3. Resultaten van het onderzoek
3.1 Meer dubbele eerste schooladviezen
Het eerste schooladvies voor het voortgezet onderwijs dat de achtstegroepers krijgen, wordt gegeven door hun leerkracht en is vooral gebaseerd op de prestaties en het gedrag van de leerling op de basisschool gedurende een langere tijd. Tijdens de gehele basisschoolperiode zijn de prestaties van de leerlingen vastgelegd in een leerlingvolgsysteem. Daarnaast heeft de leerkracht zich een beeld kunnen vormen van bijvoorbeeld de werkhouding en motivatie van een leerling. Ook de thuissituatie is over het algemeen bekend bij de leerkracht van de leerling, maar hiermee wordt bij het advies minder rekening gehouden (Oomens et al, 2019).
Een advies voor het voortgezet onderwijs kan enkelvoudig zijn: vmbo-b, vmbo-k, vmbo-gt, havo, vwo; of dubbel met twee aan elkaar grenzende schooladviezen: vmbo-b/k, vmbo-k/gt, vmbo-gt/havo, havo/vwo. Een advies voor vso of praktijkonderwijs wordt gegeven aan kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. De Onderwijsinspectie juicht de ontwikkeling van enkelvoudige naar dubbele adviezen toe. Met name laatbloeiers en leerlingen bij wie het niet helemaal duidelijk is welk advies ze zouden moeten krijgen, hebben baat bij een breder advies. Deze leerlingen zouden vooral op scholen met brede brugklassen optimaal hun plek weten te vinden. Het aantal dubbele adviezen is voor alle niveaus de afgelopen jaren toegenomen.
Vso/pro/vmbo-b 2) (%) | Vmbo-b/k (%) | Vmbo-k (%) | Vmbo-k/gt (%) | Vmbo-gt (%) | Vmbo-gt/havo (%) | Havo (%) | Havo/vwo (%) | Vwo (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2014/'15 | 8,8 | 2,5 | 11,9 | 1,8 | 22,6 | 5,3 | 21,9 | 5,9 | 19,2 |
2015/'16 | 8,3 | 2,9 | 11,5 | 2,5 | 21,2 | 6,5 | 20,3 | 7,2 | 19,7 |
2016/'17 | 7,5 | 3,5 | 10,1 | 3,6 | 18,8 | 8,5 | 18,4 | 9,4 | 20,4 |
2017/'18 | 7,4 | 3,7 | 9,9 | 3,8 | 18,4 | 8,8 | 18,2 | 9,6 | 20,2 |
2018/'19 | 7,4 | 3,9 | 10,0 | 4,5 | 18,2 | 9,4 | 17,4 | 10,1 | 19,0 |
2019/'20 | 7,6 | 4,1 | 10,1 | 4,9 | 18,2 | 9,7 | 17,1 | 10,2 | 18,1 |
1) Alle leerlingen in groep 8 die een advies kregen, inclusief de leerlingen die later geen eindteots maakten. 2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen. |
Vmbo-gt, havo en vwo meest voorkomende eerste schooladviezen
De enkelvoudige adviezen vmbo-gt (voorheen mavo), havo en vwo zijn sinds 2014/’15 het meest gegeven, maar dit aandeel liep terug van bijna 64 procent in 2014/’15 tot ruim 53 procent in 2019/’20. De dubbele adviezen die daar tussen liggen (vmbo-gt/havo en havo/vwo) werden in de loop der jaren steeds vaker gegeven (een stijging van 11 procent naar 20 procent). In totaal kreeg elk jaar ongeveer driekwart van alle leerlingen minimaal een vmbo-gt-advies. De overige leerlingen kregen een advies voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso), het praktijkonderwijs (pro), de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo (vmbo-b en vmbo-k) of een combinatie daarvan, zoals vmbo-k/gt.
