Vooronderzoek monitoring bestaanszekerheid
Over deze publicatie
In dit vooronderzoek over bestaanszekerheid worden in opdracht van SZW door het CBS verschillende zaken uiteengezet. Er wordt op basis van literatuuronderzoek en expertmeningen gezocht naar een conceptuele definitie van het begrip. Vervolgens zijn beschikbare databronnen en indicatoren geïnventariseerd die gebruikt kunnen worden voor het monitoren van bestaanszekerheid. Ook is een mogelijke manier omschreven om het conceptuele begrip bestaanszekerheid middels factoranalyse verder vorm te geven. Daarnaast heeft het CBS tijdens het vooronderzoek een aantal interne en externe experts op het gebied van bestaanszekerheid geraadpleegd voor advies. Deze rapportage is een samenvatting van de bevindingen in het vooronderzoek en is een voorlopige synthese van expertmeningen binnen het CBS rondom het monitoren van bestaanszekerheid.
1. Inleiding
Commissie sociaal minimum definieert bestaansminimum
Op 30 juni 2023 publiceerde de Commissie sociaal minimum het eerste deel van het rapport ‘Een zeker bestaan. Naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum’.1) Het rapport is opgesteld omdat er uit de maatschappij steeds meer signalen kwamen dat de bestaanszekerheid van grote groepen mensen in het geding was. De Commissie sociaal minimum werd daarop ingesteld om normen voor het bestaansminimum vast te leggen. De uitkomsten werden vervolgens vastgelegd in het bovengenoemde rapport. Op pagina 27 van dit rapport wordt de brede context van bestaanszekerheid onderschreven en als volgt gedefinieerd: “Bestaanszekerheid gaat niet alleen over voldoende inkomen, maar ook over een goede gezondheid, betaalbare en duurzame huisvesting, werk dat loont, een adequate opleiding, gezonde sociale relaties en een zinvol leven”. De Commissie richt zich met name op het vraagstuk van de financiële bestaanszekerheid.
Bestaanszekerheid volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een eigen definitie van bestaanszekerheid die door veel gemeenten gehanteerd wordt.2) Deze definitie omvat vier pijlers:
- Inkomenszekerheid: zekerheid van voldoende en voorspelbaar inkomen.
- Werkzekerheid: mensen moeten zeker zijn van betekenisvol werk en zinvolle dagbesteding.
- Menselijke maat: overheid benadert burgers vanuit vertrouwen en empathie en is toegankelijk.
- Basisvoorzieningen wonen en zorg: mensen hebben een plek om te wonen en toegang tot goede zorg.
In grote lijnen komt de definitie van de VNG overeen met die van de Commissie sociaal minimum, alleen voegt de VNG ook nog een pijler toe die te maken heeft met een open en toegankelijke overheid.
Bestaanszekerheid in het publieke debat
De vraag wat een huishouden nodig heeft om rond te komen en mee te doen aan de maatschappij, is al jaren een belangrijk onderwerp in het politieke debat. Bestaanszekerheid is een term die ook rond de verkiezingen van de Tweede Kamer in 2023 veelvuldig gebruikt. Het is één van de pijlers van het Hoofdlijnenakkoord dat in mei 2024 is opgesteld door de formerende partijen.3) Ook in het Regeerprogramma van september 2024, is bestaanszekerheid één van de hoofdthema’s.4) Daarmee is duidelijk dat bestaanszekerheid de komende jaren een prominent thema zal zijn in het publieke debat.
Vooronderzoek naar een bredere definitie en monitoring van bestaanszekerheid
Het rapport van de Commissie sociaal minimum en de actualiteit in het publieke debat was voor het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aanleiding om de term bestaanszekerheid nader te definiëren. Er is tot nog toe veel aandacht geweest voor het stukje financiële zekerheid, maar minder aandacht voor de overige, bredere dimensies van bestaanszekerheid. Het CBS wil daarom komen tot een werkdefinitie van bestaanszekerheid die gebruikt kan worden om het begrip bestaanszekerheid in brede zin te kunnen kwantificeren en monitoren. Ook bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) leefde de behoefte om bestaanszekerheid in brede zin te kunnen monitoren, om zo gericht beleid te kunnen voeren op dit thema. In opdracht van SZW heeft het CBS daarom een vooronderzoek uitgevoerd om in kaart te brengen op welke manier het brede begrip bestaanszekerheid gekwantificeerd en gemonitord zou kunnen worden.
Werkwijze vooronderzoek en leeswijzer rapportage
Het CBS heeft in dit vooronderzoek allereerst een (beknopt) literatuuronderzoek gedaan naar het concept bestaanszekerheid (zie Bijlage 1). Vervolgens zijn beschikbare databronnen en indicatoren geïnventariseerd die gebruikt kunnen worden voor het monitoren van bestaanszekerheid (zie Bijlage 2 en Bijlage 3). Daarnaast heeft het CBS tijdens het vooronderzoek een aantal interne en externe experts op het gebied van bestaanszekerheid geraadpleegd voor advies (zie Bijlage 4). Deze rapportage is een samenvatting van de bevindingen in het vooronderzoek en is een voorlopige synthese van expertmeningen binnen het CBS rondom het monitoren van bestaanszekerheid (en niet noodzakelijkerwijs de mening van de individuele experts).
Hoofdstuk 2 beschrijft de overwegingen die geleid hebben tot de brede werkdefinitie van bestaanszekerheid benoemd in dit rapport. Hoofdstuk 3 gaat over de beschikbaarheid en bruikbaarheid van databronnen en indicatoren die gebruikt kunnen worden om bestaanszekerheid te monitoren. Er wordt daarbij gekeken naar zowel objectieve data uit registers als data uit enquêtes die de beleving van mensen meenemen. Hoofstuk 4 behandelt de methodologische mogelijkheden om te komen tot een monitoringsinstrument voor bestaanszekerheid. Tot slot worden in Hoofdstuk 5 de conclusies van dit vooronderzoek samengevat.
NB: In dit vooronderzoek wordt bestaanszekerheid bekeken op persoonsniveau. In hoeverre heeft iemand beschikking tot middelen en mogelijkheden nu en in de toekomst om zichzelf te voorzien in de primaire en secundaire behoeften? En in hoeverre heeft een persoon het vertrouwen dat deze middelen en mogelijkheden beschikbaar zijn en in de toekomst beschikbaar blijven? Bestaanszekerheid kan echter ook vanuit andere perspectieven bekeken worden. Zo kan er gekeken worden op beleidsniveau; in hoeverre garandeert de overheid bestaanszekerheid aan de bevolking door het gevoerde beleid? Welke instrumenten (uitkeringen, subsidies, toeslagen etc.) zet de overheid in om bestaanszekerheid te garanderen en wat is de invloed van het inzetten van deze instrumenten op de bestaanszekerheid van de bevolking? Alhoewel het in kaart brengen van deze beleidsinstrumenten niet de insteek is van het huidige vooronderzoek, biedt inzicht in de bestaanszekerheid op persoonsniveau wel aanknopingspunten voor het voeren van beleid.
2) https://vng.nl/sites/default/files/2023-03/bestaanszekerheid-als-belofte-essay-vng-20230329.pdf.
3) https://www.kabinetsformatie2023.nl/documenten/publicaties/2024/05/16/hoofdlijnenakkoord-tussen-de-fracties-van-pvv-vvd-nsc-en-bbb.
4) https://open.overheid.nl/documenten/ronl-f525d4046079b0beabc6f897f79045ccf2246e08/pdf.
