Technische Toelichting
Theorie
Het systeem van nationale rekeningen geeft een cijfermatige beschrijving van het economische proces binnen een land en de economische relaties met het buitenland. De classificaties en definities die gebruikt worden in de nationale rekeningen volgend de richtlijnen zoals die zijn vastgelegd in het System of National Accounts (SNA 2008) en het European System of Accounts (ESA 2010). Door het volgen van deze internationale richtlijnen zijn de cijfers vergelijkbaar tussen landen. Bekende macro-economische kengetallen uit de nationale rekeningen zijn het bruto binnenlands product (bbp), de consumptieve bestedingen, het aantal werkzame personen en het aantal gewerkte arbeidsjaren (arbeidsvolume).
Aan het systeem van nationale rekeningen kunnen satellietrekeningen toegevoegd worden. Deze bieden de mogelijkheid het systeem van nationale rekeningen uit te breiden vanuit een specifieke (sociaal-)economische invalshoek. In de satellietrekeningen kunnen daartoe alternatieve of complementaire concepten en classificaties gebruikt worden. Op dit moment publiceert het CBS op reguliere basis vier satellietrekeningen, namelijk de Milieurekening (NAMEA), de groeirekeningen, de regionale rekeningen en de Satellietrekening toerisme (SRT). Daarnaast heeft het CBS een aantal keer op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een satellietrekening cultuur en media samengesteld. Omdat deze satellietrekeningen gedestilleerd zijn uit de nationale rekeningen, zijn de uitkomsten vergelijkbaar met die van de gehele economie; de bijdrage van het beschreven fenomeen aan de belangrijkste macro-economische grootheden kan dus goed beschreven worden.
Voor het samenstellen van de satellietrekening sport zijn nog geen internationale handboeken voorhanden. In het kader van de eerste oplevering van de satellietrekening sport over het verslagjaar 2006 (CBS/HAN 2012b) heeft het CBS met medewerking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) een methodologisch handboek opgesteld (CBS/HAN 2012a). Dit methodologisch handboek volgt zoveel mogelijk de (summiere) richtlijnen die de Europese werkgroep voor sport en economie (EU working group Sport and Economics) heeft opgesteld. Een tweede belangrijke leidraad voor de satellietrekening sport is het internationale handboek voor de SRT: Tourism Satellite Account: Recommended Methodological Framework (TSA:RMF).
De Vilniusdefinitie van sport
De Europese werkgroep voor sport en economie heeft een definitie opgesteld die beter bekend staat als de Vilniusdefinitie van sport. Deze definitie van de sporteconomie wordt nationaal en internationaal gehanteerd als uitgangspunt voor de afbakening en het samenstellen van een satellietrekening sport. De Vilniusdefinitie van sport is in de periode 2023-2024 door de ‘Taskforce on harmonised sport statistics in the EU’ vernieuwd: Vilnius 3.0.37) Er is opnieuw vastgesteld welke goederen en diensten volgens de CPA classificatie behoren tot sport of daar aan gerelateerd zijn. Daarnaast vond er een wijziging plaats binnen de afbakening van de sporteconomie, om beter aan te sluiten bij andere satellietrekeningen en de internationale standaarden hiervoor, zoals beschreven in het ESA Handbook 2010.38) De vorige versie van de Vilniusdefinitie (versie 2.0) maakte een onderscheid tussen een kerndefinitie, een smalle en een brede definitie van de sporteconomie.39) Binnen de nieuwe Vilnius 3.0 definitie wordt in plaats daarvan een nieuw onderscheid gemaakt: tussen goederen en diensten die characteristic zijn en goederen en diensten die connected zijn. Characteristic goods zijn goederen en diensten die niet zouden bestaan als er geen sport was. Voorbeelden hiervan zijn activiteiten die vallen onder sportgerelateerd onderwijs of betaalde sportlessen. De overige goederen en diensten die zijn gekenmerkt in de Vilnius-definitie en niet onder characteristic vallen, zijn de connected goods. Dit zijn goederen of diensten die ook zouden bestaan zonder sport maar wel relevant zijn voor de sporteconomie. Denk bijvoorbeeld sportbijlagen in kranten, sportuitzendingen en horeca-uitgaven van sporters en bezoekers van sportevenementen.