Door de verschuiving van enkelvoudige adviezen naar dubbele adviezen is het lastig om na te gaan of het gemiddelde niveau van de adviezen in de loop der jaren is veranderd. Toch lijken de eerste adviezen, na een lichte stijging tot 2017/’18, de laatste twee jaar gemiddeld wat lager te worden. Het aandeel leerlingen met een vmbo-gt advies of hoger bleef tussen 2014/’15 en 2017/’18 redelijk constant rond de 75 procent. In de jaren daarna liep dit aandeel terug naar 74 procent in 2018/’19 en 73 procent in 2019/’20. Het aandeel leerlingen met het vmbo-gt/havo advies of hoger nam in de eerste jaren iets toe, maar daalt nu ook voor het tweede jaar op rij. Hetzelfde geldt voor het aandeel leerlingen met een advies voor havo, havo/vwo of vwo.
3.2 Eindtoets basisonderwijs
Vaker herziening bij hoger toetsadvies na dubbel eerste advies
In 2018/’19 maakte bijna 98 procent van de achtstegroepers met een eerste schooladvies een eindtoets basisonderwijs. In de jaren daarvoor was dat percentage vergelijkbaar, met uitzondering van het eerste jaar van de nieuwe opzet (2014/’15) toen ongeveer 86 procent van deze leerlingen een eindtoets deden1). In 2019/’20 werd als gevolg van de maatregelen rondom de Covid-19-pandemie geen eindtoets afgenomen.
In 2018/’19 haalde 41 procent van de achtstegroepers die een eindtoets maakten een toetsscore die past bij een hoger schooladvies dan het eerste schooladvies dat zij kregen van de basisschool. Dat is hoger dan de jaren daarvoor. Toen betrof dat ongeveer een derde van de leerlingen. In het schooljaar 2014/’15 was dit met 23 procent zelfs veel lager. Het hogere aandeel in 2018/’19 komt voor een deel doordat in dat jaar het advies op basis van de toets voor het eerst bestond uit de vijf dubbele categorieën pro/vmbo-b, vmbo-b/k, vmbo-k/gt, vmbo-gt/havo en havo/vwo en de enkelvoudige categorie vwo. Een enkelvoudig eerste advies wijkt daardoor per definitie af van het toetsadvies (Onderwijs-in-cijfers: Toelichting OiC Eindtoetsen 2018-2019). In het schooljaar 2018/’19 werden de adviezen van hoger scorenden daarom vooral vaker bijgesteld na een dubbel eerste advies. Daarnaast bleek in 2019 dat ongeveer 11 procent van de leerlingen in het schooljaar 2018/’19 een onjuist en in de meeste gevallen te hoog toetsadvies heeft gekregen als gevolg van het rekenen met verkeerde waarden (OCW, 2019). De groep leerlingen met een eerste advies vso/praktijkonderwijs/vmbo-b wijkt in 2018/’19 het meest af. Dit is een selectief groepje leerlingen. Ongeveer een kwart van de leerlingen die dit advies kregen maakten geen eindtoets, dat zullen met name de leerlingen zijn die een advies voor het vso of het praktijkonderwijs kregen en/of nog niet zo lang in Nederland verblijven en bijvoorbeeld in een internationale schakelklas zaten.
Het aandeel leerlingen dat op basis van een hogere toetsscore in aanmerking komt voor een naar boven bijgesteld advies verschilt per niveau van het eerste advies. Leerlingen met een eerste schooladvies vwo kunnen per definitie nooit een hogere score halen. Leerlingen met een eerste advies voor vmbo-k behaalden (na de combinatie vso/pro/vmbo-b) in 2018/’19 met 70 procent het vaakst een hoger advies op basis van de toets. In de jaren daarvoor bleef dit aandeel onder de 41 procent. In die jaren sprongen de leerlingen met een oorspronkelijk advies voor vmbo-k/gt er uit. Meer dan de helft van deze leerlingen had een hogere toetsscore dan op basis van dit (dubbele) advies kon worden verwacht. Leerlingen met een dubbel advies vmbo-gt/havo en havo/vwo kwamen het minst vaak boven het schooladvies uit met hun toets.
