak 1,8 miljoen hectare. Twee derde van de cultuurgrond werd gebruikt als grasland en voor groenvoedergewassen, doorgaans gebruikt als vers veevoer. De rest werd gebruikt door de akker- en tuinbouw voor de plantaardige productie. Het akker- en tuinbouwareaal daalde tussen 2000 en 2021 met 13 procent, dat van grasland en groenvoedergewassen met 5 procent.

3.2 Grondgebruik door de landbouw
 Akker- en tuinbouw (mln ha)Grasland en groenvoedergewassen (veeteelt) (mln ha)
20000,731,25
20010,721,22
20020,721,24
20030,711,24
20040,711,24
20050,71,24
20060,681,24
20070,671,24
20080,661,27
20090,651,27
20100,641,23
20110,631,22
20120,621,22
20130,631,22
20140,611,23
20150,611,24
20160,611,21
20170,611,21
20180,621,2
20190,631,18
20200,631,18
20210,631,18
 

3.1 Plantaardige producten: akker- en tuinbouw

Van de 631 duizend hectare akker- en tuinbouwgrond in 2021 werd 526 duizend hectare gebruikt voor de akkerbouw, 95 duizend voor de tuinbouw op open grond en 10 duizend voor tuinbouw onder glas. Tussen 2000 en 2021 daalde het Nederlandse akkerbouwareaal met 17 procent. Het areaal van de tuinbouw op open grond steeg in die periode met 17 procent. Het gebruikte oppervlak voor tuinbouw onder glas schommelt al sinds 2000 rond de 10 duizend hectare.

Het grootste deel van het akkerbouwoppervlak wordt gebruikt voor de teelt van granen (33 procent in 2021) en aardappelen (30 procent). Bij tuinbouw op open grond gaat het vooral om bloembollen en –knollen (29 procent van het oppervlak), groenten (28 procent) en fruit (21 procent). Onder glas besloegen groenten 55 procent van het oppervlak, waarvan het grootste deel tomaten (18 procent) en paprika’s (15 procent). Ook worden veel bloemkwekerijgewassen onder glas geteeld, ze besloegen 38 procent van het oppervlak in 2021.

3.1.1 Oppervlakte cultuurgrond akker- en tuinbouw
 Akkerbouw (1 000 ha)Tuinbouw open grond (1 000 ha)Tuinbouw onder glas (1 000 ha)
2000634,4481,0610,52
2001631,4279,6610,52
2002628,9884,0110,54
2003615,9983,7110,54
2004613,5381,9810,49
2005604,0581,3910,54
2006579,8985,3610,38
2007573,2186,5110,37
2008563,4788,4710,17
2009554,0887,8810,32
2010542,0787,0710,31
2011535,0488,5510,25
2012520,886,429,96
2013532,4186,369,82
2014517,2887,19,49
2015505,6790,469,21
2016503,6692,249,28
2017509,1593,529,08
2018515,9594,338,99
2019531,9393,159,69
2020526,8493,1310,08
2021525,7594,8110,55

Planten, bloemen, verse groenten en aardappelen zijn, wat de productiewaarde betreft, de belangrijkste productgroepen in de akker- en tuinbouw. De productie van aardappelen steeg tussen 1995 en 2021 met 84 procent. In 2021 bedroeg de aardappelopbrengst in Nederland 6,7 miljard kg.

De productie van planten en bloemen steeg tussen 1995 en 2000, en volgt sinds 2004 een licht dalende trend. In 2020 lag het productievolume lager dan in 2019 en 2021, omdat tuinders hun productie afschaalden in verband met onzekerheid rond corona (CBS, 2020). De productie van verse groenten steeg tussen 1995 en 2021 met 34 procent. Zo steeg de uien-opbrengst bijvoorbeeld van 0,5 miljard kg in 1995 naar 1,9 miljard kg in 2021. De opbrengst aan tomaten (onder glas) bedroeg in 880 miljoen kg in 2021, bijna anderhalf keer zo veel als in 1995.

