Neveninkomens naar sociaaleconomische categorie

1. Inleiding

Van de 13,5 miljoen mensen van 15 jaar of ouder met een eigen inkomen in 2018 had ruim driekwart alleen een hoofdinkomen, 23 procent had daarnaast een neveninkomen. Het zijn vooral scholieren en studenten die bijverdienen. Van de scholieren en studenten met een eigen inkomen hadden ruim 9 op de 10 bijverdiensten. Daarmee zijn ze goed voor 40 procent van alle personen met een neveninkomen.Pensioenontvangers en werknemers hebben het minst vaak een tweede inkomen:respectievelijk 11 en 14 procent. Bij ruim de helft van de personen met neveninkomen ging het om loon als werknemer, bij bijna een kwart betrof het een uitkering.
Een groot deel van de mensen met inkomen ontvangt dit uit meerdere bronnen tegelijk; in 2018 waren er 3,1 miljoen personen met een neveninkomen. Wie zijn deze mensen met neveninkomen, waar leven ze vooral van, en hoeveel dragen deze bijverdiensten bij aan hun totale inkomen? Het CBS beschikt niet over reguliere statistieken van neveninkomens.Wel wordt incidenteel gerapporteerd over de bijverdiensten van specifieke groepen zoals scholieren en studenten (CBS, 1999; 2010) en zelfstandigen (Bierings en Kösters, 2018; CBS,2016; Kösters en Van den Brakel, 2016). Ook in ander onderzoek worden doorgaans bepaalde vormen van neveninkomens uitgelicht; de focus ligt met name op personen met stapelbanen, ook wel multi-jobbers (Neefs en Vansteenkiste, 2018) of moonlighters (Pouliakas, 2018; Webster, Edwards en Smith, 2018) genoemd. Ook gaat er aandacht uit naar oudere werknemers (Bouwhuis et al., 2018), naar ouderen die hun pensioen aanvullen met overbruggingsinkomen (Dingemans, Henkens en Van Solinge, 2016; Beehr en Bennett, 2014) en naar zelfstandigen (Schulz, 2016). Hieruit komt een beeld naar voren van een zeer gemêleerde groep.

Het combineren van meerdere inkomens kan duiden op economische noodzaak, maar er kunnen ook andere redenen zijn om een bijbaan of een onderneming te hebben naast de hoofdbaan of een (pensioen)uitkering. Denk aan plezier in het werk, aangename contacten met collega’s of klanten, bijverdiensten voor vakantie of hobby’s, enzovoorts. Zo werden erbij onderzoeken gebaseerd op het Britse huishoudenspanel aanwijzingen gevonden dat personen met meerdere banen een wens hebben naar meer afwisseling in het werk(Wu, Baimbridge en Zhu, 2011), nieuwe vaardigheden willen ontwikkelen(Panos, Konstantinos en Zangelidis, 2014), of misschien zichzelf zo willen verzekeren tegen volledige werkloosheid (Bell, Hart en Wright, 1997).

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de diverse combinaties van hoofd- en neveninkomens en de bedragen die hiermee zijn gemoeid voor Nederland. Daarbij wordende neveninkomens uitgelicht per sociaaleconomische categorie: scholieren en studenten,werknemers, zelfstandigen, uitkeringsontvangers en pensioenontvangers. Er wordt afgesloten met enkele gedachten over mogelijke methodologische verbeteringen.

Tenzij anders vermeld hebben alle hier gepresenteerde gegevens betrekking op voorlopige cijfers voor 2018. De onderzoekspopulatie omvat allen met een geregistreerd persoonlijk inkomen die woonachtig zijn in een particulier huishouden in Nederland op 1 januari.Wanneer wordt gesproken over inkomen, dan gaat het steeds over het persoonlijk brutojaarinkomen (zie kader Bruto-inkomen).