Overheidsfinanciën 2020

3. Steunmaatregelen zorgen voor flinke stijging uitgaven

De overheid gaf in 2020 384,4 miljard euro uit, bijna 43 miljard euro meer dan in 2019. Als percentage van het bbp komt dit overeen met 48 procent. Dit is vergelijkbaar met de economische crisisjaren 2009 en 2010. De toename is voor het grootste deel toe te schrijven aan coronagerelateerde subsidies, waarvan de NOW (Tijdelijke Noodmaatregel voor Overbrugging Werkgelegenheid) verreweg de grootste kostenpost is.

3.0.1 Overheidsuitgaven
 Sociale uitkeringen (% bbp)Apparaatskosten (% bbp)Overig (% bbp)
'0017,314,310,5
'0117,314,511
'0217,91510,6
'0318,615,610,3
'0418,515,39,6
'0518,115,19,1
'0619,214,69,3
'0718,814,69
'081914,69,6
'0921,11610,6
'1021,516,110,4
'1121,715,69,5
'1222,315,59,1
'1322,615,38,7
'1422,515,38,1
'152214,87,9
'1621,814,57,2
'1721,314,26,9
'1820,914,27,1
'1920,814,27
'20*21,715,211,1
* voorlopige cijfers

Daarnaast groeiden ook de apparaatskosten (beloning werknemers plus aanschaf van goederen en diensten) van de overheid gestaag door, waardoor deze in 2020 bijna 6 miljard euro hoger lagen dan in 2019. In lijn met de voorgaande jaren namen ook de uitgaven aan sociale uitkeringen verder toe. De overheid keerde in 2020 voor 174 miljard euro aan sociale uitkeringen uit, wat neerkomt op 45 procent van de totale overheidsuitgaven. Daar staat tegenover dat net als in voorgaande jaren de rentelasten verder daalden, ondanks dat de schuld in 2020 toenam. In 2020 betaalde de overheid 5,4 miljard euro rente3)  over haar schuld. In 2019 bedroeg dit nog 6,2 miljard euro. Ter vergelijking, tien jaar geleden was de overheid ruim het dubbele aan rentebetalingen kwijt, terwijl de schuld toen lager was. De lagere rentelast komt doordat de overheid haar schuld tegen lage rentetarieven kon financieren. Hierbij speelt ook mee dat de Staat de extra uitgaven als gevolg van de coronacrisis in eerste instantie met kortlopende schulden heeft gefinancierd.

3.0.2 Overheidsuitgaven (mld euro)
20162017201820192020*
Sociale uitkeringen154,6157,1162,0169,2174,0
Beloning van werknemers60,261,863,967,070,6
Intermediair verbruik42,843,346,148,750,8
Overige kapitaaluitgaven26,224,426,428,030,1
Overige kapitaaluitgavenInvesteringen24,625,426,427,629,0
Overige kapitaaluitgavenOverig1,6-1,00,00,41,1
Overige lopende uitgaven9,110,312,412,715,0
Overige lopende uitgavenAfdrachten aan de EU2,33,44,85,35,7
Overige lopende uitgavenOverig6,86,97,67,49,3
Subsidies7,98,69,19,738,5
Rente8,27,46,96,25,4
Totaal308,8313,0327,0341,6384,4
*voorlopige cijfers

3.1 NOW grootste kostenpost

Qua financiële omvang is de NOW (Tijdelijke Noodmaatregel voor Overbrugging Werkgelegenheid) verreweg de grootste steunmaatregel. Deze subsidie compenseert ondernemers voor een groot deel van de loonkosten bij een omzetdaling. Dit heeft als doel om tijdens de coronacrisis zoveel mogelijk banen te behouden. Het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen), de uitvoerder van deze regeling, verstrekte over 2020 14 miljard euro aan NOW-subsidies.

Daarnaast werden ondernemers ondersteund door middel van de TOGS (Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19). Deze steunmaatregel is eind juni 2020 opgevolgd door de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten). De TOGS en TVL zijn beide tegemoetkomingen voor ondernemers die direct schade ondervinden van de diverse kabinetsmaatregelen om het coronavirus in te dammen, zoals het sluiten van de horeca. De TOGS omvatte een vast bedrag van 4 duizend euro per onderneming, terwijl bij de TVL de tegemoetkoming afhankelijk is van het omzetverlies. Het Rijk keerde in het kader van deze regelingen over 2020 bijna 3 miljard euro uit.

Een derde steunmaatregel voor ondernemers betreft de Tozo (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers). Deze tegemoetkoming is bedoeld voor zelfstandige ondernemers die tijdens de coronacrisis in financiële moeilijkheden zijn gekomen. De Tozo wordt voornamelijk uitgevoerd door de gemeenten. In 2020 was met deze regeling 2 miljard euro gemoeid.