2. Naar een brede werkdefinitie van bestaanszekerheid
Brede of smalle kijk op bestaanszekerheid
Bij het opstellen van een werkdefinitie van bestaanszekerheid is het van belang eerst te bepalen of bestaanszekerheid in brede of smalle context gezien moet worden. Bestaanszekerheid in smalle context heeft grote raakvlakken met het begrip armoede; hoeveel inkomen een persoon of huishouden ontvangt en of hiervan rondgekomen kan worden.5) De smalle definitie van bestaanszekerheid heeft dus voornamelijk een financieel aspect. Ook in de smalle zin is bestaanszekerheid echter al breder dan armoede, omdat bijvoorbeeld ook het type contract in de basis iets zegt over de zekerheid op financieel vlak. Bestaanszekerheid kan echter ook breder worden gezien, het heeft dan naast de financiële dimensie bijvoorbeeld ook een sociale, culturele en persoonlijke dimensie. Bestaanszekerheid heeft daarmee raakvlakken met het concept brede welvaart, zoals getoond wordt in de Monitor Brede Welvaart.6) Waar de Monitor Brede Welvaart zich voornamelijk richt op macro-indicatoren die betrekking hebben op personen in een samenleving en ook inzicht zoekt in toekomstige generaties en mensen in andere landen, richt bestaanszekerheid zich echter meer op het individu / de persoon zelf.
In dit vooronderzoek wordt bestaanszekerheid gezien als een breder begrip dat uit meerdere schillen bestaat. De kern is: kan iemand voorzien in zijn/haar bestaan met de huidige middelen? Het gaat dan om het kunnen voorzien in alle primaire levensbehoeften zoals voeding en persoonlijke verzorging, kleding, huisvesting en energie. Daarnaast staan de secundaire levensbehoeften: een goede gezondheid, adequate opleiding, gezonde sociale relaties en een zinvol leven.
Primaire levensbehoeften
Als het gaat om bestaanszekerheid is er overeenstemming dat het kunnen voorzien in primaire levensbehoefte in ieder geval inhoudt dat een persoon kan voldoen in het levensonderhoud. Zo is in artikel 20 van de grondwet vastgelegd dat bestaanszekerheid door de overheid gegarandeerd moet worden.7) Hierbij wordt uitgegaan van een smalle definitie: Nederlanders moeten namelijk in hun bestaan kunnen voorzien. Het belangrijkste middel om in deze primaire behoeften (ook wel basisbehoeften) te kunnen voorzien, is voldoende inkomen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft hiervoor het basisbehoeftenbudget opgesteld gebaseerd op de gegevens van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD), wat de kosten voor basale (voedsel, kleding en huisvesting) en onvermijdbare zaken (verzekeringen en persoonlijke verzorging) omvat.8) In lijn hiermee zal in dit rapport onder primaire behoeften worden verstaan: voedsel, huisvesting, energie, kleding en persoonlijke verzorging.
Secundaire levensbehoeften
Naast de primaire behoeften onderschrijven de Commissie sociaal minimum en de VNG ook het belang van de secundaire levensbehoeften, namelijk een goede gezondheid, een adequate opleiding, gezonde sociale relaties en een zinvol leven. Dit past in een bredere trend; ook de nieuwe armoededefinitie van het CBS, Nibud en SCP is gericht op meer dan alleen primaire behoeften.9) Voor de definitie van bestaanszekerheid wordt daarom ook ruimte gemaakt voor sociale participatie en het onderhouden van sociale contacten. Deze contacten zijn belangrijk voor het ontvangen van sociale steun wanneer dit nodig is.10) Het ontvangen en geven van sociale steun kan de bestaanszekerheid van personen verhogen.11) Sociale participatie zorgt daarnaast voor een gevoel van verbondenheid wat, naast financiële of emotionele steun, helpt bij het omgaan met onzekerheden.
Ook onderwijs is een belangrijke pijler van bestaanszekerheid: het biedt mensen de vaardigheden en kennis die nodig zijn om zich aan te passen aan de arbeidsmarkt en betere carrièrekansen te verkrijgen, wat de economische stabiliteit bevordert.12) Mensen met een hoger opleidingsniveau zijn minder vaak werkloos en hebben toegang tot beter betaalde banen, wat hun bestaanszekerheid vergroot. Deelname aan culturele activiteiten kan ook bijdragen aan bestaanszekerheid: het bevordert persoonlijke ontwikkeling en sociale integratie, wat bijdraagt aan zowel economische als emotionele welvaart en daarmee aan een zekerdere toekomst.
Bestaanszekerheid en vertrouwen richting de toekomst
Bestaanszekerheid wordt niet alleen bepaald door de daadwerkelijke middelen en mogelijkheden die een persoon heeft. Ook de beleving die een persoon heeft bij deze middelen en mogelijkheden nu én in de toekomst is belangrijk om de volledige betekenis van bestaanszekerheid te dekken. Flexibele arbeidscontracten zorgen bijvoorbeeld over het algemeen voor een lage werkzekerheid. Wanneer er echter voldoende werkgelegenheid binnen een bepaalde branche is, is de kans kleiner dat een persoon zich daadwerkelijk zorgen maakt over zijn of haar werkzekerheid. De objectieve informatie over de bestaanszekerheid van een persoon, hoeft dus niet altijd overeen te komen met de eigen perceptie van deze persoon. Zekerheid of vertrouwen over de huidige situatie en richting de toekomst, kan zowel objectief als subjectief benaderd worden. Vanuit objectief oogpunt is er bijvoorbeeld aan verschillende soorten contracttypen een mate van zekerheid verbonden. Een vast contract geeft doorgaans meer zekerheid van een stabiel inkomen. Alhoewel een zelfstandige zonder personeel (ZZP’er) in objectieve zin wellicht minder zeker is van een stabiel inkomen, kan de eigen beleving van deze persoon wellicht anders zijn. Zowel de objectieve als subjectieve kant van zekerheid worden daarom ook meegenomen in de nieuwe definitie.
Op basis van bovenstaande, is in dit vooronderzoek de volgende (voorlopige) werkdefinitie van bestaanszekerheid opgesteld:
De verschillende componenten van deze definitie worden hieronder verder uitgewerkt:
- Middelen zijn zaken die gebruikt kunnen worden om een resultaat te bereiken. Denk aan inkomen en vermogen. Maar ook aan
vaardigheden, waarmee bijvoorbeeld een sociaal netwerk opgebouwd kan worden of een opleiding die gevolgd kan worden. - Mogelijkheden zijn rechten, vrijheden en kansen die mensen hebben om hun leven vorm te geven. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de
situatie op de arbeidsmarkt. Veel beschikbare banen betekent ook een grotere kans op een baan. - Primaire levensbehoeften zijn alle zaken die nodig zijn om te voorzien in iemands bestaan, zoals voedsel, huisvesting, energie en
kleding. - Secundaire levensbehoeften zijn zaken in het leven die pas aan de orde komen zodra de basisbehoeften zijn vervuld. Dit zijn behoeften
die niet noodzakelijk zijn, maar het leven een stuk leuker en aangenamer maken. Bijvoorbeeld sociale participatie, werkplezier en
zelfontplooiing.
Er is geen uitputtende lijst van middelen en mogelijkheden die relevant zijn voor het definiëren van het begrip bestaanszekerheid. Ook is er geen eenduidige en sluitende definitie voor primaire en secundaire levensbehoeften. In ieder geval is duidelijk dat het CBS bij het monitoren van bestaanszekerheid verder wil kijken dan alleen de fysieke basisbehoeften zoals voedsel, kleding en onderdak.
