Van leerladder naar onderwijswaaier

3. Vergelijkbare opleidingen in het buitenland

In dit hoofdstuk wordt ter vergelijking ingegaan op het onderwijssysteem in een aantal Europese landen. Het is niet mogelijk om alle landen te beschrijven en in overleg met het ministerie van OCW worden België (Vlaanderen), Duitsland, Engeland en Noorwegen er uitgelicht. Hoe is het onderwijs in die landen vormgegeven en welke terminologie wordt gebruikt voor de verschillende opleidingen en fasen. En welke in het systeem beschreven termen zijn hiërarchisch van aard en welke juist niet.

3.1 België (Vlaanderen)

Structuur

In Vlaanderen volgen kinderen vanaf leeftijd van 3 jaar eerst drie jaar gewoon kleuteronderwijs, daarna volgen ze tot de leeftijd van 12 jaar gewoon lager onderwijs. De fase die volgt op het lagere onderwijs wordt secundair onderwijs genoemd en is onderverdeeld in drie graden. Leerlingen beginnen in de eerste graad, dit is bedoeld als algemene vorming waar in het tweede jaar wordt voorgesorteerd op overstap naar de tweede graad. Vanaf leeftijd 14 jaar gaan leerlingen door naar de tweede graad en daarna derde graad, die ieder twee jaar duren en waarbinnen er wordt gedifferentieerd naar de volgende vier onderwijsvormen:

  1. Het algemeen secundair onderwijs (ASO) wordt ook wel het overgangsonderwijs genoemd en bereidt leerlingen voor op hogere studies. Het aso legt de nadruk op een ruime theoretische vorming. Het biedt de leerling een stevige basis om hoger onderwijs te volgen.
  2. Het technisch secundair onderwijs (TSO) biedt net als het algemeen secundair onderwijs een theoretische opleiding, maar biedt daarnaast ook keuzevakken die concreter en technischer zijn. Na het TSO kan de leerling een beroep uitoefenen of verder studeren in het hoger onderwijs. Bij de opleiding horen ook praktijklessen.
  3. Het kunstsecundair onderwijs (KSO) is op precies dezelfde manier georganiseerd als het technisch onderwijs. Het enige verschil is dat de keuzevakken over kunst gaan en niet over technische onderwerpen. De leerling gaat ook kunstprojecten uitwerken. Na het KSO kan een beroep worden uitgeoefend of overgestapt worden naar het hoger onderwijs.
  4. Het beroepssecundair onderwijs (BSO) laat toe om meteen na de studies een beroep uit te oefenen. Het BSO is een praktische onderwijsvorm waarin de leerling een beroep aanleert en ook algemene vorming krijgt. Het is sterk op de praktijk gericht. In een beperkt aantal scholen wordt het beroepssecundair onderwijs modulair georganiseerd. Hier is er geen onderverdeling in graden en leerjaren maar in modules en eenheden van een module.

Secundair-na-secundair (afgekort: Se-n-Se) is de verzamelnaam van enkele korte opleidingen binnen de derde graad technisch en kunstsecundair onderwijs (TSO en KSO), waarin je verder kan specialiseren. Se-n-Se is sterk beroepsgericht. Een groot deel van de opleidingstijd bestaat uit leren op een werkplek. Secundair-na-secundair valt in ISCED level 4, en is daarmee vergelijkbaar met de Nederlandse MBO-specialisten opleiding.

In het stelsel van leren en werken wordt deeltijds leren met deeltijds werken (werkplekleren) gecombineerd. In Vlaanderen bestaan drie deeltijdse leersystemen binnen het leerplichtonderwijs: het deeltijds beroepssecundair onderwijs, de leertijd en de deeltijdse vormingen. De deeltijdse leersystemen worden aangeboden in een centrum voor deeltijds onderwijs waar het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) wordt aangeboden, of een Syntra-campus waar de leertijd wordt aangeboden. Daarnaast is er nog het duaal DBSO (deeltijdse vorming) bedoeld voor leerlingen die niet langer leerplichtig zijn, arbeidsrijp en bereid te leren door werkervaring.

Al deze studierichtingen met uitzondering van het stelsel van leren en werken geven toegang tot hoger beroepsonderwijs of het volgen van een academische of professionele bachelor.

