Lagere productiviteit door groei zelfstandigen

3. Uren en inkomen van zelfstandigen

Het aantal door zelfstandigen gewerkte uren is toegenomen van 2,1 miljard uur in 2003 tot 2,7 miljard uur in 2018. Deze toename was vooral zichtbaar in de zakelijke en overige dienstverlening. Doordat deze gegevens afkomstig zijn uit de Nationale rekeningen, worden directeuren-grootaandeelhouders meegeteld bij de werknemers, terwijl deze in de vorige grafiek bij de zelfstandigen horen.

3.1 Aantal gewerkte uren van zelfstandigen
 Zelfstandigen (miljoen uur)
20032124
20042182
20052231
20062337
20072429
20082426
20092408
20102428
20112466
20122488
20132498
20142569
20152641
20162713
2017*2727
2018*2737

Het verloop van het aantal gewerkte uren door zelfstandigen hangt in grote lijnen samen met de ontwikkeling van de conjunctuur: na de crisis was er een daling van het aantal gewerkte uren, gevolgd door een lichte stijging tot 2013. Sindsdien is de economie gegroeid en steeg ook het aantal gewerkte uren door zelfstandigen. Het aandeel van zelfstandigen in het totaal aantal gewerkte uren is gestegen van 18 procent in 2003 naar 20 procent in 2018. Opvallend is dat het aandeel de laatste jaren juist weer iets terugvalt.Dit komt voornamelijk doordat het aantal gewerkte uren door werknemers sinds 2016 sneller groeit dan de gewerkte uren door zelfstandigen.

3.2 Aandeel van gewerkte aantal uren zelfstandigen
 Aandeel gewerkte uren zelfstandigen in het totaal van gewerkte uren (% van totaal aantal gewerkte uren)
200317,75177601
200418,18939647
200518,66008699
200619,17302486
200719,37465103
200819,04836683
200919,18419375
201019,48166573
201119,60877863
201219,95988769
201320,21853501
201420,65444605
201521,02874433
201621,10627042
2017*20,79298513
2018*20,41318616

Per bedrijfstak zijn er wel duidelijke verschillen in de ontwikkeling van het aandeel van de gewerkte uren door zelfstandigen in het totaal. In de bouw, zakelijke en overige dienstverlening was er een toename van het aandeel, terwijl in de landbouw, handel en horecazelfstandigen juist relatief minder uren zijn gaan werken. Dit komt overeen met cijfers over het aantal zzp’ers uit de EBB: in de bouw zijn zzp‘ers belangrijker geworden en waren er in 2018 minder werknemers dan in 2003.

In de handel en horeca is de afname van het aandeel zelfstandigen niet te wijten aan een afname van het gewerkte aantal uren per zelfstandige. Dit aantal is tussen 2003 en 2018 inde horeca namelijk ongeveer gelijk gebleven en in handel zelfs iets gestegen. Het aantal gewerkte uren door werknemers nam echter sterker toe, waardoor het urenaandeel van zelfstandigen in deze bedrijfstakken daalde.

Per zelfstandige nam het aantal gewerkte uren tot 2007 toe, waarna er een bijna continue daling inzette die duurde tot 2013. Dit past in het beeld dat zelfstandigen als gevolg van de crisis minder zijn gaan werken. Sinds de crisis is de gemiddelde zelfstandige weer meer gaan werken; van 1 726 uur in 2013 tot bijna 1 780 uur in 2018.

3.3 Gewerkte aantal uren per zelfstandige per jaar
 Gewerkte uren per zelfstandige (aantal uren)
20031706,024096
20041730,37272
20051738,893219
20061757,142857
20071767,83115
20081752,890173
20091743,664012
20101756,874096
20111748,93617
20121731,38483
20131726,330339
20141735,810811
20151770,107239
20161787,220026
2017*1787,024902
2018*1780,741705

3.4 Netto-overig inkomen per uur van zelfstandigen
 arbeidsinkomen zelfstandigen per gewerkt uur (euro)
200317,44397363
200416,93767186
200517,04796056
200617,49550706
200717,71263895
200818,04492993
200917,8089701
201018,44028007
201118,72506083
201218,56832797
201318,60968775
201418,92954457
201519,30329421
201619,97567269
2017*20,87788779
2018*21,42309098

Het inkomen van zelfstandigen per uur is (op de crisisjaren 2009 en 2012 na) elk jaar iets toegenomen. Het gaat hierbij om een optelsom van de vergoeding voor de inzet van arbeid, kapitaal en ondernemersrisico. Dit wordt het netto-overig inkomen genoemd. Hierbij wordt niet gecorrigeerd voor prijsveranderingen. Vooral de stijging na 2012 is opvallend: zelfstandigen zijn er in uur inkomen sindsdien 15 procent op vooruitgegaan: van 18,60 euro naar 21,40 euro. Deze toename komt vooral voor rekening van de bouw, de zakelijke dienstverlening en de handel. De drie genoemde bedrijfstakken zijn verantwoordelijk voor 2 euro van de bijna 3 euro stijging.

Zelfstandigen konden in deze bedrijfstakken meer inkomen per uur rekenen door de toegenomen spanning op de arbeidsmarkt (CBS, 2019a). Het aantal vacatures was in deze bedrijfstakken hoog; samen met een lage instroom zorgde dit voor hogere tarieven. Doordat zelfstandigen makkelijker dan werknemers hun uurvergoeding kunnen bijstellen, is het hen gelukt de vraag naar arbeid om te zetten naar meer inkomen per gewerkt uur. De beloning voor werknemers steeg in deze periode veel minder sterk: hier bleef de stijging beperkt tot ongeveer 1,70 euro per gewerkt uur.