Bestaanszekerheid wordt niet alleen bepaald door de daadwerkelijke middelen en mogelijkheden die een persoon heeft voor de primaire en secundaire levensbehoeften. Ook de perceptie van een persoon over de zekerheid van deze middelen en mogelijkheden nu en in de toekomst is belangrijk om de betekenis van bestaanszekerheid te dekken. Deze zekerheid kan dus zowel op een objectieve manier als op een subjectieve manier gemeten worden. Op een objectieve manier kan in de registerdata onderzocht worden welke kenmerken een persoon heeft die de toekomst stabiel maken. Denk bijvoorbeeld aan het hebben van een vast dienstverband of een spaarbuffer. De subjectieve kant kan via enquêtes uitgevraagd worden en gaat over het vertrouwen dat een persoon heeft in de toekomst. Er is bijvoorbeeld geen sprake van bestaanszekerheid wanneer iemand vandaag wel in de levensbehoeften kan voorzien, maar in de toekomst diezelfde middelen en mogelijkheden niet verwacht. De objectieve data (middelen en mogelijkheden) en enquête data over belevingen (gevoel van zekerheid) kunnen van elkaar afwijken.
Verschillende dimensies van bestaanszekerheid
Uit bovenstaande blijkt dat bestaanszekerheid een complex en multidimensionaal concept is. Om dit concept gestructureerd weer te geven, kan de kapitaaltheorie van Bourdieu als basis gebruikt worden.13) Deze theorie onderscheidt drie dimensies waarin mensen middelen en mogelijkheden kunnen bezitten: economisch, sociaal en cultureel kapitaal. Het SCP voegt hier een vierde soort kapitaal aan toe, namelijk persoonskapitaal.12) Deze vier dimensies bieden een gestructureerd en diepgaand inzicht in de diverse aspecten die bijdragen aan bestaanszekerheid en worden door het SCP als volgt gedefinieerd:
Economisch kapitaal
“Economisch kapitaal heeft betrekking op hulpbronnen die materieel van aard zijn (zoals inkomen en financieel vermogen) of die in belangrijke mate bepalend zijn voor de materiële welvaartspositie (zoals de opleiding, die mensen voorbereidt en selecteert voor de arbeidsmarkt). Ook de positie op de arbeidsmarkt zelf maakt deel uit van het economisch kapitaal“.14)
De gevolgde opleiding is in belangrijke mate bepalend voor de positie op de arbeidsmarkt later. Werkloosheid is lager onder hoogopgeleiden, mensen met een hoge opleiding ervaren meer positieve emoties en leven langer in goed ervaren gezondheid.15) 16) 17) De positie op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld type werk, sector en functie, heeft invloed op de hoogte van het inkomen, wat weer de basis vormt voor het financiële vermogen van een persoon.18) 19) De vraag in hoeverre deze financiële middelen toereikend zijn om te voldoen in de primaire en secundaire levensbehoeften, gaat over bestaanszekerheid. Ook het gevoel van zekerheid over deze financiële middelen en mogelijkheden nu en in de toekomst hebben betrekking op de bestaanszekerheid. Hoe denkt een persoon over de ontwikkeling van zijn/haar werkveld? Zal de werkgelegenheid toenemen of dalen? Indien iemand verwacht dat de situatie in diens werkveld in de toekomst zal verslechteren zal dat hoogstwaarschijnlijk negatieve gevolgen hebben voor de zekerheid dat die persoon in de toekomst aan de primaire en secundaire levensbehoeften kan voldoen. Als de arbeidsmarkt in een bepaalde sector vrij ruim is, wordt het lastiger om in die sector te solliciteren. Of als iemand in een sector werkt waar mensen niet snel een vast contract krijgen, heeft die persoon in de nabije toekomst minder garantie op de benodigde middelen dan iemand in een sector waar het gebruikelijk is een vast contract te krijgen.
Sociaal kapitaal
“Sociaal kapitaal betreft de sociale netwerken waar mensen op kunnen terugvallen voor sociale of professionele steun. Sociale steun wordt gevormd door de alledaagse hulp via contacten met familie en vrienden en de kwaliteit van die relaties (bv. mantelzorg of hulp bij geldzorgen). Bij professionele steun gaat het erom in hoeverre anderen je in het leven vooruit kunnen brengen, bijvoorbeeld door te helpen bij het vinden van een (betere) baan“.20)
Sociale netwerken hebben een belangrijke functie in de vorm van een sociaal vangnet. In gevallen van nood kunnen sociale relaties ervoor zorgen dat er emotionele of materiële steun is, waardoor men zekerder kan zijn dat, ondanks tegenslag, men zal kunnen voldoen in primaire levensbehoeften. Er is dan ook een relatie tussen het sociale netwerk en (fysieke en mentale) gezondheid.21) 22) Buiten noodsituaties kan het sociaal netwerk ook helpen bij het vinden van een (nieuwe) baan of kan het sociaal netwerk bijdragen aan een gevoel van zingeving. Het hebben van een sociaal netwerk kan dus zorgen voor meer middelen en mogelijkheden voor primaire en secundaire levensbehoeften en draagt daarmee bij aan een hogere bestaanszekerheid. Daarnaast kan het hebben van een sociaal netwerk invloed hebben op het gevoel van bestaanszekerheid. Personen die bijvoorbeeld denken dat vrienden en familie zullen helpen bij emotionele of financiële tegenslagen, voelen waarschijnlijk meer bestaanszekerheid dan mensen die denken dat vrienden en familie niet zullen helpen. Mensen in een kwetsbare positie hebben vaak een beperkt sociaal netwerk om op terug te vallen. Jongeren in een jeugdzorgtraject kunnen bijvoorbeeld niet altijd terugvallen op hun ouders. Ook op de arbeidsmarkt speelt het sociale netwerk een rol, bijvoorbeeld als beide partners een tijdelijk contract hebben, waardoor hun kwetsbaarheid vergroot wordt.23) 24)
Cultureel kapitaal
‘’Cultureel kapitaal heeft meerdere uitingsvormen: taal en communicatie, maar ook smaken, voorkeuren en leefstijlen die al dan niet passend zijn bij een bepaald milieu of sociale context".25)
Een voorbeeld van cultuur is dat het in bepaalde werkkringen gebruikelijk is om in “nette” kleding naar kantoor te komen, of dat er bepaald jargon wordt gebruikt. Als iemand zich niet aan deze gedragingen aan weet te passen, zal diegene minder mogelijkheden krijgen in die werkkringen. De mate waarin het voor een persoon mogelijk is om zich aan te passen in een bepaalde sociale en culturele context, draagt bij aan de mogelijkheden om te voorzien in primaire en secundaire levensbehoeften. Deze vaardigheden versterken de opbouw van het sociaal en economisch kapitaal. Zo is taalbeheersing van belang om te kunnen communiceren. Daarmee is het een middel om de bestaanszekerheid te vergroten. Een voorbeeld hiervan is dat de arbeidsparticipatie hoger is onder migranten die de Nederlandse taal goed beheersen.26) Maar ook in het dagelijks leven, bijvoorbeeld bij het communiceren rondom gezondheid met een arts of het lezen van brieven van de overheid speelt taalbeheersing een grote rol. Ook de persoonlijke leefstijl en levensstandaard van een persoon kan invloed hebben op bestaanszekerheid: iemand die meerdere keren per jaar op vakantie gaat zou bang kunnen zijn dat dat straks niet meer mogelijk is en zich daarom onzekerder kunnen voelen.
