Profiel van flexwerkers in Nederland, 2003-2019

4. Baan- en werkzekerheid van flexwerkers

Flexibele werknemers hebben een grotere kans op beëindiging van hun baan dan werknemers met een vast dienstverband (Smits & de Vries, 2019). Werkloosheid en inactiviteit na een dienstverband komen vaker voor bij flexwerkers. Van werkloosheid is sprake als iemand die geen betaald werk (meer) heeft, op zoek is naar werk en op korte termijn kan beginnen. In alle andere gevallen is sprake van inactiviteit. Ook hier zijn er grote verschillen tussen verschillende soorten flexwerkers.

Uitstroom naar werkloosheid en inactiviteit

Oproepkrachten en werknemers met korte tijdelijke contracten hadden het vaakst te maken met baanverlies. Bij beide soorten flexwerkers had ongeveer 15 procent van degenen die in 2018 nog werkten 12 maanden daarna geen betaald werk meer. In verreweg de meeste gevallen ging het om inactiviteit (13 procent), 2,3 procent werd werkloos. Bij werknemers met korte tijdelijke contracten liggen die verhoudingen anders. Van de werkenden in 2018 was 12 maanden later 5,1 procent werkloos en 9,9 procent inactief.

Zzp’ers die producten verkopen werden van alle flexwerkers het minst vaak werkloos of inactief, minder dan 4 procent van deze zzp’ers uit 2018 had in 2019 geen betaald werk meer. Bij zzp’ers die eigen arbeid aanbieden was dat iets vaker, ruim 6 procent. Deze percentages liggen lager dan bij de meeste andere flexwerkers.

Bij een (tijdelijk) gebrek aan opdrachten of werk besteden zzp’ers mogelijk wel nog tijd aan acquisitie. Ze zullen dan minder snel aangeven dat ze geen betaald werk meer hebben dan werknemers die hun baan verliezen. Een gebrek aan werk of opdrachten hoeft er immers niet toe te leiden dat ze stoppen als zelfstandige. Gebrek aan werk kan zich wel uiten in een lager inkomen of minder gewerkte uren.

Van de tijdelijke werknemers met uitzicht op een vast dienstverband had 5,5 procent van 2018 op 2019 geen werk meer. Relatief vaak, zeker in vergelijking met zzp-arbeid, ging het om uitstroom naar werkloosheid. Bij de tijdelijke werknemers met uitzicht op vast was dat 2,0 procent, bij zzp’ers-arbeid 0,7 procent.

4.1 Werkenden in 2018 die een jaar later werkloos of inactief zijn
 Werkloos (%)Inactief (%)
Oproep/-invalkracht2,313,0
Werknemer tijdelijk < 1 jaar5,19,9
Werknemer tijdelijk, geen vaste uren2,811,1
Uitzendkracht3,010,0
Werknemer tijdelijk >= 1 jaar2,18,9
Werknemer vast, geen vaste uren1,59,3
Zzp-eigen arbeid0,75,7
Totaal (alle werkenden)1,24,8
Werknemer tijdelijk, uitzicht op vast2,03,5
Zzp-producten0,43,5

Doorstroom naar een vast dienstverband

Flexwerk kan een opstap zijn naar een vast dienstverband. In de categorie tijdelijke werknemers met uitzicht op een vast contract is dat duidelijk, maar ook in de andere groepen komt dit voor, zij het in mindere mate. Bijna 64 procent van de werknemers die in 2018 aangaven uitzicht te hebben op een vast dienstverband was een jaar later inderdaad in vaste dienst gekomen. Werknemers met een vast contract en wisselende uren, evenals werknemers met een lang tijdelijk contract, stroomden ook relatief vaak door naar een vast dienstverband, respectievelijk 48,8 procent en 43,3 procent. Uitzend- en oproepkrachten stroomden het minst vaak door naar een vast dienstverband (respectievelijk 24,3 procent en 13,8 procent).

