Auteur: Jasper Menger
Herziening statistieken Aanmerkelijk Belang vanaf 2006

3. Methoden

3.1 Wat is nieuw?

Samengevat bevat het herziene aanmerkelijk belang deze verbeteringen en uitbreidingen:

  • Betere bron. Alle bij de Belastingdienst bekende bedrijfsbelangen worden benut vanaf statistiekjaar 2006. Met ingang van statistiekjaar 2022 wordt tevens het UBO-register van de Kamer van Koophandel gebruikt.
  • Ontwarde bedrijfsconstructies. Met aandelenkettingen en juridisch-fiscale bouwwerken van rechtspersonen wordt expliciet rekening gehouden middels het schatten van stille reserves.
  • Meer rechtsvormen. Niet alleen een besloten (BV) of naamloze (NV) vennootschap kan fungeren als bron van persoonlijke welvaart. Zo worden indirecte belangen via een stichting administratiekantoor (STAK) nu ook meegenomen.
  • Winst in het vizier. De wel gerealiseerde doch niet uitgekeerde winst kan worden toegerekend aan de belanghouders, als vorm van (verborgen) inkomen.

Net als in de vorige versie zijn eenvoudige één-op-één belangen in besloten vennootschappen het meest prevalent. Het gros van de belanghouders bezit één belang in een op zichzelf staand bedrijf, en de meeste bedrijven kennen één aanmerkelijkbelanghouder. Echter juist bij de kapitaalkrachtigste ondernemingen zijn er doorgaans meerdere belangen en rechtsvorm-constructies in het spel, en werpen bovengenoemde verbeteringen hun vruchten af.

3.2 Stappen van herziene methodiek

Dit zijn de stappen van de herziene methodiek voor het bepalen van aanmerkelijk belang:

  1. Bepaal netto kapitaal per onderneming. Voor alle ondernemingen die opduiken in het belangenregister worden relevante bedrijfsgegevens verzameld, en gekoppeld aan de belangen.

    a. Onderneming. Een onderneming in de context van aanmerkelijk belang is óf een op zichzelf staande rechtspersoon, óf een fiscale eenheid; een groep van rechtspersonen die samen een geconsolideerde aangifte doen.

    b. Kapitaal. Uitgangspunt voor kapitaal is het fiscaal ondernemingsvermogen aan het einde van het boekjaar, opgehoogd met eventuele stille reserves. Een bedrijf kan onroerend goed bezitten en zelf aandelen hebben in andere bedrijven. Om zo min mogelijk belasting te hoeven betalen is het fiscaal aantrekkelijk om deze reserves zo laag mogelijk op de balans te zetten. Op basis van WOZ-registraties en aandeelpercentages worden deze reserves opgehoogd wanneer het aannemelijk lijkt dat de feitelijke economische waarde hoger is dan aangegeven.

    i. Reserve onroerend goed. De balanswaarde van het onroerend goed aan het einde van het fiscale jaar wordt vergeleken met de geregistreerde WOZ-waarden op 1 januari. Als de som van de WOZ-waarden hoger uitvalt dan de balanswaarde, dan wordt het verschil geteld als stille reserve onroerend goed. Wanneer er sprake is van een fiscale eenheid wordt deze reserve bepaald per afzonderlijke dochter, en vervolgens opgeteld tot geconsolideerde waarde voor het moederbedrijf.

    ii. Reserve deelnemingen. Voor elke onderneming wordt de actuele waarde van een deelneming benaderd als het aandeelpercentage uit het fiscale relatiebestand maal het aangegeven eigen vermogen van het bedrijf waarin wordt deelgenomen. Als de som van deze deelnemingen hoger uitvalt dan de balanswaarde, dan wordt het verschil opgetekend als stille reserve deelnemingen. Er kan hierbij sprake zijn van een aandelenketting: een deelneming A kan zelf ook weer een deelneming B hebben met stille reserves, waardoor het eigen vermogen van A weer hoger wordt. Daarom worden de reserves bepaald via een iteratief proces, waarbij het aantal benodigde iteraties niet van tevoren vaststaat (het relatiebestand bevat een aantal circulaire relaties ABCA…). Het proces stopt zodra de toename van stille reserves convergeert tot minder dan 1 procent van het totaal uit de eerste iteratie, of als deze toename voor meer dan 1 promille toe te schrijven is aan circulaire relaties: in de praktijk zijn 3 á 4 iteraties nodig.