Persoonskapitaal
‘’Persoonskapitaal heeft betrekking op persoonseigen kenmerken: de fysieke en mentale gezondheid en de aanwezigheid van uiterlijke kenmerken waardoor iemand aantrekkelijk wordt gevonden".27)
Persoonskapitaal wordt in deze definitie opgedeeld in drie vormen: fysiek, mentaal en esthetisch kapitaal.28) Fysiek kapitaal verwijst naar lichamelijke gezondheid. Mentaal kapitaal verwijst naar psychologische eigenschappen, zoals intelligentie, empathie of psychische klachten. Esthetisch kapitaal tot slot verwijst naar hoe aantrekkelijk een persoon gevonden wordt. Aantrekkelijkheid kan een voordeel geven op de arbeidsmarkt of breder, voordelen en privileges geven in sociale relaties en in bredere maatschappelijke context. Er zijn verschillende mechanismen aan te wijzen die selectie van aantrekkelijke mensen waarschijnlijker maakt bij een baan. Ook de keuze van partner, vriendschappen en het sociale vangnet worden beïnvloed door aantrekkelijkheid.29)
Persoonskapitaal beïnvloedt de mate waarin een persoon sociale relaties kan onderhouden en economische kansen kan benutten. Deze vorm van kapitaal gaat met name om de mate waarin een persoon zich kan ontplooien en daarmee meer economische en sociaal kapitaal voor zichzelf kan verwerven. Een voorbeeld van persoonskapitaal is IQ; personen met een hoger IQ hebben een grotere kans op een goede baan met voldoende inkomen dan personen met een lager IQ.30) Een ander voorbeeld van persoonskapitaal is zelfbeeld. Wanneer iemand zijn baan dreigt te verliezen, dan zal een persoon met een positief zelfbeeld meer bestaanszekerheid ervaren dan een persoon met een negatief zelfbeeld. Ook de fysieke en mentale gezondheid van een persoon zijn voorbeelden van persoonskenmerken die van invloed zijn op bestaanszekerheid.
6) https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/monitor-brede-welvaart-en-de-sustainable-development-goals.
7) https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/via0icz1n5zl/artikel_20_bestaanszekerheid_welvaart.
8) Zie: https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/waar-ligt-de-armoedegrens/.
9) https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/publicaties/2023/06/30/op-weg-naar-een-nieuwe-armoedegrens/Op+weg+naar+een+nieuwe+armoedegrens++CBS+Nibud+SCP.pdf.
10) https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/rapportages/2021/welzijn-en-stress-bij-jongeren-in-coronatijd/4-risico-en-beschermende-factoren.
11) https://www.socialevraagstukken.nl/handreikingen-voor-beleid-drie-actielijnen-voor-meer-bestaanszekerheid/.
12) https://www.cbs.nl/-/media/_pdf/2019/10/2019st09-inkomen-van-werkenden_web.pdf.
13) https://home.iitk.ac.in/~amman/soc748/bourdieu_forms_of_capital.pdf.
14) https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/publicaties/2021/10/07/verschil-in-nederland-2014-2020/Achtergronddocument+Verschil+in+Nederland+2014-2020.pdf.
15) https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Publicatie-de-relatie-tussen-de-arbeidsmarkt-en-studie-inschrijvingen.pdf.
16) https://cris.maastrichtuniversity.nl/ws/portalfiles/portal/48077908/ROA_R_2019_7_ANOB2024.pdf.
17) https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2015/50/hogeropgeleiden-leven-langer-in-goede-gezondheid.
18) https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/dashboard-arbeidsmarkt/ontwikkeling-cao-lonen/jaarloon-werknemers-per-bedrijfstak#:~:text=In%20de%20horeca%20was%20het,was%205%2C8%20duizend%20euro.
19) https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2022/20/aantal-flexibele-contracten-met-zekerheid-in-eerste-kwartaal-toegenomen.
20) https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/publicaties/2021/10/07/verschil-in-nederland-2014-2020/Achtergronddocument+Verschil+in+Nederland+2014-2020.pdf.
21) https://www.eentegeneenzaamheid.nl/wp-content/uploads/2021/10/Inzicht-in-eenzaamheid-gesprekken-met-de-Wac-online.pdf.
22) https://www.movisie.nl/sites/default/files/publication-attachment/Wat-werkt-dossier-Sociaal-en-gezond%20%5BMOV-11388262-1.2%5D.pdf.
23) https://www.movisie.nl/artikel/structurele-dimensie-bestaanszekerheid.
24) https://www.wrr.nl/publicaties/verkenningen/2017/02/07/voor-de-zekerheid.
25) https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/publicaties/2021/10/07/verschil-in-nederland-2014-2020/Achtergronddocument+Verschil+in+Nederland+2014-2020.pdf.
26) https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2023/44/arbeidsparticipatie-hoger-bij-goede-beheersing-nederlands.
27) https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/publicaties/2021/10/07/verschil-in-nederland-2014-2020/Achtergronddocument+Verschil+in+Nederland+2014-2020.pdf.
28) https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/publicaties/2014/12/12/verschil-in-nederland-2014/Verschil+in+Nederland.pdf.
29) https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/publicaties/2021/10/07/verschil-in-nederland-2014-2020/Achtergronddocument+Verschil+in+Nederland+2014-2020.pdf.
30) https://repub.eur.nl/pub/22131/IQ_ROB_Byington_Felps_2010.pdf.
3. Databronnen en indicatoren bestaanszekerheid
Het doel van dit vooronderzoek is om, op basis van een brede definitie van bestaanszekerheid, in kaart te brengen welke databronnen, indicatoren en methoden gebruikt kunnen worden om bestaanszekerheid te monitoren en verder af te kaderen. Enerzijds heeft bestaanszekerheid een objectieve kant, waarbij met behulp van registerdata op een objectieve manier vastgesteld kan worden hoe iemand nu en in de toekomst ervoor staat. Dit richt zich met name op het eerste gedeelte van de definitie: ‘waarin mensen voldoende middelen en mogelijkheden hebben om zichzelf te voorzien in primaire en secundaire levensbehoeften’. Denk daarbij bijvoorbeeld aan registerdata over inkomen, financieel vermogen, huisvesting, arbeidssituatie etc. Anderzijds heeft bestaanszekerheid een subjectieve kant: dus de vraag of een persoon deze zekerheid ook ervaart: heeft een persoon vertrouwen over de toegang tot voldoende middelen en mogelijkheden, zowel nu als in de toekomst? Deze kant van bestaanszekerheid kan voornamelijk in kaart gebracht worden door enquêtedata.
In Bijlage 2 is een eerste aanzet gedaan om per type kapitaal (economisch, sociaal, cultureel en persoonskapitaal) te inventariseren welke indicatoren er beschikbaar zijn om bestaanszekerheid te monitoren. Er is daarbij zowel naar objectieve databronnen (registers), als naar subjectieve databronnen (enquêtes) gekeken.
Uitzingtermijn en vervangingsratio
De uitzingtermijn en de vervangingsratio zijn tijdens het vooronderzoek door de experts genoemd als mogelijke indicatoren die zouden kunnen worden meegenomen bij het monitoren van bestaanszekerheid. Beide concepten meten de mate van schokbestendigheid na het wegvallen van inkomen.
De uitzingtermijn meet het aantal maanden dat een huishouden zijn vaste en noodzakelijke lasten kan blijven betalen totdat de financiële reserves zijn uitgeput. Het CBS publiceert momenteel geen cijfers over de uitzingtermijn. Wel wordt in de nieuwe armoededefinitie een vergelijkbaar concept gebruikt, namelijk of een persoon 12 maanden zonder inkomen kan rondkomen van het eigen vermogen.31) De onderliggende data zullen waarschijnlijk binnenkort bij het CBS beschikbaar komen voor aanvullende analyses. Dan kan worden onderzocht of het mogelijk is om dit concept mee te nemen bij de monitoring van bestaanszekerheid en hoe dit precies gedaan kan worden.
