1880: Van paard en wagen naar trein en tram
De straten waren eind negentiende eeuw deels beklinkerd, maar ook vaak nog onverhard en modderig. Wegmarkeringen zoals verkeersborden waren er nog bijna niet. Verlichting bestond steeds vaker uit gaslantaarns die de oude olielantaarns vervingen. In de steden liepen er vaak tramrails door de hobbelige straten, maar de tram verbond soms ook kleinere plaatsen.

Tot ongeveer 1900 was vervoer in de steden nog afhankelijk van paarden en werden passagiers en goederen vervoerd met de postkoets oftewel diligence en de omnibus oftewel paardenbus. De postkoets is al in de Romeinse tijd ontstaan om post te bezorgen over lange afstanden. De omnibus was van latere datum en meer gericht op het stedelijk verkeer. Ook de paardentram was onderdeel van het straatbeeld in de steden; er lagen dus al wel rails. Dat was makkelijker trekken dan over de hobbelige keien.
Begin twintigste eeuw werd de paardentram vervangen door de elektrische tram. Er werd ook nog veel te voet gereisd en langzaam verschenen er ook meer fietsen in het straatbeeld. Hoewel er eind negentiende eeuw wel al auto’s in Nederland waren, kwam je deze toen nog zelden tegen op straat.
Karren, wagens en dieren
Eind negentiende eeuw werd het straatbeeld zowel in de steden als op het platteland gevuld met diverse soorten karren en wagens om personen en goederen te vervoeren. Vaak werden deze voortgetrokken door dieren zoals paarden, honden en geiten. In 1890 waren ongeveer 90 duizend paarden in gebruik voor privédoeleinden, zoals transport of rijplezier, in 1840 waren het er rond de 55 duizend.
Vervoer per trein en tram nam toe
Door de komst van railvervoer per trein en tram konden ook meer mensen met een hogere snelheid reizen. De rol van diligences en trekschuiten werd overgenomen door de trein. Deze was duurder dan de trekschuit, maar wel sneller. In 1881 vervoerden de vijf grootste treinmaatschappijen 15,2 miljoen treinreizigers per jaar, in 1910 was dit opgelopen tot 46,2 miljoen. Ook het aantal mensen dat met de tram reisde nam in deze periode toe. In 1882 waren er dertig trammaatschappijen, rond 1920 meer dan 200.
| jaar | Paardentram (x mln) | Stoomtram (x mln) | Elektrische tram (x mln) |
|---|---|---|---|
| 1880 | 14,094 | 0,380 | 0,000 |
| 1890 | 29,371 | 6,621 | 0,000 |
| 1900 | 43,433 | 13,557 | 1,830 |
| 1910 | 6,837 | 18,737 | 144,640 |
Eind negentiende eeuw werden voor het stads- en streekvervoer vooral paardentrams gebruikt. Begin twintigste eeuw legden steeds meer grote steden kabelnetwerken aan boven de tramrails en verdween de paardentram uit het straatbeeld. In 1880 reisden er 14,5 miljoen mensen met de tram, in 1910 was dit opgelopen tot 170,2 miljoen. De tram werd vooral gebruikt binnen het stadsvervoer en minder voor het streekvervoer. De groei van het aantal reizigers per trein en tram kwam onder andere door de groei van de steden en suburbanisatie, toenemende welvaart, economische groei, bevolkingsgroei en lagere tarieven.

Opkomst fiets
In 1885 werd de veiligheidsfiets ontwikkeld. Dit was een verbeterde versie van de vélocipède, met een kettingaandrijving, twee gelijkmatige wielen en een driehoekig frame. Deze fiets verschilt niet zoveel van de fietsen die tegenwoordig gebruikt worden. Doordat er meer fietsen geproduceerd werden en de prijzen daalden, werd de fiets betaalbaarder voor een groter publiek en daarmee een alternatief voor lopen en reizen per paard.
In 1890 waren er naar schatting 10 duizend fietsen, in 1916 waren het er al 811 duizend. Het precieze aantal fietsen dat op de openbare weg mag, is vanaf 1899 bekend, dankzij een belasting op rijwielen. In 1899 telde Nederland er ruim 94 duizend, waarvan 474 tandems. Dit was één fiets per 53 inwoners. In 1912 was er per 10 inwoners één fiets. Cijfers over het aantal fietsen werden in die tijd gepubliceerd door de ANWB in het ledenblad De Kampioen.
| jaar | fietsen |
|---|---|
| 1890 | 10000 |
| 1891 | |
| 1892 | |
| 1893 | |
| 1894 | |
| 1895 | |
| 1896 | |
| 1897 | |
| 1898 | |
| 1899 | 94370 |
| 1900 | 113370 |
| 1901 | 133214 |
| 1902 | 159120 |
| 1903 | 187839 |
| 1904 | 227222 |
| 1905 | 273860 |
| 1906 | 324748 |
| 1907 | |
| 1908 | 435100 |
| 1909 | |
| 1910 | 539560 |
| 1911 | |
| 1912 | 646925 |
| 1913 | |
| 1914 | |
| 1915 | |
| 1916 | 810885 |
Eind negentiende eeuw fietsten vooral mannen. In het begin was er veel maatschappelijke weerstand tegen vrouwen op de fiets. Vrouwen zelf waren bang dat ze door te veel zon te bruin zouden worden; dit was niet gepast voor welgestelde dames. De ANWB adviseerde vrouwen die toch wilden fietsen om zich in te smeren met glycerine en komkommersap.
Verkeersborden nodig
Het werd steeds drukker op de weg doordat er steeds meer voertuigen op de weg kwamen. Hierdoor werd het ook gevaarlijker en daarom werden er naast informatieve borden ook waarschuwingsborden op de wegen geplaatst. De eerste waarschuwingsborden bestonden uit tekst: dit was aanvankelijk nog goed leesbaar omdat het verkeer toen nog niet zo snel ging. Vanaf 1894 plaatste de ANWB bewegwijzeringsborden op kosten van haar leden. Het eerste waarschuwingsbord plaatste de ANWB in Zuid-Limburg, waar het steile, heuvelachtige terrein vooral voor fietsers gevaar kon opleveren. De eerste verkeersborden waren van hout, maar al snel werd overgestapt op de veel duurdere ijzeren borden, omdat de houten borden vaak verdwenen als stookhout voor de kachel.
Bronnen
De geschiedenis van verkeersborden | IsGeschiedenis
Vervoer en reizen tot 1914 (historamarond1900.nl)
Vinne, van der 2021, 125 jaar auto in Nederland
ANWB, De Kampioen, verschillende edities