Hiërarchie

De term lager wordt alleen gebruikt voor het onderwijs met ISCED-niveau 1, dus dat wat in Nederland het basisonderwijs wordt genoemd.

De term hoger wordt alleen gebruikt voor het hoger beroepsonderwijs. Net zoals in Nederland kan het hoger onderwijs op hogescholen en universiteiten worden gevolgd. Wel valt op dat hoger beroepsonderwijs alleen nog gebruikt wordt voor de opleiding die maximaal twee jaar duurt, en dat er daarnaast op hoge scholen een professionele of academische bachelor gevolgd kan worden die 3 jaar duurt. Deze term academisch is in Nederland alleen voorbehouden aan universiteiten.

Binnen het hoger onderwijs worden er verder geen hiërarchische termen gebruikt. De termen liggen dicht bij de niveauaanduidingen van de ISCED: bachelor, bachelor-na-bachelor, master, master-na-master, en dan nog de schakel- en voorbereidende programma’s. Opvallend is dan wel dat er niet is gekozen voor de associate degree als alternatief voor het hoger beroepsonderwijs met een korte duur.

Binnen het onderwijs met secundair niveau wordt er een alleen hiërarchie gebruikt voor de graden binnen het secundair onderwijs: eerste, tweede en derde graad. Ze worden alleen niet gebruikt als indicatie van de niveaus maar het aantal jaren onderwijs dat binnen het secundair onderwijs is doorlopen.

De opleiding secundair-na-secundair is interessant omdat er in die opleiding net zoals in de Nederlandse MBO4-specialistenopleiding sprake is van verdere specialisatie op secundair niveau, na afronding van een andere opleiding op secundair niveau. Toch komt het ‘specialiseren’ niet terug in de omschrijving en is gekozen voor een neutraal alternatief.

Verder is er binnen secundair onderwijs tweede en derde graad gekozen voor een brede onderverdeling naar richting of oriëntatie: algemeen, kunst, technisch en beroeps. Waarbij het kunstsecundair onderwijs en technisch secundair onderwijs naast algemeen ook beroepsgericht is, want na afronding kan men doorstromen naar hoger onderwijs maar ook de arbeidsmarkt op gaan en een beroep gaan uitoefenen.

Statistiek

In Vlaanderen wordt voor de indeling van het onderwijsniveau in drie categorieën gesproken over laaggeschoold, middengeschoold en hooggeschoold. Dit is vergelijkbaar aan de terminologie die in Nederland wordt gebruikt in statistieken met betrekking tot het onderwijsniveau van de Nederlandse bevolking. Zie: Bevolking naar onderwijsniveau (scholingsgraad) | Vlaanderen.be.

In 2021 was 15,9% van de 25- tot 64-jarigen laaggeschoold, 38,7% middengeschoold en 45,4% hooggeschoold. Laaggeschoolden zijn personen zonder een einddiploma van het secundair onderwijs. Middengeschoolden hebben het secundair onderwijs of het postsecundair niet-hoger onderwijs met succes afgewerkt. Hooggeschoolden beschikken over een diploma hoger onderwijs.

3.1.1 Het onderwijssysteem in België naar o.a. leeftijd, duur van de opleiding, gerichtheid (blauwe omranding staat voor beroepsgericht) en ISCED 2011 niveau van de opleiding. Zie bijlage 1 voor een uitgebreide toelichting op de betekenis van de symbolen en lijnopmaak.

Schematische weergave van het onderwijs in België (Vlaanderen). In het schema is opgenomen op welke leeftijd men gemiddeld een opleiding volgt, wat de duur van de opleiding is, of de opleiding beroepsgericht is en het ISCED 2011 niveau van de opleiding.

Bron: Education GPS - Belgium (oecd.org).

3.2 Duitsland

Structuur

In Duitsland gaan kinderen vanaf 3 jaar naar de Kindergarten en daarna gaan ze door in de Grundschule die 4 jaar duurt. De fase na afronding van de Grundschule, de Sekundarstufe of Sekundarbereich is weer onderverdeeld in twee fases. Fase 1 duurt 6 jaar, en fase 2 duurt normaal gesproken 2 jaar. Leerlingen zijn 10 jaar oud aan het begin van Sekundarstufe I.