Zzp’ers blijven voornamelijk als zelfstandige werkzaam, slechts weinig zzp’ers gaan aan de slag als werknemer. Van de zzp’ers die in 2018 hun eigen arbeid aanboden was ruim 7 procent een jaar later werkzaam als werknemer en van de zzp’ers die producten verkopen 4 procent. Het is dus niet verwonderlijk dat de doorstroom naar een vaste werknemersbaan zeer beperkt was (respectievelijk 3,1 procent en 0,9 procent).

4.2 Flexwerkers in 2018 die een jaar later een vast dienstverband hebben
 Vast dienstverband (%)
Werknemer tijdelijk, uitzicht op vast63,8
Werknemer vast, geen vaste uren48,8
Werknemer tijdelijk >= 1 jaar43,3
Werknemer tijdelijk < 1 jaar33,6
Werknemer tijdelijk, geen vaste uren27,5
Uitzendkracht24,3
Oproep/-invalkracht13,8
Zzp-eigen arbeid3,1
Zzp-producten0,9

Duur verblijf in de flexibele schil

Hierboven bleek al dat flexibele werknemers een grotere kans hebben om uit te stromen naar werkloosheid of inactiviteit dan werknemers met een vaste arbeidsrelatie. Om te bepalen hoelang werknemers in de flexibele schil werkzaam blijven, werd een grote groep gedurende een periode van maximaal vijf jaar gevolgd op de arbeidsmarkt, op basis van gegevens over banen van werknemers uit de Polisadministratie. Het gaat om 686 duizend flexwerknemers2) van wie het dienstverband in 2012 inging. Op dat moment volgden zij geen onderwijs. Gemeten werd op welk moment, binnen vijf jaar na indiensttreding, zij de flexibele schil verlieten en hoelang zij op dat moment werkzaam waren geweest.

Van de werknemers die in 2012 begonnen in een tijdelijk dienstverband bleef 55 procent minimaal een jaar onafgebroken in de flexibele schil, ruim een derde (35 procent) minimaal 2 jaar en bijna een tiende (ruim 9 procent) minimaal 5 jaar. Het gaat hierbij om zowel flexibele werknemers met uitzicht op een vast contract als om flexibele werknemers met een (kort of lang) tijdelijk contract. Oproep- en uitzendkrachten waren in vergelijking met tijdelijke werknemers vaker na een jaar weer uitgestroomd. Van de oproepkrachten bleef ongeveer 10 procent minimaal 5 jaar werkzaam in de flexibele schil, van de uitzendkrachten bijna 8 procent.

4.3 Flexwerknemers die in de flexibele schil blijven na instroom in 2012
Jaren na instroomTijdelijk dienstverband (%)Oproepkracht (%)Uitzendkracht (%)
0100,0100,0100,0
155,445,843,0
235,531,326,6
320,419,817,1
413,814,610,8
59,310,47,6

4.4 Instromers in flexibele schil in 2012 die binnen 5 jaar zijn uitgestroomd, arbeidspositie bij uitstroom
 Vast dienstverband (%)Zelfstandige (%)Geen werk geen uitkering (%)Geen werk met uitkering (%)
Totaal31,87,720,831,3
Tijdelijk dienstverband42,46,915,626,0
Uitzendkracht 18,47,025,341,1
Oproepkracht26,08,327,129,2


Het aandeel van de blijvers in de flexibele schil, degenen die minimaal vijf jaar werkzaam blijven, ontloopt elkaar niet veel voor de verschillende soorten flexwerkers. Bij de vertrekkers, degenen die binnen vijf jaar uitstromen, zijn er wel aanzienlijke verschillen wat betreft arbeids- en inkomenspositie na uitstroom. Van de werknemers met een tijdelijk dienstverband had ruim 42 procent een vast contract. Van de oproepkrachten was dat ruim een kwart en van de uitzendkrachten 18 procent. Ruim 41 procent van de uitzendkrachten had een uitkering.