2014/'15 | 2015/'16 | 2016/'17 | 2017/'18 | 2018/'19 | |
---|---|---|---|---|---|
% | % | % | % | % | |
Totaal eerste schooladvies | 23,2 | 34,8 | 33,2 | 33,6 | 41,3 |
Vso/pro/vmbo-b2) | 31,2 | 57,9 | 42,0 | 50,2 | 98,6 |
Vmbo-b/k | 49,5 | 37,8 | 29,4 | 36,8 | 46,1 |
Vmbo-k | 40,7 | 39,2 | 37,7 | 38,6 | 70,1 |
Vmbo-k/gt | 55,3 | 51,7 | 53,6 | 53,5 | 35,0 |
Vmbo-gt | 24,8 | 44,7 | 45,1 | 45,6 | 57,0 |
Vmbo-gt/havo | 46,0 | 42,4 | 42,3 | 45,0 | 25,4 |
Havo | 16,0 | 44,1 | 45,6 | 42,6 | 50,6 |
Havo/vwo | 34,1 | 30,4 | 32,3 | 29,8 | 28,1 |
Vwo 3) | |||||
1) Als aandeel van het totaal aantal leerlingen dat de eindtoets maakte. 2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen. 3) Leerlingen met een eerste advies vwo kunnen per definitie niet hoger scoren op de eindtoets. |
Het aandeel van de leerlingen met een hoger toetsadvies dat ook daadwerkelijk een bijgesteld schooladvies krijgt, is in de meest recente jaren niet toegenomen. Ongeveer 23 procent van de leerlingen met een hogere score op de eindtoets kreeg een bijstelling van het schooladvies. In 2015/’16 en 2014/’15 was het aandeel bijstellingen een stuk lager (respectievelijk 19 procent en 13 procent). Per niveau van het eerste advies zijn er wel verschillen, waarbij het meest recente jaar een aantal uitschieters laat zien. Dat kan het gevolg zijn van de hiervoor genoemde verandering in de categorieën van het toetsadvies en van de gemaakte rekenfout bij het vaststellen van de niveaus van de eindtoets.
2014/'15 | 2015/'16 | 2016/'17 | 2017/'18 | 2018/'19 | |
---|---|---|---|---|---|
% | % | % | % | % | |
Totaal eerste schooladvies | 13,3 | 19,4 | 23,2 | 23,2 | 23,1 |
Vso/pro/vmbo-b2) | 11,6 | 12,7 | 17,0 | 16,9 | 16,0 |
Vmbo-b/k | 8,9 | 23,0 | 29,2 | 26,3 | 34,0 |
Vmbo-k | 15,3 | 28,7 | 32,2 | 30,0 | 22,8 |
Vmbo-k/gt | 10,7 | 26,6 | 31,8 | 30,0 | 43,7 |
Vmbo-gt | 15,3 | 18,8 | 21,9 | 23,1 | 21,1 |
Vmbo-gt/havo | 14,6 | 29,3 | 32,7 | 31,5 | 45,3 |
Havo | 11,6 | 13,8 | 16,0 | 16,3 | 17,5 |
Havo/vwo | 10,3 | 20,4 | 22,1 | 22,9 | 26,6 |
Vwo3) | |||||
1) Als aandeel van het totaal aantal leerlingen dat op basis van de eindtoets een hoger advies haalde dan het eerste schooladvies. 2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen. 3) Leerlingen met een eerste advies vwo kunnen per definitie geen bijstelling krijgen naar een hoger niveau. |
3.3 Advies en eindtoets naar achtergrond van de leerlingen
Meisjes vaker dan jongens bijstelling van advies
Jongens en meisjes verschillen niet heel veel qua niveau van het eerste schooladvies. Meisjes kregen in de afgelopen jaren iets vaker dan jongens een advies voor de niveaus die in het midden liggen, met name vmbo-gt en vmbo-gt/havo. Jongens kregen iets vaker dan meisjes het hoogste advies, vwo, of juist een lager advies: vso, praktijkonderwijs, vmbo-b, vmbo-b/k of vmbo-k. Omdat meisjes daarna vaker dan jongens een hoger toetsadvies haalden en op basis daarvan ook vaker een bijstelling kregen van hun eerste schooladvies, namen de verschillen tussen jongens en meisjes in het definitieve advies nog wat af. Veel is dit overigens niet, per niveau van advies werd het verschil tussen jongens en meisjes met hooguit een- of tweetiende procentpunt teruggebracht.