De vervangingsratio geeft een indicatie van de mate waarin het consumptiepatroon na pensionering kan worden voortgezet. De operationalisering van dit concept varieert, De Nederlandsche Bank (DNB)32) heeft dit als volgt geoperationaliseerd: “Het (bruto) pensioeninkomen (op huishoudniveau) gedeeld door het huidige bruto huishoudinkomen (gecorrigeerd voor huishoudsamenstelling).” Het CBS heeft nog niet eerder cijfers over de vervangingsratio gepubliceerd, maar met data die beschikbaar zijn binnen het CBS zou dit wel mogelijk moeten zijn. Ook dit is dus een optie voor het vervolgonderzoek.
32) https://www.dnb.nl/media/ofln3t0t/dnb-analyse-toereikendheid-van-pensioenen.pdf.
4. Methodologische mogelijkheden voor het definiëren en monitoren van bestaanszekerheid
Het begrip bestaanszekerheid kan op verschillende manieren worden weergegeven. Zo kan er aan de hand van een theoretisch kader zoals de vier vormen van kapitaal (zie Hoofdstuk 2) een overzicht worden gemaakt van de verschillende indicatoren per vorm van kapitaal. Vervolgens kunnen deze indicatoren voor verschillende groepen mensen in Nederland worden weergegeven. Naast het definiëren van bestaanszekerheid met behulp van de vier vormen van kapitaal, kan ook methodologisch onderzocht worden of bestaanszekerheid op een hoger aggregatieniveau gemeten kan worden dan de individuele indicatoren. Een exploratieve factoranalyse (EFA) is een manier om dit te onderzoeken. De mogelijkheden daarvan worden verder uiteengezet in Paragraaf 4.1. Verder dient inzichtelijk gemaakt te worden wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van het gebruik van één of meerdere enquêtes en wat daarvan de invloed is op de kwaliteit van monitoring. Dit wordt verder uitgediept in Paragraaf 4.2.
4.1 Factoranalyse
Er is geen eenduidig “cijfer” dat het concept bestaanszekerheid kan meten. Het begrip bestaanszekerheid omvat een breed palet van dimensies, die lastig te vangen zijn in één enkele indicator. Om bestaanszekerheid in brede zin te monitoren, dienen dus verschillende aspecten bekeken te worden, zoals economisch, sociaal, cultureel en persoonskapitaal. Naast inzicht in de losse indicatoren behorend tot deze vormen van kapitaal, zou wel gekeken kunnen worden hoe al deze losse indicatoren zich tot elkaar verhouden in een conceptueel model rondom bestaanszekerheid. Volgt daaruit dat de indicatoren die onder de verschillende vormen van kapitaal geschaard worden met elkaar samenhangen? Of is er wellicht een andere onderliggende structuur in de data? En zijn alle indicatoren relevant of kan het aantal indicatoren gereduceerd worden?
Om inzicht te krijgen in de onderliggende structuur achter bestaanszekerheid, kan gebruik worden gemaakt van een EFA. Hierbij wordt onderzocht of het concept bestaanszekerheid gemeten kan worden door één of meerdere factoren met behulp van de gekozen onderliggende indicatoren. Zie een voorbeeld van een dergelijke structuur in figuur 4.1.1. Met een factoranalyse wordt onderzocht of er factoren te vinden zijn die bijdragen aan het brede concept bestaanszekerheid. Zowel vanuit inhoudelijk als statistisch oogpunt moet gevalideerd worden of de uitkomsten van het factormodel aansluiten bij het hierboven vormgegeven concept bestaanszekerheid. Daarnaast blijft het relevant dat de resultaten bruikbaar zijn voor beleid: er moet dus goed naar beleidsrelevantie en handelingsperspectief gekeken worden.
Als er een onderliggende structuur uit de factoranalyse naar voren komt om bestaanszekerheid te meten, kunnen de losse indicatoren gebruikt worden om bestaanszekerheid samen te vatten in één of meerdere factorscores per individu. Deze factorscores geven aan in hoeverre elk individu scoort op de dimensies van bestaanszekerheid die door de factoren vertegenwoordigd worden. Deze individuele factorscores kunnen vervolgens weer gebruikt worden om op geaggregeerd populatieniveau de bestaanszekerheid van bepaalde groepen en/of regio’s te monitoren. Het is echter wel noodzakelijk om voor iedere persoon in de populatie gegevens over de onderliggende indicatoren beschikbaar te hebben. Vooral bij indicatoren afkomstig uit enquêtes is dat niet altijd mogelijk (zie verder Paragraaf 4.2).
Stappen factoranalyse
Een exploratieve factoranalyse omvat de volgende stappen:
- Exploratief onderzoeken hoeveel factoren er terugkomen in de data. Welke indicatoren horen bij elkaar? En zijn er logische labels te geven aan de groepjes indicatoren (factoren)? Komen hier bijvoorbeeld de vier vormen van kapitaal in terug? EFA onderzoekt hoe verschillende indicatoren met elkaar samenhangen en groepeert indicatoren die sterk met elkaar correleren. Deze groepen kunnen dan gezien worden als factoren, zoals economisch kapitaal of financiële zekerheid.
- Selecteren van het definitieve aantal factoren en de modelkwaliteit beoordelen. Wat is het ideale aantal factoren? En als er wordt uitgaan van deze structuur, hoe goed past dit model dan bij de data? Is het inhoudelijk een logisch model dat in brede zin iets zou kunnen zeggen over bestaanszekerheid? Hierbij wordt ook gekeken naar de factorladingen van indicatoren op een factor, die zeggen iets over hoe sterk een indicator samenhangt met een factor. Daarnaast kan met behulp van andere statistische criteria beoordeeld worden welk definitieve aantal factoren het beste bij de data past. Dit kan onder andere gedaan worden met behulp van: eigenwaarden, een scree-plot, de verklaarde variantie en/of een parallel analyse. Voor meer informatie over factoranalyse kan hoofdstuk 17 uit ‘Discovering Statistics Using R’ van Andy Field, Jeremy Miles en Zoë Field (2012) geraadpleegd worden. Naast statistische validatie speelt ook theoretische validatie een rol: experts bepalen of het gevonden kader en de gevonden structuur aansluit bij de werkdefinitie van bestaanszekerheid.
- Mocht het model goed passen bij de data, dan kunnen factorscores worden berekend op individueel niveau met behulp van het model. Er zijn verschillende methoden voor het maken van samengestelde factorscores. In deze stap zal bekeken worden wat de meest passende methode is.
Voor- en nadelen factoranalyse
Het voordeel van een EFA bij het monitoren van bestaanszekerheid is dat door middel van een model onderzocht kan worden of er een onderliggende structuur te vinden is die goed past bij het concept bestaanszekerheid. Dit zou een stevige basis vormen voor het monitoren van het begrip bestaanszekerheid, die niet alleen theoretisch geaard is, maar ook ondersteund wordt door de onderliggende datastructuur. Het zou inzicht kunnen geven in hoe het begrip bestaanszekerheid er modelmatig uit zou kunnen zien. Als er een passend model gevonden kan worden, geeft dit de mogelijkheid de data verder samen te vatten in één of meerdere globale scores (factoren) waarmee in een oogopslag inzicht verkregen kan worden in de verschillende dimensies van bestaanszekerheid. Deze scores zijn dan ook weer te aggregeren naar verschillende groepen in de populatie, hetgeen inzicht geeft in de mate van bestaanszekerheid van verschillende groepen mensen. Voor beleidsmatig handelingsperspectief blijft het daarnaast wenselijk om te kunnen sturen op individuele indicatoren.
