PBL/CBS Regionale prognose 2016-2040: Monitoring

1. Inleiding

In september 2019 hebben het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de PBL/CBS Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2019–2050 gepubliceerd (Te Riele, Huisman, Stoeldraijer, De Jong, Van Duin en Husby,2019). Deze prognose geeft de verwachte bevolkingsontwikkeling naar leeftijd en geslacht per gemeente, COROP-gebied en provincie. Daarnaast laat het ook de ontwikkeling van het aantal huishoudens naar type zien. De nieuwe prognose is een actualisering van de regionale prognose die het PBL en het CBS in 2016 uitbrachten (Kooiman, De Jong,Huisman, Van Duin en Stoeldraijer, 2016).

Bij het opstellen van de regionale prognose is het nuttig om na te gaan hoe goed de toekomst is geprognosticeerd door de vorige edities. In een eerder artikel (De Jong, Stoeldraijer en Traa, 2017) zijn alle (vijf) eerdere edities van de regionale prognose gemonitord en geëvalueerd. In het huidige artikel wordt de editie die in september 2016 is verschenen, gemonitord. Daarbij worden de waargenomen en de geprognosticeerde aantallen voor de bevolking, de componenten van bevolkingsgroei, de huishoudens en de woningvoorraad met elkaar vergeleken. Aangezien de regionale prognose consistent is met de nationale CBS Bevolkingsprognose en nationale CBS Huishoudensprognose zijn deze ook meegenomen bij de monitoring. Het regionale niveau van de monitoring betreft de gemeenten. Hiervoor is gekozen omdat de veronderstellingen van de regionale prognose ook op gemeenteniveau zijn opgesteld.

In paragraaf 2 wordt de monitoring van de nationale bevolkingsprognose en huishoudensprognose van het CBS besproken. Het betreft hier de bevolkingsaantallen, componenten van de bevolkingsgroei (levend geboren kinderen, overledenen, immigranten en emigranten) en het aantal huishoudens. Tevens wordt voor de ontwikkeling van de verhuizingen en van de woningvoorraad de waargenomen aantallen op nationaal niveau vergeleken met geprognosticeerde aantallen volgens de regionale prognose van het PBL en het CBS. In paragraaf 3 wordt de waargenomen bevolking per gemeente afgezet tegen de geprognosticeerde bevolking volgens de regionale prognose. Paragraaf 4 vergelijkt de waargenomen componenten van de bevolkingsgroei (levend geboren kinderen,overledenen, immigranten, emigranten, vestigers en vertrekkers) per gemeente met de geprognosticeerde aantallen. Paragraaf 5 gaat in op de monitoring van het aantal huishoudens per gemeente, terwijl in paragraaf 6 de verschillen tussen de waargenomen ontwikkeling van de woningvoorraad per gemeente met de geprognosticeerde ontwikkeling aan de orde komen. Tot slot worden in paragraaf 7 de conclusies gepresenteerd en komen de implicaties hiervan voor de regionale prognose van 2019 aanbod.