De aan sport gerelateerde finale bestedingen staan centraal in de satellietrekening sport. Sportgerelateerde finale bestedingen zijn uitgaven van huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk en overheden aan sportgoederen en -diensten. Ook investeringen, voorraadvorming en uitvoer ten behoeve van finale consumptie vallen onder de finale bestedingen. Kapitaalgoederen die voor meer zaken dan sport alleen gebruikt kunnen worden, worden niet meegenomen in de satellietrekening sport. Zo worden het tv-toestel waarop naar de sportuitzending gekeken wordt, of de auto waarin men naar het sportveld gaat, niet gerekend tot de sporteconomie. Bij wijze van uitzondering worden investeringen in de sportinfrastructuur, dus speciaal aangelegd voor sportdoeleinden, daarentegen wel meegenomen. Sportproducten kunnen ook uitgevoerd worden om vervolgens in het buitenland geconsumeerd te worden. Om de aan sport gerelateerde finale bestedingen alsook het totale aanbod van sportgoederen en -diensten correct te kunnen bepalen, worden de aan sport gerelateerde in- en uitvoer ook in kaart gebracht in de satellietrekening.
De meeste goederen en diensten die vallen onder de Vilniusdefinitie bevatten slechts ten dele sportgoederen en -diensten. Zo bevat de productgroep ‘schoenen’ niet uitsluitend sportschoenen. Daarom moet voor deze productgroep – en zo ook voor de meeste andere productgroepen – bepaald worden wat het deel is dat aan sport gerelateerd is. Andere voorbeelden zijn T-shirts die gebruikt worden om in te sporten (ook al zijn ze niet specifiek voor dit doel gemaakt) of het treinvervoer waarvan gebruik gemaakt wordt om naar een sportevenement te gaan, maar meestal voor niet-sportrelevante doeleinden gebruikt wordt. Dit soort producten moeten slechts gedeeltelijk opgenomen worden, namelijk in zoverre ze gebruikt worden in een sportrelevante context. Voor producten als voetbalschoenen of de voetbaltoto daarentegen doet het er niet toe of ze ook gebruikt worden of niet. Deze tellen volledig mee in de sporteconomie.
In Vilnius 3.0 is opnieuw vastgesteld welke goederen en diensten volgens de CPA classificatie behoren tot sport of daar aan gerelateerd zijn. Per saldo is de lijst uitgebreider geworden, er zijn meer goederen en producten bijgekomen dan eruit gegaan. Belangrijkste verschillen met Vilnius 2.0 voor de Nederlandse sporteconomie zijn dat onder andere farmaceutische producten en een deel van de landbouwproducten (levende diersoorten) niet meer meetellen. Producten en diensten die er bij zijn gekomen, zijn bijvoorbeeld bosbouwproducten (onderhoud wandelpaden), chemische producten (zeepproducten), elektrotechnische apparaten (o.a. horloges en smartwatches), machines (w.o. turbines), vervoer (veerdiensten en vliegverkeer), IT- en informatiediensten (o.a. sportapps), architect- en ingenieursdiensten, R&D en administratieve en ondersteunende diensten (w.o. schoonmaak en verhuur/lease). Daarnaast hebben er binnen groepen producten en diensten die zowel in Vilnius 2.0 als in Vilnius 3.0 zijn opgenomen ook wijzigingen plaatsgevonden. In de Tabellenbijlage van deze publicatie staat een gedetailleerd overzicht van Vilnius 3.0.40)
Gevolgen voor de tijdreeks sporteconomie
Gevolg van deze per saldo uitbreiding van producten en diensten in de nieuwe definitie is dat het niveau van de totale sporteconomie hoger is dan met de oude definitie. Bij het toepassen van Vilnius 3.0 voor het samenstellen van de sporteconomie van 2022 zijn de veranderingen in de definitie zoveel mogelijk en waar toepasbaar, teruggelegd in de al bestaande tijdreeks. Tegelijkertijd zijn de nationale rekeningen gereviseerd. Deze revisie heeft net als de nieuwe Vilnius definitie ook een effect op het niveau van de sporteconomie. Ook dit is meegenomen in de tijdreeks. Daarnaast zijn alle goederengroepen opnieuw beoordeeld en was het soms nodig om te veranderen van bron. De uitkomsten in de tabellenset beschrijven hiermee de herziene cijfers n.a.v. de nieuwe Vilnius 3.0 definitie, de revisie van nationale rekeningen 2021 en andere gewijzigde berekeningen. Deze herziene cijfers wijken hiermee af van eerder gepubliceerde cijfers.
Verbeterpunten bij de Nederlandse uitkomsten
Er zijn producten en diensten die meetellen in de sporteconomie waarbij CBS beschikking heeft over goede en gedetailleerde bronnen om berekeningen te maken. Vanuit bijvoorbeeld de CBS-sportstatistieken, gegevens van de overheid of internationale handel. Er zijn ook producten en diensten waarvoor er geen goede gedetailleerde bronnen beschikbaar zijn. Dat geldt voor bijvoorbeeld het gebruik van zeepproducten, sportsupplementen en sportapps. In die gevallen wordt de best mogelijke schatting gemaakt op basis van wat er wel bekend is. Dat betekent dat de gepresenteerde cijfers ramingen zijn die een mate van onzekerheid omvatten.