Er zijn echter ook risico’s bij een EFA. Er is namelijk altijd een mogelijkheid dat er geen logische onderliggende datastructuur gevonden kan worden voor bestaanszekerheid. Dit kan komen omdat het begrip complex is en theoretisch nog niet voldoende onderbouwd, of omdat er geen passend model gevonden kan worden van voldoende kwaliteit. Ook kan het in de praktijk lastig zijn om het aantal uiteindelijke factoren te selecteren. Dit is niet puur met statistische richtlijnen te bepalen: er is ook een inhoudelijke component die bepaalt of een factormodel logisch in elkaar zit.
Daarnaast is er voor het berekenen van een factorscore data nodig op alle indicatoren voor elk individu. Omdat er ook met enquêtedata gewerkt gaat worden (om de subjectieve kant van bestaanszekerheid te kunnen meenemen), zal dit niet voor ieder individu mogelijk zijn. Er zal daarom een methode ontwikkeld moeten worden om voor de ontbrekende enquêtedata een factorscore te schatten. Of om op geaggregeerd niveau de gemiddelde factorscore van groepen uit de steekproef te herwegen naar de hele populatie. Dit zou alleen kunnen als er met één enquête wordt gewerkt, omdat vrijwel elke enquête steekproefgewichten beschikbaar heeft die de scores “ophogen” en wegen. Wanneer er wordt gewerkt met meerdere enquêtes bestaat het risico dat de steekproeven niet overlappen en er daardoor nog meer ontbrekende data ontstaan. Er wordt dan “onzekerheid op onzekerheid gestapeld”, hetgeen de kwaliteit van het factormodel ondermijnt. Bovendien kan een factormodel alleen geschat worden op volledige data, bij te veel ontbrekende data valt er geen model meer te schatten.
Tenslotte kan met een factoranalyse onderzocht worden of bestaanszekerheid op dezelfde manier gemeten kan worden bij verschillende groepen in de populatie. Bestaanszekerheid zou bijvoorbeeld iets anders kunnen betekenen voor jongeren dan voor ouderen en daarom ook anders gemeten moeten worden. Omdat er nog niet bekend is of er een passend factormodel gevonden kan worden in het algemeen, zou deze vraag in vervolgonderzoek verder bekeken moeten worden om de meting van bestaanszekerheid nog betrouwbaarder te maken.
4.2 Gebruik van enquêtedata
Het doel is om in dit onderzoek niet alleen de informatie uit registers te gebruiken, maar ook informatie over tevredenheid, gevoelens over financiën, stress, culturele activiteiten en andere indicatoren die niet integraal uit registers beschikbaar zijn. Hiervoor is het noodzakelijk om enquêtes te gebruiken. Omdat het gebruik van enquêtes ervoor zorgt dat de informatie slechts voor een kleinere steekproef beschikbaar is, moet er gekeken worden naar eventuele belemmeringen. Bij gebruik van meerdere enquêtes is er vaak geen sprake van overlap van de steekproef. Daarom lijkt het onwaarschijnlijk dat meerdere enquêtes in samenhang bekeken kunnen worden. Voor de factoranalyse lijkt daarom de meest voor de hand liggende optie om één enquête te gebruiken. In Bijlage 3 is een overzicht opgenomen van de enquêtes die, vanwege hun omvang, in aanmerking kunnen komen voor het monitoren van bestaanszekerheid. Hierbij is - naast de grootte van de steekproef - ook gekeken naar de doelpopulatie, periodiciteit van de data en de onderwerpen die aan bod komen. De enquête Nederland in Beeld (NiB) lijkt het meest geschikt wegens de grote verscheidenheid aan onderwerpen, echter is de steekproefgrootte niet heel groot. Er dient verder onderzocht te worden of dit tot robuuste en bruikbare resultaten leidt.
5. Conclusies
Bestaanszekerheid is een multidimensionaal begrip, waarbij zowel het hier en nu als ook de toekomstige situatie meespeelt. Naast het kunnen voorzien in primaire levensbehoeften, is ook het kunnen voorzien in secundaire levensbehoeften onderdeel van bestaanszekerheid. Zowel de objectief meetbare situatie, als ook de subjectieve beleving van mensen is daarbij van belang. Al deze aspecten komen terug in de voorlopige werkdefinitie van bestaanszekerheid die in deze rapportage is omschreven:
Voor het monitoren van bestaanszekerheid zijn een groot aantal onderliggende indicatoren van belang, zowel uit registerdata als uit enquêtedata. Op basis van eerdere onderzoeken zouden deze indicatoren gerangschikt kunnen worden naar de vier vormen van kapitaal (economisch, sociaal, cultureel, persoons). In Bijlage 2 is een eerste selectie van bruikbare indicatoren gemaakt, met input van de expertgroep. Er is - ook onder experts op dit vakgebied - echter veel discussie over welke indicatoren meegenomen zouden moeten worden en onder welk kapitaal ze zouden passen.
Het CBS adviseert daarom om een exploratieve factoranalyse uit te voeren, zodat kan worden bepaald uit welke componenten (factoren) het begrip bestaanszekerheid is opgebouwd. Als er een onderliggende structuur uit de factoranalyse naar voren komt, kunnen factorscores (en eventueel een overall indexscore voor bestaanszekerheid) berekenend worden op individueel niveau. Deze individuele factorscores kunnen vervolgens geaggregeerd worden om op populatieniveau de bestaanszekerheid van bepaalde groepen en/of regio’s te monitoren. Deze analyse zal de input vormen om te komen tot een goede set van beleidsrelevante indicatoren.
Vanuit methodologisch oogpunt is het wenselijk om niet meer dan één enquête mee te nemen in de factoranalyse. Hierbij dient een keuze gemaakt te worden op basis van de onderwerpen die in de enquête aan bod komen, maar ook de steekproefgrootte en periodiciteit van de enquête. De enquête Nederland in Beeld (NiB) lijkt het meest geschikt wegens de grote verscheidenheid aan onderwerpen, maar de steekproef is niet heel groot. Er dient verder onderzocht te worden of dit tot voldoende robuuste en bruikbare resultaten leidt of dat er toch voor een andere enquête moet worden gekozen.
Bijlage 1: Geraadpleegde literatuur
Amagir, A. & Kremer, M. (2024). Handreikingen voor beleid: drie actielijnen voor meer bestaanszekerheid.
Bakens, J., Bijlsma, I., Dijksman, S., Fouarge, D. & de Lombaerde, G. (2019). De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2024. ROA. ROA Reports Nr. 007.
Beer, P. de (2011). Moderne bestaanszekerheid. Socialisme en Democratie, 102-109.
Biesenbeek, C., Been, J., Caminada, C. L. J., Goudswaard, K., P. & Knoef, M. G. (2024). De toereikendheid van pensioenen: naar een completer beeld van pensioeninkomen van de Nederlandse bevolking. De Nederlandsche Bank n.v.
Bourdieu, P. (2018). The forms of capital. In The sociology of economic life (pp. 78 – 92). Routledge.
Byington, E. & Felps, W. (2010). Why do IQ scores predict job performance?: An alternative, sociological explanation. Research in Organizational Behavior, 30, 175-202.
Cantillon, B. (1985). Tweeverdieners, inkomensverdeling en bestaanszekerheid. Tijdschrift voor Sociologie, 87-106.
CBS (2015). Hogeropgeleiden leven langer in goede gezondheid.
CBS (2022). Aantal flexibele contracten met zekerheid in eerste kwartaal toegenomen.
CBS (2023). Arbeidsparticipatie hoger bij goede beheersing Nederlands.
CBS (2023). Jaarloon werknemers per bedrijfstak.
CBS (2024). Monitor Brede Welvaart.
CBS (2024). Nieuwe armoedemeting: 540 duizend mensen arm in 2023.
Commissie Sociaal Minimum. (2023). Een zeker bestaan. Naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum (rapport I, II).
Field, A., Miles, J. & Field, Z. (2012). Discovering statistics using R. SAGE Publications.
