Lagere productiviteit door groei zelfstandigen

6. Conclusie

Het belang van flexwerknemers en zelfstandigen (en specifiek zzp’ers) is na 2002 sterk toegenomen. In eerste instantie nam vooral het aandeel van zelfstandigen in het totaalaantal gewerkte uren toe, maar de laatste vijf jaar is ook het inkomen per uur sterk toegenomen. Deze stijging komt vooral ten goede aan zelfstandigen in de zakelijke dienstverlening, de bouwnijverheid en de handel. Door de krapte op de arbeidsmarkt in deze bedrijfstakken konden zelfstandigen hogere tarieven rekenen.

Ook het aandeel van flexwerknemers in het totaal aantal gewerkte uren steeg na 2004 sterk. Dat komt zowel door een toename van het aantal flexwerknemers als door een toename van het gewerkt aantal uren per flexwerknemer. In vergelijking met de stijging van het gemiddelde tarief van zelfstandigen steeg het uurloon van flexwerknemers de laatste paar jaar veel minder hard.

Voor flexwerknemers is een positief verband gevonden tussen de groei van het aandeel flexwerknemers in het arbeidsvolume en de ontwikkeling van de productiviteit. Dat zou erop kunnen wijzen dat een toename van het aandeel flexwerknemers resulteert in productiviteitsgroei, maar aannemelijker is dat het aandeel flexwerknemers aangepast wordt aan de stand van de conjunctuur.

Een causale relatie tussen de opkomst van zelfstandigen en de lage productiviteitsgroei van de laatste jaren is niet op een directe manier vast te stellen; hiervoor is het aantal benodigde datapunten te klein. Wel is duidelijk dat de groei van het aandeel gewerkte uren van zelfstandigen negatief samenhangt met productiviteitsgroei. Dat komt overeen met eerder CBS-onderzoek waaruit blijkt dat zelfstandigen (zzp’ers) minder productief zijn dan grotere bedrijven. De conclusie lijkt daarom gerechtvaardigd dat de lagere productiviteit van zelfstandigen de ontwikkeling van de productiviteit in Nederland heeft gedrukt.