Leerlingen kunnen na de Grundschule in de eerste fase van de Sekundarstufe kiezen uit verschillende scholen:

  • Hauptschule: Die Hauptschule is praktisch georiënteerd en er is alleen de Sekundarstufe I. Na afronding van de Hauptschule gaan leerlingen verder met een beroepsopleiding op een Berufschule of de Schule des Gesundheitswesens und Schule für Sozialberufe. Deze laatste leidt specifiek op voor de uitoefening van assisterende of ondersteunende beroepen in zorg en welzijnssector.
  • Realschule: De Realschule biedt een algemene basis voor doorstroming naar vervolgonderwijs. Er is alleen de Sekundarstufe I. Het wordt afgesloten met een diploma, de mittlere Reife. Deelnemers stromen normaal gesproken door naar een Berufschule, maar doorstroming naar een Gymnasium is ook mogelijk.
  • Gymnasium: Het Gymnasium heeft een Sekundarstufe I (klas 5-10, leeftijd 10-16 j.) en een Sekundarstufe II (Jahrgangsstufe 11-12, leeftijd 17-18 j.). De kinderen hebben in hun laatste drie jaren (dus de Oberstufe en één jaar daarvoor) geen klasseverband meer, maar kiezen cursussen (vakken). Na afronding van het gymnasium ontvangen leerlingen de Abiturnote. Het Abitur is het toegangsbewijs voor de universiteit of hogeschool.
  • Gesamtschule: De Gesamtschule is een school waarin verschillende onderwijsprogramma’s worden gegeven. Het wordt ook wel omschreven als dreigliedriges Schulsystem waarin onderwijs volgens uitganspunten van de Hauptschule, Realschule, Gymnasium is gecombineerd. In een Gesamtschule wordt geprobeerd om de kinderen zo laat mogelijk qua niveau te scheiden. Vanaf een bepaalde leeftijd krijgen ze les in sommige vakken op twee verschillende niveaus (in de wandelgangen een Hauptschul- en een Realschul-niveau genoemd). Een leerling kan dus bijvoorbeeld Duits op het ene niveau en wiskunde op het andere krijgen. De rest van de vakken is identiek voor de gehele klas.

Het beroepsgerichte onderwijs volgt op Sekundarstufe I en is bedoeld voor deelnemers vanaf 15 jaar en ouder. Het maakt deel uit van Sekundarstufe II en kan gevolgd worden op Berufsschulen en Berufsoberschulen of Fachoberschulen. Het is ook mogelijk om te kiezen voor de ‘duale Berufsausbildung’, het systeem waarin het onderwijs deels op school en deels op een werkplek in een leerwerktraject wordt gevolgd. De ‘duale Berufsausbildung’ is ook weer in twee fasen onderverdeeld, erstaufbildung en zweitaufbildung. De eerste fase duurt 3 jaar en de tweede fase duurt 2 tot 3 jaar.

De beroepsscholen zijn soms gespecialiseerd in een bepaald terrein, bijvoorbeeld: Schulen des Gesundheitswesens of Beamtenausbildung (mittlerer Dienst).

Doorstroming naar de universiteit of de Fachhogschule (ook wel Berufsacademie) kan wel na afronding van de Berufsoberschule, maar niet na afronding van de Berufschule. Na afronding van de Berufschule is er wel de mogelijkheid om door te gaan op de Fachschule, een twee of driejarige opleiding op hoger niveau. Binnen de Fachschule zijn er nog verschillende traject voor het verkrijgen van een kwalificaties als ‘meister’ of als ‘techniker’.

Hiërarchie

Termen als laag of hoog of een hiërarchische indelingen worden in de Sekundarstufe I (ISCED 2-niveau) niet gebruikt. Het gaat dan om niet-hiërarchische benamingen als Hauptschule, Realschule of Gymnasium.

Vanaf Sekundarstufe II (ISCED 3-niveau) verandert dit. Enerzijds doordat termen worden gebruikt die een beroep of vakmanschap aanduiden zoals Berufsschule of Fachschule. Anderzijds komt er een hiërarchie-aanduiding om opleidingen te onderscheiden als ‘ober’ en ‘hoch’, zoals Berufobersschule, Fachoberschule en Fachhochschule.

Het hoger onderwijs in Duitsland kent dan naast de Universiteit noch de Fachhochschule (Berufsakademie). Die laatste onderscheid zich van de Fachschule. Daarnaast worden binnen de Universiteit ook de termen bachelor en master gebruikt.