Jongens (%) | Meisjes (%) | |
---|---|---|
Advies toets hoger dan 1e advies | ||
Totaal 1e schooladvies | 39,9 | 42,6 |
Vso/pro/vmbo-b 2) | 98,3 | 98,9 |
Vmbo-b/k | 44,6 | 47,6 |
Vmbo-k | 68,3 | 71,9 |
Vmbo-k/gt | 33,6 | 36,3 |
Vmbo-gt | 55,2 | 58,8 |
Vmbo-gt/havo | 24,4 | 26,3 |
Havo | 48,6 | 52,5 |
Havo/vwo | 25,5 | 30,7 |
Bijstelling na hoger toetsadvies 3) | ||
Totaal 1e schooladvies | 22,5 | 23,7 |
Vso/pro/vmbo-b 2) | 14,6 | 17,5 |
Vmbo-b/k | 32,9 | 34,9 |
Vmbo-k | 22,6 | 22,9 |
Vmbo-k/gt | 41,0 | 46,1 |
Vmbo-gt | 20,9 | 21,3 |
Vmbo-gt/havo | 45,0 | 45,5 |
Havo | 16,8 | 18,2 |
Havo/vwo | 28,4 | 25,1 |
1) Voor leerlingen met een eerste schooladvies vwo is dit niet van toepassing. 2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen. 3) Aandeel leerlingen dat een bijstelling van het advies kreeg van alle leerlingen die op de toets een hoger advies kregen dan het eerste schooladvies. |
In het schooljaar 2018/’19 bijvoorbeeld haalde 39,9 procent van de jongens een hoger advies op de eindtoets dan hun eerste schooladvies, van de meisjes was dat 42,6 procent. Per niveau van het eerste advies was het aandeel meisjes dat op de eindtoets hoger scoorde telkens groter dan het aandeel jongens dat hoger scoorde. Van de jongens die in 2018/’19 op de eindtoets hoger scoorden dan verwacht kon worden op basis van het eerste schooladvies kreeg 22,5 procent een naar boven bijgesteld advies, van de meisjes was dat 23,7 procent. De adviezen van meisjes werden met uitzondering van het havo/vwo-advies vaker bijgesteld dan van jongens.
Minder grote verschillen in adviezen naar achtergrond en inkomen
Het eerste schooladvies in groep 8 verschilt tussen groepen leerlingen. De verschillen tussen leerlingen met en zonder een migratieachtergrond zijn groter dan tussen jongens en meisjes en naar hoogte van het inkomen van het huishouden waartoe de leerling behoort. Deze verschillen naar migratieachtergrond zijn in de afgelopen jaren wel kleiner geworden. Een eerste advies voor havo, havo/vwo of vwo bijvoorbeeld werd in 2014/’15 aan 49,4 procent van de leerlingen zonder migratieachtergrond gegeven en aan 39,8 procent van de leerlingen met migratieachtergrond, een verschil van bijna 11 procentpunt. In 2019/’20 bedroegen de percentages respectievelijk 47,5 en 39,3. Leerlingen met een migratieachtergrond kregen vaker dan leerlingen zonder migratieachtergrond een advies voor vmbo-k/gt of lager. De adviezen in het midden (vmbo-gt en vmbo-gt/havo) werden aan beide groepen ongeveer even vaak gegeven.
Voor een deel hangen de adviesverschillen naar migratieachtergrond samen met een verschil in sociaaleconomische status. Binnen elk inkomenskwintiel zijn de verschillen tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond veel kleiner dan voor de totale groep. Met uitzondering van de hoogste inkomensgroep gaan die verschillen allemaal dezelfde kant op, dat wil zeggen dat leerlingen met een migratieachtergrond gemiddeld een lager advies krijgen dan leerlingen zonder migratieachtergrond. Deze verschillen nemen binnen elk van deze inkomensgroepen in de loop der jaren af.