Toepassing van de Vilniusdefinitie
De Vilniusdefinitie geeft geen sluitende definities van de begrippen ‘sport’ of ‘sporter’ en daarmee ook niet van de sport. Daarmee wordt er ruimte gelaten aan landen om een eigen invulling van deze begrippen te hanteren. Voor het samenstellen van de Nederlandse satellietrekening sport worden de volgende vuistregels gehanteerd:
- Wanneer het onduidelijk is of een bepaalde activiteit gerekend moet worden tot sport wordt de familiegelijkenis toets gebruikt. De toets is een hulpmiddel dat helpt te beslissen hoe ‘ver’ een activiteit verwijderd staat van de ‘kern’ van Olympische sporten, en daarmee of een activiteit gezien moet worden als sport of niet. Fysieke inspanning, competitie en spel vormen de drie criteria waarvan tenminste aan twee voldaan moet zijn om te kunnen spreken van een sportieve activiteit. Een voorbeeld kan dit verhelderen: men kan zich bijvoorbeeld afvragen of recreatief badmintonnen op de camping nog iets met sport te maken heeft. Volgens de familiegelijkenis toets is dit het geval. Bij het badmintonnen op een camping ontbreekt misschien het competitieve element, maar het spelelement en het element van fysieke inspanning zijn duidelijk herkenbaar.41) Merk op dat dit ertoe leidt dat veel recreatieve activiteiten op deze manier aangemerkt kunnen worden als een sportieve activiteit.
- Denksporten zoals schaken, dammen en bridge worden meegenomen in de satellietrekening sport. Ondanks dat het fysieke element bijna geheel ontbreekt bij dit soort denksporten, is er een duidelijk competitief element aanwijsbaar (er is een schaakfederatie en er zijn internationaal georganiseerde wedstrijden) en bezit het schaken een duidelijk spelelement.
- Recreatieve activiteiten worden vaak aangemerkt als sportactiviteit binnen de satellietrekening sport. Te denken valt aan wandelen, recreatief fietsen en recreatief zwemmen. Deze activiteiten voldoen aan de criteria van fysieke inspanning en spel volgens de familiegelijkenis toets. Merk op dat volgens de familiegelijkenis toets veel recreatieve activiteiten sport-gerelateerd genoemd kunnen worden.
- Opkomende sporten die zich in de toekomst mogelijk gaan ontwikkelen tot volwaardige (Olympische) sport worden in principe gerekend tot de sportactiviteiten. Denk bijvoorbeeld aan downhill ice skating. Op deze manier is de satellietrekening sport toekomstbestendig.
- Producten die hun oorsprong vinden in de sport, maar tot een modeartikel zijn geworden, worden niet tot de satellietrekening sport gerekend. Het gaat hier om producten die hun relatie tot sport (vrijwel) geheel hebben verloren, zoals sneakers.
Methodebeschrijving macro-economische indicatoren
De satellietrekening sport levert een aantal macro-economische indicatoren voor de sporteconomie in Nederland op. Deze zijn opgenomen in tabel 1 en 2 van de tabellenset behorend bij deze publicatie (zie Tabellenbijlage). De berekening van enkele van deze indicatoren behoeft een nadere toelichting.
De toegevoegde waarde (in basisprijzen42)) is gelijk aan de totale productie minus het intermediair verbruik. Binnen een bedrijfstak maakt de aan sport gerelateerde toegevoegde waarde slechts een deel uit van de totale toegevoegde waarde van die bedrijfstak. Niet alle productie van een bedrijfstak is namelijk bestemd voor aan sport gerelateerde bestedingen. Denk bijvoorbeeld aan de kledingindustrie: deze industrie produceert niet alleen kleding ten behoeve van de sport, maar ook werk- en vrijetijdskleding.
Sportrelevante toegevoegde waarde is er ook in bedrijfstakken die niet direct worden geassocieerd met sport. Als een sporter bijvoorbeeld een blessure oploopt en zich laat behandelen in het ziekenhuis zal een stukje toegevoegde waarde van de gezondheids- en welzijnszorg als relevant voor de sporteconomie worden aangemerkt. En als deze persoon de trein neemt naar een sportevenement kan een gedeelte van de toegevoegde waarde van het vervoersbedrijf worden toegeschreven aan de sporteconomie.