    iii. Conservatief vangnet. Zoals eigen is aan recursieve iteratieve processen kan het risico op een doorgedraaide excessieve som niet bij voorbaat worden uitgesloten. Daarom wordt bij wijze van conservatieve schatting de balanswaarde enkel opgehoogd met een eventuele stille reserve onroerend goed van het moederbedrijf. Wanneer het ondernemingsvermogen inclusief uitgebreide schatting van stille reserves hoger is dan 100 miljoen euro en bovendien meer dan 100 maal zo groot is als het conservatief opgehoogde ondernemingsvermogen, dan wordt de conservatieve schatting gebruikt.

  2. Selecteer welvaart brengende rechtsvormen. Alleen actieve aandelen die persoonlijke aanspraak geven op winst of kapitaal komen in aanmerking; zie de tabel onderaan dit stappenplan voor de relevante rechtsvormen. Bij sommige rechtsvormen geeft belanghouderschap wel recht op winst (dividend), maar niet op het ondernemingsvermogen: deze belangen tellen wel mee bij de aantallen, maar niet in de vermogenssom.

  3. Corrigeer aandeelpercentages. Onvolledige gegevens of registratiefouten zijn niet uitgesloten in het belangenbestand. Hiervoor wordt als volgt gecorrigeerd:

    a. Peilmoment. Peildatum voor alle particuliere vermogensstatistieken is 1 januari van het verslagjaar. Het aandeelpercentage (plus balans) van een dag eerder, 31 december van voorgaand jaar, wordt gebruikt om de stand van aanmerkelijk belang op dit peilmoment te schatten voor alle verslagjaren vanaf 2008. De aandelenregistraties starten in 2007: voor verslagjaar 2007 worden de aandeelpercentages aan het einde van het eerste kwartaal van 2007 gebruikt. Voor het eerste vermogensjaar 2006 zijn geen gegevens over aanmerkelijk belang voorhanden, en worden de gegevens van 2007 noodgedwongen als proxy gebruikt (de meeste trendfiguren in deze nota beginnen daarom in 2007).

    b. Schat UBO-percentage. De UBO registraties bevatten enkel een ruwe indicatie van het aandeelpercentage p in klassen: 25% < p ≤ 50%, 50% < p ≤ 75%, 75% < p ≤ 100%, of onbekend. Voor evaluatie van de vermogensaanspraak is echter een preciezer percentage nodig. Als uit een andere bron een exact percentage bekend is, dan wordt dit gebruikt. Zo niet dan wordt het percentage geschat, in de veronderstelling dat onder UBO’s dezelfde percentages populair zijn als bij aandeelhouders met preciezer bekend percentage (zoals vastgesteld voor 2019 en 2020). Er wordt uitgegaan van gelijke verdeling per UBO, of als dit conflicteert met de ruwe indicatie dan 50%, anders 25%, en als ook dat niet past wordt het aandeel als volledig onbekend gemarkeerd ter nadere imputatie (zie stap d).

    c. Schaal terug. Incidenteel komt het voor dat de som van de aandelen voor een bedrijf boven de 100% uitkomt. In deze gevallen worden alle aandelen met dezelfde factor terug geschaald, zodanig dat de som alsnog exact 100% is.

    d. Imputeer. Ook kan het aandeelpercentage onbekend zijn voor een of meer van de belanghouders. Bij een naamloze vennootschap (NV) of bij een ondernemingsvermogen van tenminste 100 miljoen euro zullen er doorgaans vele (reguliere) aandeelhouders in het spel zijn. Er wordt een conservatief belang van 5% verondersteld, tenzij minder beschikbaar is. Voor de overgebleven aandelen met onbekend percentage zullen de vermogens en aantallen aandeelhouders bescheiden zijn: hierbij wordt uitgegaan van een gelijke verdeling onder de belanghouders. 

    e. Verwerp uitbijters. Tenslotte worden excessieve kapitaalaanspraken van beperkte betrouwbaarheid als uitbijter gemerkt (en het aandeelpercentage op 0% gesteld). Het gaat hier om personen met een aanspraak van tenminste een miljard euro in een onderneming zonder economische activiteit, waarbij tevens sprake is van negatief liquide kapitaal (een mogelijke aanwijzing voor boekhoudkundige manipulatie). Individuele bedragen van dergelijke omvang zijn van merkbare invloed op de landelijke statistieken, en dienen daarom te worden geweerd als hier een duidelijke lucht aan hangt. Het gebruikte criterium is opgesteld naar aanleiding van handmatige inspecties voor 2017 & 2018, waarbij conform deze regel het belang van één persoon als evident onbetrouwbaar werd bestempeld.