De adviezen van de groep leerlingen uit de hoogste inkomensgroep (hoogste 20 procent) laten naar migratieachtergrond een ander beeld zien. Leerlingen met een migratieachtergrond krijgen in de hoogste inkomensgroep gemiddeld juist vaker een hoger advies dan leerlingen zonder migratieachtergrond.
Zonder migratieachtergrond (%) | Met migratieachtergrond (%) | |
---|---|---|
Advies toets hoger dan 1e advies | ||
Totaal inkomen | 40,5 | 43,6 |
1e 20%-groep | 50,5 | 50,3 |
2e 20%-groep | 47,8 | 47,5 |
3e 20%-groep | 44,7 | 44,3 |
4e 20%-groep | 38,6 | 36,5 |
5e 20%-groep | 29,6 | 25,9 |
Bijstelling na hoger advies 2) | ||
Totaal inkomen | 20,0 | 32,0 |
1e 20%-groep | 18,9 | 32,1 |
2e 20%-groep | 18,4 | 31,5 |
3e 20%-groep | 19,3 | 31,8 |
4e 20%-groep | 20,5 | 33,3 |
5e 20%-groep | 22,5 | 32,3 |
1) Voor leerlingen met een eerste schooladvies vwo is dit niet van toepassing. 2) Aandeel leerlingen dat een bijstelling van het advies kreeg van alle leerlingen die op de toets een hoger advies kregen dan het eerste schooladvies. |
Na het eerste schooladvies volgt de eindtoets. In het schooljaar 2018/’19 haalden leerlingen met een migratieachtergrond binnen elke inkomensgroep iets minder vaak een hoger toetsadvies dan hun eerste schooladvies dan leerlingen zonder migratieachtergrond. Dit verschil was voor de drie laagste inkomenskwintielen heel klein. Gemiddeld over alle inkomensgroepen haalden leerlingen met een migratieachtergrond juist vaker een hoger toetsadvies. Dit lijkt vreemd, maar komt doordat leerlingen met een migratieachtergrond vaker uit een huishouden komen met een lager inkomen, terwijl de kans op een hoger toetsadvies toeneemt met elk lager inkomenskwintiel. Dit heeft te maken met de gemiddeld lagere eerste adviezen in de lagere inkomenskwintielen. Hoe hoger het huishoudeninkomen, hoe vaker een hoger eerste advies is gegeven.
Het aandeel bijstellingen van het eerste advies nadat een hoger toetsadvies werd behaald is binnen alle inkomensgroepen duidelijk hoger voor de leerlingen met een migratieachtergrond. Gemiddeld kreeg 32 procent van de leerlingen met een migratieachtergrond die op de eindtoets hoger scoorden een bijstelling, tegen 20 procent van de leerlingen zonder migratieachtergrond, een verschil van 12 procentpunt.
Doordat leerlingen met migratieachtergrond vaker dan leerlingen zonder migratieachtergrond een bijstelling van hun advies krijgen nadat ze op basis van de eindtoets een hoger advies haalden, komen de definitieve schooladviezen van beide groepen dichter bij elkaar te liggen. In figuur 3.3.3 is dit in beeld gebracht voor een advies voor vmbo-gt of hoger. In de hoogste inkomensgroep is er, ook al bij het eerste advies, nauwelijks verschil tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond in het aandeel leerlingen met een advies voor vmbo-gt of hoger. Van beide groepen leerlingen krijgt 89 procent dit als eerste en 90 procent dit als definitief advies.