Franken, M. Kuiper, C. & van der Sanden, P. (2022). Bestaanszekerheid onder druk. Movisie. Bestaanszekerheid_onder_druk_2022.pdf
Franken, M. & Ham, M. (2023). Dossier bestaanszekerheid, meer dan geld. Movisie. Dossier: Bestaanszekerheid, meer dan geld | Movisie
Frankenberger, T. R. (1998). The household livelihood security concept. Food Nutrition and agriculture, 30-35.
Garnham, L. R. (2022). Intervening in the cycle of poverty, poor housing and poor health: the role of housing providers in enhancing tenants’ mental wellbeing. Journal of housing and the built environment, 1-21.
Goederis, B., van Hulst, B. & Hoff, S. (2019). Waar ligt de armoedegrens? In Armoede in kaart: 2019.
Goederis, B., Hoff, S., Muns, S., Tunderman, S., Brakel, M. V. D. C., Gidding, K. C., … & Wieman, G. N. (2023). Op weg naar een nieuwe armoedegrens. CBS, Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) en Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
Hoff, S., Vrooman, C., Iedema, J., Boelhouwer, J. & Kuilberg, J. (2021). Verschil in Nederland 2014 – 2020.
PVV, VVD, NSC & BBB (2024). Hoop, lef en trots: hoofdlijnenakkoord 2024 – 2028.
Janjua, P. Z. (2011). The role of education and income in poverty alleviation: A cross-country analysis. The Lahore Journal of Economics, 143-172.
Kloosterman, R., Akkermans, M., Tummers-van Der Aa, M., Wingen, M. & Reep, C. (2021). Welzijn en stress bij jongeren in coronatijd. CBS.
Kremer, M., Went, R. & Knottnerus, A. (2017). Voor de zekerheid. De toekomst van flexibel werkenden en de moderne organisatie van arbeid. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Lindenberg, M. (2002). Measuring household livelihood security at the family and community level in the developing world. World development, pp. 301-318.
Menger, J. & Nieuweboer, J. (2019). Inkomen van werkenden. CBS.
Movisie (2016). Wat werkt bij sociaal en gezond?: Over de bijdrage van sociale factoren aan gezondheid.
Movisie (2022). De structurele dimensie van bestaanszekerheid.
Nibud. Bestaanszekerheid en minimabeleid.
Nolan, B. R. (2019). The drivers of income inequality in rich countries. Journal of Economic Surveys, 1285-1324
Non, M., Tranakieva, K. & Magnée, C. (2024). De relatie tussen de arbeidsmarkt en studie-inschrijvingen. Centraal Planbureau (CPB).
Regeerprogramma (2024). Uitwerking van het hoofdlijnenakkoord door het kabinet.
de Roo, A. (2018). Basisinkomen: bestaanszekerheid en vrijheid. Sociaal Bestek , 54-56.
Rouvroye, L. (2023, Mei 26). Opgehaald van nidi: https://nidi.nl/demos/bestaansonzekerheid-in-de-ogen-van-jongvolwassenen/
Smeeding, T. (2006). Poor people in rich nations: The United States in comparative perspective. Journal of Economic Perspectives, 69-90.
Sociaal en Cultureel Planbureau. Advies Commissie sociaal minimum: landelijke aanpak sociaal-minimum-landelijke-aanpak-bestaanszekerheid.
Tilburg University (2023). Bestaanszekerheid.
Vandecasteele, L. (2012). Life events and poverty risks: a European comparative analysis. In L. Vandecasteele, Equal is not enough: challenging differences and inequalities in contemporary societies.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. (2023). Bestaanszekerheid als belofte.
Bijlage 2: Indicatoren van bestaanszekerheid naar de vier dimensies van kapitaal
Indicator | Registerdata | Enquête data |
---|---|---|
(Huishoud)inkomen | - Persoonlijk inkomen | - Tevreden over financiële situatie? |
- Percentielgroepen persoonlijk inkomen | - Verwacht u dat uw eigen financiële situatie in de komende 12 maanden beter of slechter wordt? | |
- Besteedbaar inkomen huishouden | ||
Economische / financiële zelfstandigheid | - Economische zelfstandigheid van de persoon | - Hoe moeilijk of makkelijk kunt u op dit moment rondkomen van uw inkomen/uw gezamenlijke huishoudinkomen? |
- Financiële onafhankelijkheid van de persoon | - Afgelopen 12 maanden moeite met rondkomen van het huishoudinkomen. | |
Opleidingsniveau | - Opleidingsniveau van hoogst behaalde opleiding | - Tevreden over opleidingskansen? |
- Persoon heeft een startkwalificatie | ||
Contracttype / werkzekerheid | - Contractsoort van een werknemer | - Hoe groot denkt u dat de kans is dat u de komende 12 maanden uw baan verliest? |
- Het soort dienstverband van een persoon | - Stel dat u uw huidige baan kwijtraakt. Hoe moeilijk of makkelijk zou het dan voor u zijn om gelijkwaardig of beter werk te vinden? | |
- Ik heb voldoende carrièrekansen op mijn werk. | ||
- Ik heb inhoudelijk leuk werk. | ||
Vermogen | - Vermogen van het huishouden exclusief eigen woning | |
- Bank- en spaartegoeden van het huishouden | ||
- Financiële bezittingen van het huishouden | ||
- Vermogen van het huishouden | ||
- Uitzingtermijn | ||
Schulden | - Schulden van het huishouden | - Heeft u in de afgelopen 4 weken stress ervaren door geldzaken? |
- Persoon/HH heeft geregistreerde problematische schulden volgens smalle definitie | ||
Uitkering | - Ontvangt wel/geen WW | |
- Ontvang wel/geen Wajong-uitkering | ||
- Ontvangt wel/geen WAO-uitkering | ||
- Ontvangt wel/geen WAZ-uitkering | ||
- Ontvangt wel/geen IVA-uitkering | ||
- Ontvangt wel/geen WGA-uitkering | ||
- Ontvangt wel/geen overige AO/WIA-uitkering | ||
- Ontvangt wel/geen bijstandsuitkering | ||
- Ontvangt wel/geen IOAW-uitkering | ||
- Ontvangt wel/geen IOAZ-uitkering | ||
- Ontvangt wel/geen bijstandsuitkering als eldersverzorgde | ||
- Ontvangt wel/geen bijstandsuitkering als adresloze | ||
- Persoon heeft wel/geen uitkering ziektewet ontvangen | ||
Gebruik van toeslagen | - Wel / geen gebruik en hoogte van toeslagen | |
Pensioen | - Vervangingsratio | |
- Ontvangen pensioen | ||
Arbeidsduur | - Arbeidsduur volgens contract | - Tevreden over aantal werkuren? |
Sector | - Sector van de hoofdbaan | |
Woningtype | - Woningtype van een verblijfsobject | - In wat voor type woning woont u? |
- Soort woning specifiek? | ||
Woningeigendom | - Het type eigenaar van een verblijfsobject | - Tevreden met uw woning? |
(woningcorporatie, private huur, koopwoning) | - Passende woning? | |
- Het soort eigendom van een verblijfsobject | ||
- Woonquote | ||
Woningoppervlakte | - Gebruiksoppervlakte van een verblijfsobject (eventueel gecombineerd met aantal gezinsleden) | - Eens/oneens: woning is te klein/groot |
- Ademt goede sfeer, voldoende buitenruimte etc. | ||
