Economische ontwikkeling van de energievoorziening

2 Nederlandse energievoorziening economisch verkend

Om een beeld te krijgen van de omvang van de energiegerelateerde activiteiten binnen de Nederlandse economie staan in figuur 2.1 de kernindicatoren als aandeel ten opzichte van de totale Nederlandse economie weergegeven. De totale bijdrage van energie aan het bruto binnenlands product (bbp) bedroeg ruim 3,5 procent in 2019. In 2013 was dit nog 5,9 procent. Deze daling komt met name door de afnemende bijdrage van de gaswinning, die voorheen een groot deel van de toegevoegde waarde van de energievoorziening bepaalde. Het aandeel van de productiewaarde van energieactiviteiten in de totale Nederlandse productie is relatief groot (bijna 12 procent in 2019) ten opzichte van het aandeel toegevoegde waarde. Dit heeft ermee te maken dat het intermediair verbruik 2)  in de energiesector relatief groot is in vergelijking met andere economische activiteiten. In de energiesector worden namelijk veel goederen in het productieproces ingezet, denk aan het gebruik van aardolie door raffinaderijen en het gebruik van kolen en gas in elektriciteitscentrales.

De werkgelegenheid in de energievoorziening ligt net onder de 2 procent van de totale Nederlandse werkgelegenheid, dit is al een aantal jaren vrij constant. Wel heeft er een verschuiving plaatsgevonden van de werkgelegenheid van conventionele energieactiviteiten naar hernieuwbare energieactiviteiten en energiebesparingsactiviteiten. De daling van de gaswinning heeft in veel mindere mate effect op de werkgelegenheid dan op het bbp. Dit heeft ermee te maken dat de exploitatie van energie in het algemeen kapitaalintensief is, wat betekent dat er in het productieproces relatief veel kapitaal, zoals gebouwen en machines, wordt ingezet in vergelijking met arbeid. Dit blijkt ook uit figuur 2.1, zo is het aandeel van de investeringen (8,9 procent) vele malen hoger dan het aandeel werkgelegenheid (1,9 procent).

2.1 Aandeel van energieactiviteiten ten opzichte van de Nederlandse economie voor verschillende economische indicatoren, 2019
energie-activiteitConventionele energieactiviteiten (%)Netwerken (%)Hernieuwbare energieactiviteiten en energiebesparing (%)
Investeringen (€)¹⁾2,072,294,54
Productie (€)9,620,761,17
Toegevoegde waarde (€)1,840,700,97
Werkgelegenheid (vte)0,720,390,83
1)gemiddelde van 2016-2018

Sinds 2008 is de bijdrage van energiegerelateerde activiteiten (figuur 2.3) aan het totale bruto binnenlands product (bbp), na een lichte daling, gestegen tot 5,9 procent in 2013. De piek rond 2012 en 2013 was het gevolg van een combinatie van factoren, waaronder de hoge aardgaswinning, relatief hoge energieprijzen en investeringen in nieuwe kolencentrales. Hierdoor liet de conventionele energiesector een tijdelijke stijging in de toegevoegde waarde zien. Tussen 2013 en 2016 is de toegevoegde waarde uit de aardgaswinning echter sterk gedaald, deze daling zet langzaam door. Ook zijn er sinds 2016 geen grote investeringen meer gedaan in conventionele energiecentrales. In figuur 2.3 is de daling van de bijdrage van de conventionele energiesector aan het Nederlands bbp in het afgelopen decennium goed zichtbaar. De bijdrage van hernieuwbare energie aan het bbp is echter geleidelijk gestegen. Tussen 2008 en 2019 is de bijdrage van hernieuwbare energie aan het bbp meer dan verdubbeld, van 0,3 naar bijna 0,7 procent.