3.1.2 Plantaardige productie landbouw, waarde prijsniveau 2015
 Planten en bloemen (mld euro)Verse groenten (mld euro)Aardappelen (incl. pootgoed) (mld euro)Vers fruit (mld euro)Granen (incl. zaaigoed) (mld euro)Voeder- en handelsgewassen en andere plantaardige producten (mld euro)
19956,122,320,760,250,281,47
19966,232,20,720,210,31,44
19976,472,380,760,250,271,58
19986,472,340,680,250,261,53
19996,82,390,780,260,251,64
20006,882,311,090,280,341,58
20016,642,330,990,250,351,45
20026,552,370,990,260,341,39
20036,682,460,970,310,361,45
20046,92,521,030,330,351,55
20056,742,591,080,360,351,5
20066,742,541,040,370,331,48
20076,742,651,10,420,311,43
20086,782,761,160,390,41,49
20096,72,871,210,430,41,65
20106,762,791,210,50,361,56
20116,632,811,240,540,321,56
20126,562,781,240,530,351,58
20136,522,831,250,550,351,55
20146,592,931,320,660,341,61
20156,582,951,320,680,341,45
20166,632,861,310,680,281,49
20176,5531,440,670,281,64
20186,452,911,370,670,271,51
20196,463,011,370,710,311,52
20206,173,051,430,70,271,55
2021*6,583,111,390,690,261,58
*voorlopige cijfers

3.2 Dierlijke producten

De omvang van de veestapel laat in de afgelopen decennia geen eenduidig beeld zien, er is sprake van toe- en afname (zie ook CLO, 2022). Het aantal runderen bewoog mee met de omvang van de melkveestapel. Deze daalde sterk nadat in 1984 de melkquota in de Europese Unie werden ingevoerd. In 1984 waren er nog 5,5 miljoen koeien in Nederland, in 2006 waren dit er 3,7 miljoen. Tussen 2006 en 2014 nam de rundveestapel iets toe, onder meer door een lichte toename van het aantal vleeskoeien. Nadat de melkquota op 1 april 2015 werden afgeschaft, steeg het aantal runderen tot 4,3 miljoen in 2016. Mede als gevolg van deze stijging produceerde de Nederlandse veehouderij in 2015 meer fosfaat dan toegestaan op basis van Europese afspraken. Daarom trad in 2017 het fosfaatreductieplan voor de Nederlandse melkveehouderij in werking. Hierdoor nam de rundveestapel weer af. In 2021 bedroeg het aantal runderen nog 3,8 miljoen.

De varkensstapel piekte in 1997 met 15,2 miljoen dieren. Na een uitbraak van de varkenspest in februari 1997 daalde het aantal varkens in een jaar tijd snel. Daarna daalde het aantal varkens verder tot 11,2 miljoen in 2004, als gevolg van marktontwikkelingen, de Wet herstructurering varkenshouderij en milieu- en dierenwelzijnsmaatregelen. Na 2004 nam de omvang van de varkensstapel weer toe, maar tussen 2018 en 2021 nam deze weer af. In 2021 waren er 11,5 miljoen varkens, 2,9 miljoen minder dan in 1995.

Het aantal kippen steeg tussen 1995 en 2002 en kelderde in 2003 ten gevolge van de vogelgriepepidemie. In 2003 waren er 22 miljoen minder kippen dan in 2002. Na 2003 groeide de pluimveestapel gestaag. Sinds 2014 ligt deze weer rond het niveau van 2002. In 2021 waren er 90 miljoen kippen in Nederland.

Onder de categorie overig worden geiten, schapen, eenden, kalkoenen en paarden en pony’s gerekend. De daling na 1992 heeft vooral te maken met een daling van het aantal schapen. Vanaf 1992 vielen schapen onder de mestwetgeving en daalde de premie voor het laten grazen van dieren. Het aantal geiten is de afgelopen decennia zeer sterk gegroeid. In 2021 waren er 643 duizend geiten, 8,5 keer zoveel als in 1995.