Uit eerder onderzoek is gebleken dat van de werknemers die na een periode in de flexibele schil zonder werk raakten, ruim 46 procent in de vier jaar daarna geen werk had, hetzij met of zonder een uitkering. Daarnaast keerde 30 procent terug in de flexibele schil. Ruim 15 procent vond na een periode zonder werk toch een vaste baan en ruim 8 procent ging een opleiding volgen. Vrouwen, personen met een westerse migratieachtergrond en personen van 45 tot 55 jaar hadden de grootste kans om na de flexibele schil langdurig werk noch uitkering te hebben (Gardeniers & Gringhuis, 2020). Daarbij moet worden opgemerkt dat dit onderzoek betrekking had op de periode van 2012 tot en met 2017, waarin de arbeidsmarkt grotendeels ruim tot zeer ruim was.

Ontevredenheid over werkzekerheid

Uitzendkrachten zijn het vaakst ontevreden over hun werkzekerheid, in 2019 gaf 35 procent aan hier ontevreden over te zijn (figuur 4.5). Dit blijkt uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van CBS en TNO. Eerder bleek al dat uitzendkrachten vaak uitstromen naar een situatie zonder werk en niet vaak doorstromen naar een vast dienstverband. Dat geldt ook voor oproepkrachten. Desondanks zijn zij minder vaak ontevreden over hun werkzekerheid dan uitzendkrachten. Slechts 18 procent gaf in 2019 aan ontevreden te zijn. Uit eerder onderzoek bleek al dat oproepkrachten relatief vaak aangeven dat ze geen vast dienstverband hebben omdat ze behoefte hebben aan flexibiliteit. Het zijn met name jongeren in kleine deeltijdbanen die behoefte hebben aan flexibiliteit (CBS, 2020).

Opvallend is dat werknemers met lange tijdelijke contracten vaak ontevreden zijn over hun werkzekerheid, terwijl zij vergeleken met veel andere typen flexwerk een relatief grote kans hebben om door te stromen naar een vast dienstverband en een kleinere kans om werkloos of inactief te worden. Bijna 31 procent van de werknemers met een lang tijdelijk dienstverband was in 2019 ontevreden en 24 procent van de werknemers met een kort tijdelijk contract.

Voor zzp’ers is de werkzekerheid afhankelijk van de opdrachten die ze kunnen verwerven. Uit de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA), die CBS en TNO uitvoeren onder zelfstandigen met een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemers 3)), blijkt dat ongeveer 1 op de 5 zzp’ers hier in 2019 ontevreden over was. De zzp’ers die eigen arbeid aanbieden wat vaker dan de zzp’ers die producten verkopen.

4.5 Flexwerkers die ontevreden zijn over hun werkzekerheid1), 2019
Arbeidspositie (%)
Uitzendkracht35,2
Werknemer tijdelijk >= 1 jaar30,9
Werknemer tijdelijk < 1 jaar24,3
Zzp-eigen arbeid 2)21,3
Zzp-producten 2)19,0
Oproep/-invalkracht18,0
Werknemer tijdelijk, uitzicht op vast16,5
Werknemer tijdelijk, geen vaste uren15,3
Werknemer vast, geen vaste uren10,2
Werknemer, vast7,5
Bron: CBS, TNO
1) Voor zzp'ers heeft de werkzekerheid betrekking op het behoud van voldoende opdrachten. 2) Zzp-eigen arbeid en zzp-producten betreft alleen zelfstandig ondernemers zonder personeel.
2) Zzp’ers zijn hier buiten beschouwing gelaten omdat er voor zzp’ers geen maandelijkse informatie over hun arbeidspositie beschikbaar is.
3) Directeur-grootaandeelhouders en personen met resultaat uit overige werkzaamheden, zoals freelancers, maken geen deel uit van de doelpopulatie van de ZEA.