2.3 Bijdrage van energiegerelateerde activiteiten aan de Nederlandse economie, uitgedrukt als percentage van het totale bruto binnenlands product
jaarConventionele energie (Bijdrage aan bbp in %)Netwerken (Bijdrage aan bbp in %)Hernieuwbare energie (Bijdrage aan bbp in %)Energiebesparing (Bijdrage aan bbp in %)
20084,30,60,30,2
20093,90,70,40,2
20103,90,60,30,2
20114,00,80,40,3
20124,50,80,40,3
20134,40,90,40,3
20143,40,90,50,3
20153,00,80,50,3
20162,30,80,50,4
20172,10,70,60,4
20182,00,70,60,4
20191,80,70,70,3

In figuur 2.4 worden de investeringen in energie-exploitatie en energiebesparing weergegeven. De totale investeringen zijn tussen 2008 en 2018 gestegen van ruim 10 tot bijna 15 miljard euro. Waar er in 2008 nog meer werd geïnvesteerd in conventionele energie (4,6 miljard euro) dan in hernieuwbare energie en energiebesparing samen (4,1 miljard euro), werd er in 2018 zowel in hernieuwbare energie (4 miljard euro) als in energiebesparing (4,1 miljard euro) afzonderlijk meer geïnvesteerd dan in conventionele energie (3,1 miljard euro). Hier heeft het afgelopen decennium een omslag plaatsgevonden. Daarnaast zijn ook de investeringen in energienetwerken, zoals het elektriciteitsnet, toegenomen. De investeringen in hernieuwbare energie zijn in 2018 sterk gestegen, na een dipje in 2017. Dit komt vooral op het conto van zonne- en windenergie, maar ook de overige vormen van hernieuwbare energie laten een stijging zien. Hier wordt uitgebreider op ingegaan in hoofdstuk 4.1.

2.4 Ontwikkeling van investeringen in energie-exploitatie en energiebesparing, 2008-2018
jaarConventionele energie (investeringen (mld euro))Netwerken (investeringen (mld euro))Hernieuwbare energie (investeringen (mld euro))Energiebesparing (investeringen (mld euro))
20084,61,81,72,4
20093,82,40,92,2
20104,12,51,52,5
20115,52,11,32,8
20125,62,31,62,5
20134,92,61,72,7
20145,72,62,23,0
20154,62,42,73,2
20163,33,62,53,6
20172,83,02,04,1
20183,13,64,04,1


De totale werkgelegenheid in energiegerelateerde activiteiten is tussen 2008 en 2019 gestegen van 119 duizend tot 150 duizend arbeidsjaren (figuur 2.5). De werkgelegenheid in conventionele energie is na 2014 afgenomen en is sinds 2017 min of meer stabiel, een vergelijkbare ontwikkeling als bij de toegevoegde waarde. Het effect op de werkgelegenheid is wel iets minder sterk. Opvallend bij de werkgelegenheid is de relatief grote rol die energiebesparing en hernieuwbare energie hier spelen. De stijgende investeringen in hernieuwbare energie en energiebesparing resulteren onder andere in de bouw van windparken, de installatie van zonnepanelen en het isoleren van woningen. Dit zijn relatief arbeidsintensieve werkzaamheden en leveren veel banen op. Hier zal verder op in worden gegaan in hoofdstuk 4.2. Dit heeft ertoe geleid dat de werkgelegenheid in energiegerelateerde activiteiten sinds 2008 juist is toegenomen, ondanks de daling van de werkgelegenheid in de conventionele energie, terwijl de toegevoegde waarde van energiegerelateerde activiteiten in dezelfde periode is gedaald.

2.5 Ontwikkeling van de energiegerelateerde werkgelegenheid, 2008-2019
jaarConventionele energie (1 000 arbeidsjaren)Netwerken (1 000 arbeidsjaren)Hernieuwbare energie (1 000 arbeidsjaren)Energiebesparing (1 000 arbeidsjaren)
200866,317,711,423,2
200966,818,812,223,0
201072,517,813,124,0
201170,026,514,329,5
201275,125,015,027,0
201377,424,916,428,2
201481,426,216,629,1
201574,626,218,730,5
201665,830,018,937,2
201756,528,120,540,1
201856,629,828,435,9
201955,930,130,633,8

2) Het intermediair verbruik omvat de goederen en diensten die als input in een productieproces worden gebruikt. Het gaat hierbij om goederen die tijdens het productieproces worden verwerkt in andere producten of die volledig worden gebruikt. De toegevoegde waarde wordt berekend als het verschil tussen de productiewaarde en het intermediair verbruik.