Zoals gezegd, alleen vanuit de Berufobersschule kan men naar de universiteit of de Fachhochschule. In die zin zit er een duidelijke hiërarchie in de terminologie van het Duitse middelbaar- als hoger onderwijs, waarbij ‘ober’ en ‘hoch’ het bovenste of hoogste niveau aanduiden.

Statistiek

De termen ‘ober’ en ‘hoch’ komen ook terug in statistieken over het onderwijsniveau van de bevolking in Duitsland, zie bijvoorbeeld: Bildungsstand - Bevölkerung nach Schulabschluss 2022 | Statista.

Hieruit volgt onder meer dat in Duitsland 36,7 procent van de bevolking in 2022 de Fachhochschule of Hochschulreife heeft afgerond. Zie ook de statistieken van het Statistisches Bundesambt: Bildung in Deutschland (Bildungsstand) - Statistisches Bundesamt (destatis.de).

3.2.1 Het onderwijssysteem in Duitsland naar o.a. leeftijd, duur van de opleiding, gerichtheid (blauwe omranding staat voor beroepsgericht) en ISCED 2011 niveau van de opleiding. Zie bijlage 1 voor een uitgebreide toelichting op de betekenis van de symbolen en lijnopmaak.

Schematische weergave van het onderwijs in Duitsland. In het schema is opgenomen op welke leeftijd men gemiddeld een opleiding volgt, wat de duur van de opleiding is, of de opleiding beroepsgericht is en het ISCED 2011 niveau van de opleiding.

Bron: Education GPS - Germany (oecd.org).

3.3 Engeland

Structuur

In Engeland is het Early years foundation stage programma waarbinnen de ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 0 tot 5 jaar wordt gevolgd en waarbij ouders begeleiding krijgen op gebied van het behalen van bepaalde leerdoelen. Foundation stage 1 betreft het onderwijs dat kinderen in de leeftijd van 3 of 4 jaar ontvangen. Foundation stage 2, wordt ook wel de Reception class genoemd, en is het afsluitende jaar van de Early years foundation stage, en het jaar voorafgaand aan de start van Primary school, dat eerste leerjaar wordt ook wel Year 1 genoemd.

Onderwijsdeelnemers zijn tot en met de onderbouw van het VO (en deelnemers leerplichtig zijn) ingedeeld in leeftijdsgroepen, de zogenaamde key stages. In totaal zijn er 5 key stages, deze lopen van Early years foundation stage (3-5jr) tot en met key stage 4 (14-16 jaar). Binnen deze key stages leggen de studenten gestandaardiseerde examens af.

De primary school duurt in totaal 6 jaar en betreft key stages 1 (5-7 jaar) en 2 (7-11 jaar). Na de primary school gaan leerlingen verder in lower secundary education dat in totaal 3 jaar duurt. Het valt samen met key stage 3 (11-14 jaar). Het wordt ook wel junior school genoemd, of omschreven als secundary education met daarbij de leerjaaraanduiding, dus secundary education year 7, of year 8 of year 9. Leerlingen volgen algemene vakken en mogen er een aantal naar keuze volgen.

Tijdens secundary education year 10 and 11, key stage 4, of upper secondary education bereiden leerlingen zich voor op General Certificate of Secondary Education (GCSE). De gekozen keuzevakken en scores daarop zijn bepalend voor het vervolgonderwijs dat zijn kunnen gaan volgen.

Na key stage 4 zijn er twee mogelijkheden, leerlingen gaan door met upper secondary year 12 and 13 (key stage 5) waarin ze worden voorbereid op doorstroming naar de universiteit, óf ze gaan door met upper secondary vocational education, en dit wordt ook wel further (vocational) education genoemd. In het traject dat voorbereidt op doorstroming naar de universiteit moeten leerlingen een A-level of IB certificaat halen. Het is ook mogelijk een A-level certificaat te halen binnen het further studies traject wat dan ook doorstroming naar hoger onderwijs mogelijk maakt. Voor deelnemers voor wie dit niet haalbaar is zijn er ook alternatieve routes, zoals het behalen van een BTEC qualification. Dit is een programma met een combinatie van beroepsgerichte vakken waarop studenten tijdens het volgen van de opleiding worden getoetst in plaats van aan het eind van het programma.