Zonder migratieachtergrond, eerste advies (%) | Zonder migratieachtergrond, definitief advies (%) | Met migratieachtergrond, eerste advies (%) | Met migratieachtergrond, definitief advies (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal inkomen huishouden | 76,6 | 78,2 | 67,1 | 70,1 |
1e 20%-groep | 59,9 | 62,3 | 56,5 | 60,1 |
2e 20%-groep | 66,2 | 68,1 | 63,2 | 66,6 |
3e 20%-groep | 72,6 | 74,6 | 70,1 | 72,9 |
4e 20%-groep | 81,1 | 82,6 | 78,8 | 81,5 |
5e 20%-groep | 89,5 | 90,4 | 89,0 | 90,2 |
Een vwo-advies wordt, ongeacht de hoogte van het huishoudinkomen, vaker gegeven aan leerlingen zonder migratieachtergrond dan aan leerlingen met een migratieachtergrond. Maar als het inkomen wel in beschouwing wordt genomen, dan is het beeld heel anders. Voor beide groepen geldt dat een vwo-advies vaker wordt gegeven aan leerlingen uit een huishouden met een hoger inkomen. Voor de twee laagste inkomensgroepen geldt dat leerlingen zonder migratieachtergrond iets vaker dit advies krijgen dan leerlingen met een migratieachtergrond. Dit verschil keert vanaf het derde inkomenskwintiel om en loopt verder op tot het hoogste kwintiel. Binnen dit vijfde inkomenskwintiel kreeg in 2018/’19 34 procent van de leerlingen zonder migratieachtergrond een definitief advies voor vwo tegen 39 procent van de leerlingen met een migratieachtergrond. En binnen elk inkomenskwintiel was het verschil tussen het eerste en het definitieve advies groter voor de leerlingen met een migratieachtergrond dan voor de leerlingen zonder migratieachtergrond.
Zonder migratieachtergrond, eerste advies (%) | Zonder migratieachtergrond, definitief advies (%) | Met migratieachtergrond, eerste advies (%) | Met migratieachtergrond, definitief advies (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal inkomen huishouden | 20,1 | 21,3 | 15,8 | 17,3 |
1e 20%-groep | 10,3 | 11,0 | 8,9 | 10,2 |
2e 20%-groep | 12,3 | 13,1 | 11,3 | 12,7 |
3e 20%-groep | 15,6 | 16,6 | 15,7 | 17,3 |
4e 20%-groep | 21,4 | 22,7 | 21,9 | 23,5 |
5e 20%-groep | 32,6 | 34,2 | 36,9 | 38,8 |
3.4 Covid-19 en schooladvies
In het schooljaar 2019/’20 was het eerste schooladvies meteen het definitieve advies, doordat de eindtoets in dat schooljaar niet werd afgenomen en kinderen dus niet in aanmerking kwamen voor het naar boven bijstellen van het eerste advies. Daardoor waren de definitieve adviezen gemiddeld genomen lager dan in voorgaande jaren. De hoogte van het definitieve advies was in 2018/’19 gemiddeld al iets lager dan in 2017/’18. Maar in 2019/’20 daalde het niveau nog iets verder, zeer waarschijnlijk als gevolg van het niet doorgaan van de toets. Het aandeel leerlingen met een advies voor vmbo-gt en lager nam toe en het aandeel leerlingen met een advies voor vmbo-gt/havo en hoger nam af.
Vso/pro/vmbo-b 2) (%) | Vmbo-b/k (%) | Vmbo-k (%) | Vmbo-k/gt (%) | Vmbo-gt (%) | Vmbo-gt/havo (%) | Havo (%) | Havo/vwo (%) | Vwo (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2017/'18 | 6,9 | 3,5 | 9,2 | 3,6 | 17,8 | 8,8 | 18,7 | 10,1 | 21,3 |
2018/'19 | 6,5 | 3,7 | 9,2 | 4,5 | 17,7 | 9,8 | 17,6 | 10,8 | 20,3 |
2019/'20 3) | 7,6 | 4,1 | 10,1 | 4,9 | 18,2 | 9,7 | 17,1 | 10,2 | 18,1 |
1) Alle leerlingen in groep 8 die een advies kregen, inclusief de leerlingen die later geen eindtoets maakten. 2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen. 3) In 2019/'20 was het eerste advies ook het definitieve advies, omdat de eindtoets niet werd afgenomen. |
De daling van het niveau van het advies in 2019/’20 ten opzichte van het definitieve advies een jaar eerder (2018/’19) verschilt naar geslacht, inkomen en migratieachtergrond. De daling is zoals verwacht bij meisjes sterker dan bij jongens. Hun schooladvies wordt immers vaker bijgesteld na de toets dan dat van jongens (zie ook van Eck en Meesters, 2020). Het gebeurt met name in de laagste inkomensgroepen en bij leerlingen met een migratieachtergrond.
