Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, editie 2025

1. Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van onderzoek

Wie zijn de kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep in Nederland? Werken ze uitsluitend in de creatieve industrie of zijn ze ook in andere bedrijfstakken actief? Hoe is hun positie op de arbeidsmarkt en hoe heeft deze positie zich in de afgelopen jaren ontwikkeld? Hebben ze een kunstopleiding gevolgd? Wat verdienen ze? Hoe zit het met hun arbeidsomstandigheden? Zijn ze tevreden met hun werk? Hebben ze te maken met ongewenst gedrag? En in hoeverre verschillen ze van de werkzame beroepsbevolking als geheel? Deze monitor over kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep geeft antwoord op deze en nog veel meer vragen.

De monitor is samengesteld op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om de arbeids- en inkomenspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep met actuele cijfers in kaart te brengen. Daarmee maakt deze editie deel uit van een reeks publicaties over dit thema die het CBS op verzoek van het ministerie heeft samengesteld. De nadruk ligt daarbij op de arbeids- en inkomenspositie van personen die aan het werk zijn als kunstenaar of in een ander creatief beroep. Sinds de vorige editie (zie: Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, 2021 | CBS) bevat de monitor geen analyse meer van afgestudeerden aan creatieve opleidingen.

1.2 Onderzoeksopzet

De doelpopulatie van deze monitor betreft personen die betaald werk hebben als kunstenaar of in een ander creatief beroep. Of iemand wordt aangemerkt als kunstenaar of een ander creatief beroep heeft, is vastgesteld op basis van enquêtes. De beroepen zijn daarbij ingedeeld volgens de International Standard Classification of Occupations (ISCO). Bijlage B bevat een overzicht van de ISCO-codes die tot kunstenaarsberoepen en andere creatieve beroepen worden gerekend.

In deze monitor is het beroep uitsluitend vastgesteld voor personen met betaald werk. Er is geen informatie beschikbaar over personen zonder betaald werk die wel op zoek zijn naar een baan als kunstenaar of een ander creatief beroep. Informatie over personen die zo’n beroep eerder hebben uitgeoefend maar zich niet meer aanbieden op de arbeidsmarkt, wordt wel verzameld in de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS maar valt buiten de scope van deze editie. 

De uitkomsten in deze publicatie betreffen primair twee groepen: alle werkenden met een beroep als kunstenaar en alle andere werkenden met een creatief beroep. Zij worden vergeleken met de totale werkzame beroepsbevolking en, waar relevant, met alle werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4). In aanvulling op deze totalen worden kunstenaars verder onderverdeeld naar beeldende beroepen, ontwerpende beroepen, uitvoerende beroepen en een restgroep met schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen. Bij de werkenden met een ander creatief beroep wordt onderscheid gemaakt tussen werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4), waarbij journalisten waar mogelijk afzonderlijk worden vermeld, en werkenden op een lager beroepsniveau (niveau 1, 2 en 3). Vanwege het steekproefkarakter van de gegevens is het meestal niet mogelijk om resultaten per  afzonderlijk ISCO-beroep te publiceren.

De afbakeningen, methoden en definities in deze monitor sluiten zoveel mogelijk aan op de eerdere edities. Zo wordt net als in de vorige editie de gangbare leeftijdsafbakening voor statistieken over de beroepsbevolking gehanteerd, met een bovengrens van 75 jaar. Hierdoor valt ook het toegenomen aantal werkzame 65-plussers binnen de onderzoekspopulatie. 

Anders dan in voorgaande edities is in de huidige editie niet uitgesplitst naar migratieachtergrond, maar naar de nieuwe herkomstindeling die het CBS gebruikt1). In de nieuwe indeling is meer bepalend waar iemand zelf geboren is, en minder bepalend waar iemands ouders geboren zijn. De term migratieachtergrond wordt niet meer gebruikt en de hoofdindeling westers/niet-westers is vervangen door een indeling naar geboren in Nederland versus geboren in het buitenland. Waar mogelijk binnen de beperkingen van de publicatierichtlijnen is daarbij nog een onderscheid gemaakt naar geboren in Europa (exclusief Nederland) en geboren buiten Europa. In de tabellenset bij deze monitor is bovendien een onderscheid gemaakt naar enkele herkomstlanden.

In lijn met andere CBS-publicaties worden in deze editie bij detaillering naar onderwijsniveau de termen 'hoog-, middelbaar en laagopgeleid' niet meer gebruikt. In plaats daarvan worden de niveaus in tabellen en figuren benoemd als:

  • Basisonderwijs, vmbo, mbo1
  • Havo, vwo, mbo2-4
  • Hbo, wo

In de hoofdtekst worden deze groepen omschreven als bijvoorbeeld:

  • Mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma
  • Mensen met een mbo-niveau of daarmee vergelijkbaar
  • Mensen met een hbo- of universitair niveau of daarmee vergelijkbaar

In de tabellen bij deze publicatie (zie daarvoor: Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, 2021/2023 | CBS) is de arbeidsmarkt-, inkomens- en vermogenspositie bepaald voor personen die volgens de Enquête beroepsbevolking (EBB) in hun voornaamste werkkring aan de slag zijn als kunstenaar of in een ander creatief beroep. Het gaat daarbij om werkzaamheden ongeacht het aantal uren per week. Ook zijn persoonskenmerken en opleidingsachtergrond vastgesteld.

In de vorige editie van de monitor werden voor het eerst aspecten van de arbeidsomstandigheden van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep beschreven. De uitkomsten hiervan zijn in deze editie geactualiseerd met recentere gegevens van CBS en TNO uit respectievelijk de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) voor werknemers en de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) voor zelfstandig ondernemers. In de tabellen bij deze publicatie zijn deze gegevens uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, herkomst en anciënniteit. 

1.3 Indeling rapport

In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt kort ingegaan op het aantal en percentage kunstenaars en andere creatieven in de werkzame beroepsbevolking. Verder wordt besproken in welke regio’s zij wonen en in welke bedrijfstakken ze werken. Hoofdstuk 3 gaat over persoonskenmerken, met aandacht voor de leeftijd, het geslacht en de herkomst van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep.

In hoofdstuk 4 staan opleiding en ontwikkeling centraal: de opleiding die men heeft gevolgd, en ook of men momenteel nog een cursus of opleiding volgt. In hoofdstuk 5 komen de arbeidskenmerken van kunstenaars en andere creatieven ter sprake, waaronder of zij als zelfstandige (voor eigen rekening of risico) of als werknemer (in loondienst) werken, hoeveel uur zij per week werken, of zij meerdere werkkringen hebben en, zo ja, waarom. In hoofdstuk 6 gaat het over de loopbaan, zoals tot welke leeftijd kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep willen doorwerken en onder welke voorwaarden. 

In hoofdstuk 7 wordt de situatie van zelfstandig ondernemers die werken als kunstenaar of in een ander creatief beroep nader belicht. Er wordt ingegaan op het aantal opdrachtgevers dat zij hebben en de financiële situatie van hun bedrijf of praktijk. De inkomens- en vermogenspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep staat centraal in hoofdstuk 8. In het hoofdstuk 9 gaat het over arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Hierbij komen onderwerpen als werksfeer, werkzekerheid en beloning aan bod. Ook het lidmaatschap van belangenorganisaties en vakbonden komt ter sprake. Als laatste wordt de tevredenheid met het werk en de arbeidsomstandigheden beschreven.

1) Zie: CBS introduceert nieuwe indeling bevolking naar herkomst | CBS.