Andere mogelijkheden op het gebied van beroepsgericht onderwijs zijn verder nog (Youth Employment UK, zd):

T-level: T Levels zijn kwalificaties binnen beroepsgerichte, technische en praktische vakgebieden waarvoor kan worden gekozen na de GCSEs. Dit is een mix van klassikaal leren en verworven kennis toepassen in de praktijk. In de meeste gevallen betekent dit dat de student 3 maanden van het tweede, laatste, jaar doorbrengt op de werkvloer.

NVQ: NVQ is een afkorting voor National Vocational Qualification. Een NVQ is een kwalificatie die voorbereid op een specifiek beroep. Binnen NVQs bestaan er 5 niveaus. Het te volgen niveau hangt af van de eerdere (school)loopbaan en corresponderen met de volgende onderwijsniveaus:
Level 1: 3-4 GCSEs at grade D-G
Level 2: 4-5 GCSEs at grade A*-C
Level 3: 2 A Levels
Level 4: Higher Education Certificate/BTEC
Level 5: Higher Education Diploma/Foundation Degree

HND/HNC: HND is een afkorting voor Higher National Diploma, en HNC voor Higher National Certificate. De meeste HND en HNC opleidingen hebben A-Levels als minimale toelatingseis. Dit soort onderwijs is bedoeld voor mensen die hoger onderwijs willen volgen maar niet zeker weten of ze daar 3 jaar universiteit voor willen of kunnen volgen.

Apprenticeship: Een apprenticeship is een trainingsprogramma waarbinnen een erkende kwalificatie kan worden behaald doormiddel van werkend leren.

Foundation Degree: Een Foundation Degree is een kwalificatie binnen het hoger onderwijs. Ze bestaan sinds 2001 en worden door hogescholen (colleges), universiteiten en de arbeidsmarkt aangeboden. Een Foundation Degree verschilt echter wel van een full degree. De duur van een Foundation Degree is namelijk 2 jaar in plaats van de gangbare 3 jaar. Dit resulteert dan ook in een diploma dat twee derde van een standard diploma ‘waard’ is.

Traineeship: Een traineeship is een programma waarin de focus ligt op het behalen van specifieke vaardigheden binnen het werkveld. Het is bedoeld om 16- tot 25-jarigen met een education, health and care (EHC) plan klaar te stomen voor een apprenticeship of baan als zij de hiervoor benodigde vaardigheden of ervaring missen.

Hiërarchie

De term lager wordt in Engeland alleen gebruikt om onderscheid te maken binnen het onderwijs met ISCED-niveau 2. In Nederland komt dit ongeveer overeen met de onderbouw van de middelbare school.

De term hoger wordt gebruikt voor al het onderwijs na ISCED-niveau 3. Vanaf ISCED-niveau 4 wordt hoger gebruikt voor zowel het onderwijs op universiteiten als het onderwijs aan andere instellingen. Wat op valt is dat het hoger (beroeps)onderwijs buiten universiteiten alleen gebruikt wordt voor de opleiding die maximaal twee jaar duurt. Dit is vergelijkbaar met de Associate Degree in Nederland.

Binnen het hoger onderwijs worden er geen hiërarchische termen gebruikt. De termen liggen dicht bij de niveauaanduidingen van de ISCED: bachelor, master en PhD, en vergelijkbare certificaten en dipoma’s buiten het academisch onderwijs. Hier valt op dat er in Engeland een grote verscheidenheid in de benaming van de te behalen diploma’s is. Zo zijn er Awards, Certificates, Diplomas, Foundation Degrees, Higher National Diplomas/Certificates, DIPHEs, CERTHEs, Apprenticeships en Postgraduate diplomas/certificates die wat betreft niveau allemaal ergens tussen Bachelor en Master in liggen.

Binnen het onderwijs in het secundair niveau wordt er dus alleen hiërarchie gebruikt voor de leerjaren binnen het secundair onderwijs: lower en upper. Ze worden dus alleen niet gebruikt als indicatie van de niveaus maar het aantal jaren onderwijs dat binnen het secundair onderwijs is doorlopen. In de laatste 2 jaar van het secundair onderwijs wordt wel het onderscheid tussen Upper Secondary en Vocational Upper Secondary gemaakt. Waarin leerlingen respectievelijke worden voorbereid op academisch- en beroepsonderwijs.