3.2.1 Veeteelt, aantal dieren
 Rundvee (1995=100)Varkens (1995=100)Kippen (1995=100)Overig (1995=100)
1980112,370,492,846
1981111,571,696,937,7
1982112,671,298,435,4
1983116,27492,649,3
1984118,577,494,149,8
1985112,78610154,4
1986110,193,6103,662,6
1987105,299,7108,565,6
1988101,296,8104,674
1989102,595,4100,480,4
1990105,896,7104,3101,1
1991108,891,8105112,5
1992105,798,4111,6114,7
1993103,1103,9107,4107,8
1994101,3101,2102,4101,3
1995100100100100
199697,7100,299,7100,5
199794,8105,5103,8100,8
199888,493,4109,7104,7
199990,494,2116,7106,6
200087,491,1115,8104,5
200186,990,8113,3102,5
200282,880,9114,198,4
200380,777,688,886,6
200480,977,597,591,8
200581,678,6104,3103,5
200680,578,9101,9101,8
200780,881103,2106,8
200883,683,5108,197,3
200985,284,6108,398,1
201085,485,111395,5
201183,586,3107,892
201283,385105,784,4
201385,984,8108,682,2
201487,485114,280,6
201588,887,5118,184,8
201691,386,7116,477,9
20178886,1115,578,9
201884,286,3117,476,6
201981,885,2113,479,5
202082,483112,776,8
2021*82,179,611072,3
*voorlopige cijfers

De productie van melk heeft het hoogste aandeel binnen de dierlijke productie gecorrigeerd voor prijsstijgingen. De melkproductie steeg gestaag tussen 1995 en 2014 en versneld tussen 2014 en 2016. Die piek in 2016 hangt samen met een piek in de omvang van de melkveestapel. De melkproductie per koe steeg ook in de afgelopen decennia. In 1995 was de melkaanvoer aan zuivelfabrieken van Nederlandse melkveehouders 10,8 miljard kg (CBS StatLine, 2022d). Dat komt neer op 6,3 duizend kg per koe. In 2021 was dit 13,6 miljard kg, 8,7 duizend kg per koe. Die toename was mogelijk dankzij een toename van het aantal koeien per bedrijf en per hectare (intensivering), verbeterde huisvesting, nieuwe veevoedingstechnieken en een doelmatiger aanfok.

Na de melkproductie levert de productie van varkens en rundvee het meest op. Die omvat de fok en verkoop van deze dieren, en ook een waardering in euro’s van veranderingen in de veestapel ten opzichte van het jaar daarvoor. De productie van de varkens- en rundveehouderij daalde tussen 1995 en 2000 en schommelde sindsdien rond hetzelfde niveau. De productie van pluimvee en eieren daalde in 2003 door de vogelgriepepidemie. Sindsdien schommelen de eier- en pluimveeproductie, net als het aantal kippen, rond hetzelfde niveau.

3.2.2 Productie veeteelt, waarde prijsniveau 2015
 Rundvee (mld euro)Varkens (mld euro)Pluimvee (mld euro)Rauwe (onbewerkte) melk (mld euro)Eieren (mld euro)Overige dierlijke producten (mld euro)
19951,832,490,773,530,580,2
19961,822,510,813,470,590,21
19971,812,60,873,470,60,19
19981,72,370,943,510,630,19
19991,682,450,943,590,620,25
20001,472,220,963,630,640,32
20011,322,070,913,570,630,32
20021,392,030,863,50,620,44
20031,341,970,533,720,450,43
20041,472,020,753,660,60,49
20051,532,020,733,530,620,57
20061,422,060,793,580,630,56
20071,512,140,83,640,650,53
20081,512,180,833,770,660,47
20091,532,250,823,830,680,48
20101,462,250,83,950,720,51
20111,432,210,773,960,740,52
20121,442,20,833,970,720,55
20131,52,220,844,150,740,54
20141,482,170,84,080,720,57
20151,622,030,864,40,740,56
20161,642,120,874,90,720,57
20171,542,120,854,850,670,59
20181,552,090,844,70,690,62
20191,582,210,874,710,650,7
20201,722,220,814,770,630,7
2021*1,642,180,784,660,650,72
*voorlopige cijfers