  4. Destilleer indirecte aandelen. Bij een indirect belang heeft een persoon een aandeel in een stichting administratiekantoor (STAK) zonder eigen vermogen, en dit administratiekantoor heeft op haar beurt weer een aandeel in een kapitaalkrachtige onderneming. Op deze manier heeft deze persoon wel aanspraak op winst en kapitaal, maar geen inspraak in de besluitvorming binnen de onderneming. In deze stap worden de indirecte aandelen vervangen door directe equivalenten (bijvoorbeeld een 50% belang in een STAK met 20% belang in een BV wordt vertaald naar een 50% x 20% = 10% equivalent direct aandeel in deze BV). Vervolgens worden de aandelen van natuurlijke personen geselecteerd: de bedrijf-in-bedrijf aandelen zijn benut om de stille reserves en indirecte aandelen te evalueren, en zijn in de vervolgstappen niet meer nodig.

  5. Corrigeer knipperlichtbelangen. Het komt voor dat iemand gedurende een bepaald jaar een geregistreerd aanmerkelijk belang heeft in een zeker bedrijf, het jaar daarop niet meer, en het jaar daarna plots weer wel. In deze gevallen wordt uitgegaan van een missende registratie in het tussenjaar; het kan incidenteel voorkomen dat iemand een belang van de hand doet en een jaar later weer terugkoopt, maar het wordt zeer onwaarschijnlijk geacht dat dit op significante schaal voorkomt. Wanneer een persoon zowel in jaar T-1 als T+1 een belang heeft in een gegeven bedrijf, maar in jaar T niet, dan wordt verondersteld dat dit belang ook in jaar T bestond, met aandeelpercentage van T-1.

  6. Aggregeer aandelen per persoon. Per persoon worden de positieve en negatieve aanspraken apart opgeteld. Een negatief belang correspondeert met een negatief vermogen van de onderneming, oftewel een netto schuld. In principe zal een positief ondernemingsvermogen per definitie wel meetellen bij het feitelijke welvaartsniveau van personen en huishoudens, en een negatief vermogen niet per se; in geval van (aankomend) faillissement of anderszins aan de bedrijfspoorten rammelende schuldeisers zijn de belanghouders meestal niet persoonlijk aansprakelijk.

  7. Schat vermogen voor dividenddwalers. Voor personen die gedurende de afgelopen drie jaren positieve dividenden uit aanmerkelijk belang hebben ontvangen volgens de inkomstenbelasting, maar voor wie geen belang is geregistreerd voor deze periode, wordt de kapitaalaanspraak geschat op 10x het laatst ontvangen dividend. De factor tien is gebaseerd op de gegevens van dividendontvangers waarbij de aandelen wél expliciet bekend zijn, en de horizon van drie jaren dient ter compensatie voor onregelmatige inkomsten (het gros van de belanghouders ontvangt eens in de zoveel jaar dividend).

  8. Aggregeer naar huishoudens. De positieve belangen van de huishoudensleden worden opgeteld. Aan huishoudens met enkel negatieve belangen wordt hierbij een symbolisch bedrag van +1 euro toegekend: op deze wijze tellen deze wel mee bij de aantallen als huishoudens met aanmerkelijk belang, maar dan zonder noemenswaardig geldbedrag. Ook worden op huishoudensniveau zowel vermogen als inkomen waar nodig geïmputeerd: als er voor het huidige jaar nog geen gegevens beschikbaar zijn, bijvoorbeeld omdat het een ondernemershuishouden betreft dat uitstel van aangifte heeft aangevraagd, wordt teruggegrepen op de gegevens van het voorgaande jaar. 

RechtsvormBron vermogenBron dividend
Besloten Vennootschap (BV)vv
Naamloze Vennootschap (NV)vv
Europese Vennootschapvv
Overige Buitenlandse Rechtsvormvv
Stichting Administratiekantoor (STAK)vv
Rechtspersoon In Oprichtingvv
Coöperatiev
Onderlinge Waarborgmaatschappijv