Verduurzaming | - HH met laag inkomen en hoge energierekening | - Is uw woning geïsoleerd? |
- HH met laag inkomen en een lage energetische kwaliteit woning | ||
- HH met een lage energetische kwaliteit woning en weinig investeringsmogelijkheden | ||
- HH met een laag inkomen en een hoge energierekening en/of lage energetische kwaliteit woning | ||
- Energielabel van een gebouw | ||
- Energielasten | ||
Indicator | Registerdata | Enquête data |
---|---|---|
Vrijwilligerswerk | - In de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk gedaan? | |
Sociaal netwerk | - Aantal kinderen | - Hoe vaak heeft u contact met: familieleden, vrienden, buren, collega’s buiten werktijd? |
- Eens/oneens veel contact met andere buurtbewoners? | ||
- Tevreden met sociale leven? | ||
- Ik ervaar een leegte om me heen / eenzaamheid | ||
- Er zijn genoeg mensen waarop ik in geval van narigheid kan terugvallen. Etc. | ||
- Sociale cohesie | ||
Relatie | - Burgerlijke staat van persoon | |
- Typehuishouden | ||
- Aantal personen in particulier huishouden | ||
Status sociaal netwerk | - Heeft u familieleden, vrienden of kennissen met de volgende beroepen? Burgemeester, arts, directeur, hoge ambtenaar, monteur, musicus etc. | |
- Is er iemand van uw sociale netwerk die: veel weet van allerlei regelingen van de overheid of geldzaken? | ||
Indicator | Registerdata | Enquête data |
---|---|---|
Vertrouwen in overheid, politiek en samenleving | - Hoeveel vertrouwen heeft u in: nieuws/rechtspraak/TK etc. | |
- Hoe tevreden of ontevreden bent u over: de NL samenleving/economie/politiek | ||
- Eens/Oneens: overheid doet onvoldoende voor mensen zoals ik | ||
- Gaat het volgens u met Nederland in het algemeen: de goede/verkeerde kant op. | ||
Afstand tot voorzieningen | - Afstand tot OV-halte/levensmiddelen/openbare ruimtes/musea/overheidsdiensten | |
Indicator | Registerdata | Enquête data |
---|---|---|
Vaardigheden | - Informatie zoeken op internet | |
- E-mails versturen | ||
- Een tekstverwerkingsprogramma zoals Word gebruiken | ||
- Een rekenprogramma zoals Excel gebruiken | ||
- PIAAC: groot internationaal onderzoek naar kennis en vaardigheden van volwassenen onder leiding van OESO | ||
Gezondheid | - Hoe is over het algemeen uw gezondheid? | |
- Gezondheidsklachten of ouderdomsklachten? | ||
- Tevreden over lichamelijke gezondheid/psychische gezondheid | ||
- Als u denkt aan school of andere dagelijkse bezigheden, heeft u dan door uw lichamelijke gezondheid minder bereikt dan u zou willen? | ||
- Als u denkt aan uw werk of andere dagelijkse bezigheden, heeft u dan door uw lichamelijke gezondheid minder bereikt dan u zou willen? | ||
Medicijngebruik | - Persoon gebruikt wel/geen medicijnen | |
- Categorie van het medicijn (tegen verslaving, depressie...) | ||
WMO / WLZ gebruik | - Persoon heeft wel/geen WMO | |
- Persoon heeft wel/geen WLZ | ||
Leeftijd | - Leeftijd | |
Bezit auto/rijbewijs | - Aantal auto’s in bezit | |
Autonoom zijn | - Kan persoon regelingen/vergoedingen aanvragen | |
Bijlage 3: Beschikbare vragenlijsten
Vragenlijst | Onderliggend aantal | Geografisch niveau | Frequentie | Relevante onderwerpen | |
---|---|---|---|---|---|
Gezondheidsenquête | Ruim 9.500 | Nationaal | Jaarlijks | – Ervaren gezondheid | |
(2022: 9.893) | – Leefstijl | ||||
– Huishoudsamenstelling | |||||
– Werk | |||||
– Opleidingsniveau | |||||
Gezondheidsmonitor | Rond 400.000 | Nationaal, Regionaal, lokaal | 1 x in 4 jaar | – Ervaren gezondheid | |
– Leefstijl | |||||
– Huishoudsamenstelling | |||||
– Opleiding | |||||
– Werk | |||||
– Eenzaamheid | |||||
– Afstand tot voorzieningen | |||||
– Rondkomen | |||||
Nederland in Beeld | Deel 1: 4.852 | Nationaal | Jaarlijks | Werk | |
Deel 2: 3.555 | (1e editie: zomer 2021 – oktober 2022) | Opleiding | |||
Huishoudsamenstelling | |||||
Ervaren gezondheid | |||||
Tevredenheid/geluk | |||||
Sociale contacten/samenhang | |||||
Vertrouwen | |||||
Tevredenheid Overheid/Politiek | |||||
Toekomst persoon/Nederland | |||||
Hulp van familie/vrienden | |||||
Rondkomen | |||||
Vaardigheden | |||||
Sociale samenhang | 2021: 6.690 | Nationaal | Jaarlijks | Werk | |
2022: 7.941 | Opleiding | ||||
Huishoudsamenstelling | |||||
Ervaren gezondheid | |||||
Tevredenheid/geluk | |||||
Sociale contacten | |||||
Vertrouwen in overheid | |||||
Hulp van familie/vrienden | |||||
WOoN | Benaderd: minstens 60.000 | Nationaal/ gemeente (indien er | Driejaarlijks | – Wonen | |
oversampling plaatsvindt) | – Opleiding | ||||
– Tevredenheid | |||||
– Ervaren gezondheid | |||||
EBB | Benaderd: ruim 200.000 | Regionaal | Elk kwartaal (deels), | – Werk | |
Jaarlijks (compleet) | – Opleiding | ||||
– Ervaren gezondheid | |||||
Leefsituatie Onderzoek (EU-SILC) | Ongeveer 9.000 | Jaarlijks | – Werk | ||
– Tevredenheid | |||||
– Sociale contacten | |||||
– Opleiding | |||||
– Rondkomen | |||||
– Ervaren gezondheid | |||||
– Huishoudsamenstelling | |||||
Veiligheidsmonitor | Circa 180.000 respondenten | National, Politiedistrict, | Jaarlijks | – Leefbaarheid / overlast in de buurt | |
(550.000 benaderd) | 70.000+ gemeenten | – Sociale cohesie | |||
– Fysieke voorzieningen in de buurt | |||||
– Veiligheidsbeleving | |||||
Bijlage 4: Geraadpleegde experts
Tijdens dit vooronderzoek is een expertgroep samengesteld van personen met expertise op het gebied van bestaanszekerheid, afkomstig van verschillende organisaties. De volgende personen hebben deelgenomen aan de expertgroep, of een bijdrage geleverd aan het schrijven van dit rapport:
Brightlands / Elsalab | Judith Kamalski |
---|---|
CBS | Marie-Jeanne Aarts |
CBS | Sanne Bloos-Copier |
CBS | Marian Driessen |
CBS | Niky van Geffen |
CBS | Kevin de Groot |
CBS | Jennifer Lezu |
CBS | Bo Hoogerwerf |
CBS | Edwin Horlings |
CBS | Evrim Onat |
CBS | Naomi Schalken |
CBS | Eveline Vandewal |
Divosa | Annelie van Manen |
NIBUD | Cora van Horssen |
NIBUD | Marcel Warnaar |
SCP | Laura Custers |
SCP | Benedikt Goderis |
SZW | Hans Beens |
SZW | Sam van Dijck |
SZW | Koen Koolstra |
SZW | Mark Polling |
SZW | Reitze Wellen |
Het CBS wil alle experts bedanken voor hun waardevolle adviserende rol bij dit vooronderzoek. Deze rapportage is een voorlopige synthese van expertmeningen binnen het CBS rondom het monitoren van bestaanszekerheid (en niet noodzakelijkerwijs de mening van de individuele experts).