Doordat onderwijs vanaf ISCED-niveau 5 hoger wordt genoemd bestaat er, net als in Nederland, een hiërarchie vanaf niveau 5 en alles wat daaronder ligt.

In tegenstelling tot andere landen is de onderwijsstructuur in Engeland niet breed onderverdeeld naar richting of oriëntatie. Op basis van de behaalde toets resultaten komen leerlingen terecht op academisch- of beroepsonderwijs.

Statistiek

Binnen de Engelse statistiek wordt voor de indeling van het onderwijsniveau vaak gesproken over de eerder genoemde Level 1 t/m Level 5. Dit wijkt dus wat af van de terminologie die in Nederland wordt gebruikt in statistieken met betrekking tot het onderwijsniveau van de Nederlandse bevolking maar maakt dus wel gebruik van een duidelijke hiërarchie. Zie: https://www.ons.gov.uk/visualisations/censusworkforcequalifications/

3.3.1 Het onderwijssysteem in Engeland naar o.a. leeftijd, duur van de opleiding, gerichtheid (blauwe omranding staat voor beroepsgericht) en ISCED 2011 niveau van de opleiding. Zie bijlage 1 voor een uitgebreide toelichting op de betekenis van de symbolen en lijnopmaak.

Schematische weergave van het onderwijs in Engeland. In het schema is opgenomen op welke leeftijd men gemiddeld een opleiding volgt, wat de duur van de opleiding is, of de opleiding beroepsgericht is en het ISCED 2011 niveau van de opleiding.

Bron: Education GPS - United Kingdom (oecd.org).

3.4 Noorwegen

Structuur1)

Noorwegen kent 10 jaar verplicht onderwijs (grunnskole), dat in Nederlandse termen het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs omvat. Het basisonderwijs (Barnetrinnet) wordt gevolgd aan de barneskole (klas 1-7, leeftijdscategorie 6 tot 13 jaar), het lager voortgezet onderwijs (Ungdomstrinnet) aan de ungdomsskole (klas 8-10, leeftijdscategorie 13 tot 16 jaar). De grunnskole wordt afgesloten met het Vitnemål for grunnskolen. De bovenbouw van het voortgezet onderwijs in Noorwegen kent geen differentiatie naar schoolsoort. In 1974 is een unitair systeem ingevoerd voor de 3-jarige bovenbouw, dat zowel algemeen vormende als beroepsgerichte programma’s omvat. Het onderwijs aan de bovenbouw wordt gevolgd aan de videregående skole. Leerlingen van de bovenbouw kunnen kiezen uit 12 nationale onderwijsprogramma’s. Drie van deze programma’s zijn voornamelijk gericht op algemene vorming en voorbereiding op universitair onderwijs (Videregående opplæring, studieforberedende utdanningsprogram). De overige 9 programma’s zijn meer beroepsgericht van aard en bevatten meer beroepsgerichte dan academische vakken (Videregående opplæring, yrkesfaglige utdanningsprogram).

Het onderwijs aan de 3-jarige bovenbouw vindt plaats op 3 niveaus: Vg1, Vg2 en Vg3 (waarbij Vg1 voor het eerste jaar en Vg3 voor het derde jaar staat, maar ook staan voor een minimum aantal uren dat gevolgd is per vak). Na afronding van het eerste jaar hebben leerlingen de mogelijkheid om, in aanvulling op hun richtingsvakken, te kiezen voor een natuurwetenschappelijke of een sociaalwetenschappelijke oriëntatie.

De 9 beroepsgerichte programma’s bestaan uit een gemeenschappelijk eerste jaar, waarna de leerling zich specialiseert in een bepaald beroep of ambacht door in het tweede (en eventueel derde) jaar te kiezen uit verschillende vakken. Een aantal vakken zijn verplicht.

Leerlingen worden het hele jaar door getoetst op hun kennis. Aan het eind van elk jaar worden er afsluitende examens afgelegd. De examens worden mondeling, schriftelijk of in de praktijk afgelegd. Overgang naar een volgend niveau geschiedt op basis van schoolprestaties. Aan het einde van het derde en laatste jaar wordt er, in aanvulling op de afsluitende schoolexamens, op nationaal niveau eindexamen afgelegd. Dit gebeurt meestal in 4 vakken maar is afhankelijk van het gevolgde programma.