Zonder migratieachtergrond (%) | Met migratieachtergrond (%) | ||
---|---|---|---|
Totaal inkomen huishouden | 2019/'20 1) | 57,2 | 49,0 |
Totaal inkomen huishouden | 2018/'19 | 60,5 | 52,4 |
1e 20% groep | 2019/'20 1) | 37,8 | 37,3 |
1e 20% groep | 2018/'19 | 42,6 | 41,2 |
2e 20% groep | 2019/'20 1) | 45,0 | 43,1 |
2e 20% groep | 2018/'19 | 48,2 | 46,6 |
3e 20% groep | 2019/'20 1) | 51,7 | 50,3 |
3e 20% groep | 2018/'19 | 54,6 | 54,3 |
4e 20% groep | 2019/'20 1) | 61,9 | 61,5 |
4e 20% groep | 2018/'19 | 64,7 | 65,6 |
5e 20% groep | 2019/'20 1) | 73,9 | 76,4 |
5e 20% groep | 2018/'19 | 77,6 | 79,2 |
1) In 2019/'20 was het eerste advies ook het definitieve advies, omdat de eindtoets niet werd afgenomen. |
Het aandeel leerlingen met een (definitief) advies voor vmbo-gt/havo of hoger nam af van 58,5 procent in 2018/’19 tot 55,2 procent in 2019/’20. Onder jongens bedroeg de afname 4,4 procent, onder meisjes 6,9 procent. Naar inkomen van het huishouden was de afname het laagst voor de hogere inkomens. Over alle inkomensgroepen heen kregen leerlingen met een migratieachtergrond in 2019/’20 relatief minder vaak dan leerlingen zonder migratieachtergrond een advies voor vmbo-gt/havo of hoger. Dat geldt ook voor de drie groepen met middeninkomens, maar niet voor de leerlingen uit de laagste en uit de hoogste inkomensgroep. Binnen die groepen was de afname onder leerlingen zonder migratieachtergrond juist groter.
Het aandeel leerlingen met een (definitief) advies voor havo of hoger nam af van 48,6 procent in 2018/’19 tot 45,4 procent in 2019/’20. Onder jongens bedroeg de afname 5,5 procent, onder meisjes 7,8 procent. Naar inkomen van het huishouden was de afname het laagst voor de hogere inkomens (5,8 procent voor het vijfde kwintiel en 5,2 procent voor het vierde kwintiel) en dit liep op tot 10,7 procent binnen de groep met de laagste inkomens (eerste kwintiel).
Zonder migratieachtergrond (%) | Met migratieachtergrond (%) | ||
---|---|---|---|
Totaal inkomen huishouden | 2019/'20 1) | 47,5 | 39,3 |
Totaal inkomen huishouden | 2018/'19 | 50,8 | 42,2 |
1e 20% groep | 2019/'20 1) | 29,2 | 27,9 |
1e 20% groep | 2018/'19 | 33,2 | 30,9 |
2e 20% groep | 2019/'20 1) | 35,4 | 33,3 |
2e 20% groep | 2018/'19 | 38,3 | 36,1 |
3e 20% groep | 2019/'20 1) | 41,4 | 39,9 |
3e 20% groep | 2018/'19 | 44,7 | 43,3 |
4e 20% groep | 2019/'20 1) | 51,6 | 51,3 |
4e 20% groep | 2018/'19 | 54,3 | 55,2 |
5e 20% groep | 2019/'20 1) | 64,8 | 67,7 |
5e 20% groep | 2018/'19 | 68,9 | 71,3 |
1) In 2019/'20 was het eerste advies ook het definitieve advies, omdat de eindtoets niet werd afgenomen. |
2) De CESAN-Eindtoets is in 2017/’18 weer teruggetrokken.