Naast de bovengenoemde subsidies waren er nog diverse andere coronagerelateerde uitgaven. Veel van deze uitgaven hebben betrekking op de zorg. Zo ontvingen zorgaanbieders voor 3,4 miljard euro aan zogenoemde continuïteitsbijdragen. Door de corona-epidemie is namelijk een deel van de reguliere zorg uitgesteld of niet verleend. Door middel van deze bijdrage worden zorgaanbieders gecompenseerd voor de ontstane zorguitval. Ook gaf het Rijk in 2020 ruim 2 miljard euro uit aan een bonus voor zorgmedewerkers. De extra aanschaf van medische hulpmiddelen kostte de schatkist in 2020 ongeveer 1 miljard euro. Ten slotte zijn er ook nog verscheidene regelingen van minder grote omvang, zoals tegemoetkomingen aan de culturele sector, de fritesaardappel- en sierteelt en Caribisch Nederland.

3.2 Uitgaven aan sociale uitkeringen groeien gestaag door

De overheid keerde in 2020 voor 174 miljard euro aan sociale uitkeringen uit4), tegenover 169,2 miljard euro in het voorgaande jaar. Hiermee is, ondanks de economische krimp, de stijging minder groot dan in de voorgaande twee jaren. Het gaat om uitkeringen in geld of natura die bedoeld zijn om huishoudens financiële zekerheid te bieden tegen inkomsensrisico’s als ziekte, invaliditeit en arbeidsongeschiktheid. Ook bijdragen aan huishoudens om in bepaalde behoeftes te voorzien, zoals huisvesting en onderwijs, vallen onder de sociale uitkeringen. Ten slotte worden ook zorguitgaven zoals uitkeringen via de Zorgverzekeringwet (ZVW) en de Wet langdurige zorg (WLZ) tot de sociale uitkeringen gerekend. Sociale uitkeringen kunnen (gedeeltelijk) worden gefinancierd uit premies, waarbij de uitkering veelal wordt uitgekeerd door een van de socialezekerheidsfondsen. De Algemene ouderdomswet (AOW) en de Werkloosheidswet (WW) zijn hier voorbeelden van. Sociale uitkeringen kunnen echter ook betaald worden uit algemene middelen, zoals gebeurt bij de kinderbijslag en de zorgtoeslag.

De uitgaven voor de AOW hadden de grootste bijdrage aan de stijging van de sociale uitkeringen. In 2020 keerde de overheid voor ruim 41 miljard euro aan AOW-uitkeringen uit, tegenover 39,5 miljard euro in 2019. Deze stijging is groter dan in voorgaande jaren. Dit komt deels doordat in 2020 de AOW-leeftijd niet verder is verhoogd. Daardoor lag deze net als in 2019 op 66 jaar en 4 maanden, terwijl deze in de voorliggende jaren stapsgewijs was verhoogd. Het aantal AOW-uitkeringen nam in 2020 gemiddeld met 58 duizend toe, tegenover een bescheiden toename van 13 duizend in 2019. Daarnaast stegen de uitkeringslasten doordat de hoogte van de AOW-uitkering toenam. Deze is namelijk gekoppeld aan het minimumloon, dat in 2020 steeg.

Onder impuls van de coronacrisis namen ook de uitgaven aan de WW (Werkloosheidswet) toe. Door de economische hoogconjunctuur kenden deze uitgaven de voorgaande vijf jaren juist een dalende trend. De overheid keerde in 2020 voor 4,3 miljard euro aan WW-uitkeringen uit, 0,5 miljard euro meer dan in 2019. De stijging werd gedempt door steunmaatregelen van de overheid, waardoor het aantal ontslagen relatief beperkt bleef. Het aantal WW-uitkeringen steeg van gemiddeld 248 duizend in 2019 naar 276 duizend in 2020.

3.2.1 WW: Uitgaven en aantal uitkeringen
 Uitgaven WW (WW-uitgaven (mld euro), WW-uitkeringen (dzd))WW-uitkeringen (WW-uitgaven (mld euro), WW-uitkeringen (dzd))
'003,2204
'013,5176,5
'022,3182,3
'033,3249,3
'044,0310,1
'054,2322
'063,6279,7
'072,8217,3
'082,4174,6
'093,4220,4
'104,3267
'114,3259,6
'125,1300,3
'136,5389,6
'146,9437,9
'156,4429,8
'165,7441,1
'175,1378,1
'184,3296,5
'193,8248,3
'20*4,3275,5
* voorlopige cijfers


Ook de uitkeringen via de WLZ droegen bij aan de toenemende uitgaven aan sociale uitkeringen. De WLZ heeft betrekking op langdurige zorg, zoals verblijf in een verzorgings- of verpleegtehuis. Deze zorgkosten namen met 6,5 procent toe tot ruim 23 miljard euro. De zorguitgaven via de ZVW namen daarentegen af, van 44 miljard euro in 2019 naar ruim 42 miljard euro in 2020. Onder de ZVW vallen medische kosten die vergoed worden vanuit het basispakket van de zorgverzekering. De daling kwam doordat als gevolg van de corona-epidemie een deel van de reguliere zorg is uitgesteld of niet is verleend. Het gaat hierbij om uitgestelde zorg om ruimte te maken voor coronagerelateerde zorg, maar ook om zorg die niet verleend is door coronamaatregelen zoals de lockdown.

3)Dit zijn de rentelasten conform de definitie van nationale rekeningen. Hierbij zijn de werkelijke rentelasten gecorrigeerd voor indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (toegerekende bankdiensten).

4) Zie bijlage 2 voor een overzicht van de sociale uitkeringen.