De aan sport gerelateerde toegevoegde waarde wordt voor elke bedrijfstak bepaald op basis van de verhouding tussen de aan sport gerelateerde en de niet-aan sport gerelateerde productie. Ditzelfde principe wordt gehanteerd voor de berekening van het aantal werkzame personen en het arbeidsvolume in de sporteconomie. Nadat de aan sport gerelateerde toegevoegde waarde (in basisprijzen) is bepaald, wordt het aan sport gerelateerde bbp (in marktprijzen) berekend door bij de toegevoegde waarde het saldo van de productgebonden belastingen, waaronder de btw, en subsidies op te tellen.
Samenstellen satellietrekening sport
Het samenstellen van de Nederlandse satellietrekening sport gebeurt met een vergelijkbare methode als het samenstellen van de nationale rekeningen. Er zijn twee fasen te onderscheiden. In de eerste fase worden de bronnen bewerkt. Daarna volgt een integratiefase waaruit een consistente set van cijfers voortvloeit.
In de eerste fase worden de gegevens in lijn gebracht met de concepten van de nationale rekeningen. Sport-economische basisgegevens worden bijvoorbeeld omgezet naar de goederengroepindeling van de nationale rekeningen. Hiervoor wordt de meest gedetailleerde goederengroepenindeling van de nationale rekeningen gebruikt. Voor sommige bronnen moeten ook andere bewerkingen, zoals correcties voor btw, op de brongegevens worden uitgevoerd.
De belangrijkste CBS-bronnen voor de satellietrekening sport zijn: de sportstatistieken (accommodaties, sportclubs e.d.), de statistiek Internationale Handel, de Productiestatistieken en de Overheidsstatistieken. Er worden echter ook andere bronnen van binnen en buiten het CBS gebruikt om inschattingen te kunnen maken van het sportrelevante deel van het brede scala aan goederen en diensten dat deel uitmaakt van de Vilniusdefinitie van sport. De lijst van gebruikte bronnen is te vinden in de Tabellenbijlage van deze publicatie.
Nadat alle bronnen zijn bewerkt, begint de integratiefase. Deze fase kent meerdere dimensies:
- Integratie bronmateriaal: soms geven twee of meer bronnen elk een andere schatting voor hetzelfde fenomeen. In dat geval wordt gekozen voor de meest betrouwbare schatting.
- Consistentie met cijfers uit de nationale rekeningen: de gegevens worden getoetst op consistentie met de nationale rekeningen. Zo kunnen de aan sport gerelateerde bestedingen aan een bepaalde dienst bijvoorbeeld niet hoger zijn dan het totale aanbod van deze dienst zoals geregistreerd in de nationale rekeningen.
In de integratiefase worden over- en onderschattingen of andere problemen in de basisgegevens geïdentificeerd. Het aanbod van aan sport gerelateerde goederen en diensten wordt per product ingepast en consistent gemaakt met de aan sport gerelateerde bestedingen. Het aanbod van een product wordt vervolgens toegewezen aan een of meer bedrijfstakken en aan de invoer vanuit het buitenland. Tot slot worden de aan sport gerelateerde toegevoegde waarde en werkgelegenheid op basis van de ingepaste aanbodtabel berekend.
Alleen de sport en de aan sport gerelateerde productie die bestemd is voor zogeheten finale bestedingen, worden meegerekend. Dat betekent dat goederen en diensten die dienen als input voor een ander (sport)product (het zogenaamde intermediair verbruik) niet meetellen. Voorbeelden van dit laatste zijn materialen voor sportschoenen of sportfietsen die onderdeel zijn van de uiteindelijke sportschoen of -fiets. Dit geldt ook voor de uitvoer; alleen de uitvoer die leidt tot een finale besteding in het buitenland wordt meegerekend.
De Tabellenbijlage van deze publicatie bevat een overzicht met een uitgebreidere uitleg en de operationalisering van welke goederen en diensten wel en niet tot de sporteconomie worden gerekend.
37) De werkzaamheden van deze TaskForce eindigden in december 2024. Op moment van uitkomen van deze publicatie over de Nederlandse sporteconomie in 2022 is de nieuwe Vilnius 3.0 definitie nog niet gepubliceerd. Wel is de Vilnius 3.0 definitie opgenomen in de Tabellenbijlage van deze publicatie.
38) Zie hoofdstuk 22 van European system of accounts. ESA 2010
39) Zie: De Nederlandse sporteconomie 2019 | CBS
40) De vorige editie, ‘De Nederlandse sporteconomie 2019’, bevat een overzicht van de oude Vilnius definitie.
41) Meer informatie over de familiegelijkenis toets is te vinden in het methodologisch handboek van de satellietrekening sport (zie CBS/HAN 2012a).
42) Meer informatie over de waardering in basisprijzen en marktprijzen is te vinden in het methodologisch handboek van de satellietrekening sport (zie CBS/HAN 2012a) en in de Gehanteerde begrippen in de Technische Toelichting van deze publicatie.