De 3-jarige bovenbouw binnen een algemeen vormende/academische richting wordt afgesloten met het Vitnemål for Videregående Skole (Secondary School Certificate). Met het behalen van dit getuigschrift is er, ongeacht het gevolgde programma, voldaan aan de algemene voorwaarden voor toelating tot het Noorse hoger onderwijs.

De beroepsgerichte variant leidt na 2 jaar bovenbouw gevolgd door 1 tot 2 jaar praktijktraining in het bedrijfsleven, vaak in combinatie met onderwijs op school tot het Fagbrev (Trade certificate) of het Svennebrev (Journeyman’s certificate), afhankelijk van de richting. Leerlingen die in bezit zijn van het Fagbrev of Svennebrev kunnen zich verder specialiseren of verbreden op de zogenaamde Fagskoleutdanning scholen. Op deze scholen worden beroepsgerichte opleidingen aangeboden met een duur van een half jaar tot twee jaar vergelijkbaar met de MBO-specialistenopleiding of de associate degree opleidingen in Nederland.

Voor leerlingen die beroepsgericht onderwijs hebben gevolgd en de niveaus Vg1 + Vg2 hebben afgerond, bestaat de mogelijkheid om middels een 1-jarig aanvullend algemeen vormend programma algemene toelating te krijgen tot het hoger onderwijs. Een Fabrev of Svennebrev geeft alleen toegang tot een bachelorprogramma wanneer van bepaalde vakken een minimaal niveau is bereikt, uitgedrukt in aantal lesuren.

Het Noorse hoger onderwijs (Høyere utdanning) wordt aangeboden door universiteiten, gespecialiseerde wetenschappelijke instituten (vitenskapelige høgskoler), university colleges (høgskoler) en instellingen met geaccrediteerde opleidingen.

De basisstructuur van het huidige gradensysteem binnen het hoger onderwijs volgt het 3+2+3 model, hetgeen staat voor een 3-jarige bacheloropleiding, een 2-jarige masteropleiding en een 3-jarig promotietraject. Daarnaast worden er nog altijd traditionele opleidingen aangeboden die uit een lange cyclus van 4 tot 6 jaar bestaan. Ook bestaan er undergraduate programma’s met een relatief korte duur.

Hiërarchie

De term lager komt niet terug in de indeling in Noorwegen. In Noorwegen volgen alle leerlingen tot hun 16e zo veel mogelijk hetzelfde onderwijs en er wordt geen onderscheid gemaakt naar niveau. In plaats van laag wordt gesproken van Grunnskole, waar Barnehage, wat vertaald kan worden met kleuterschool of kleutertuin, Barnetrinnet en Ungdomstrinnet onder vallen. Barne betekent kinderen en Trinnet trap of trede . Bij Barnetrinnet gaat het dus om de treden van kind zijn. Ungdom betekent jeugd en Ungdomstrinnet zijn de treden die je als jeugdige doorloopt.

De term hoger wordt gebruikt om het hoger onderwijs aan te duiden. Bij de verschillende onderwijssoorten wordt aangesloten bij de niveauaanduiding van de ISCED met Bachelorgrad en Mastergrad. Daarbinnen wordt gesproken van universiteit en hogeschool.

Wat opvalt is dat vanaf ISCED-niveau 6 het onderwijs hoger wordt genoemd (høyere utdanning), het Fagskoleutdanning op ISCED-niveau 5 valt daar niet onder. Dit in tegenstelling tot de Associate Degree in Nederland die wel gerekend wordt tot het hoger onderwijs.

In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs kan gekozen worden uit een richting die voorbereidend is op het hoger onderwijs (studieforberedende utdanningsprogram) en een beroepsgerichte opleiding (yrkesfaglige utdanningsprogram). Er is geen hiërarchie in deze benamingen. Wel wordt onderscheid tussen de beroepsgerichte programma’s gemaakt aan de hand van sectoren.

Binnen het onderwijs in het secundair niveau wordt er daarmee alleen hiërarchie gebruikt voor de leerjaren binnen het secundair onderwijs. Deze worden gebruikt voor het aantal jaren onderwijs dat binnen het secundair onderwijs is doorlopen.

Statistiek

Door Noorwegen wordt in hun output een vierdeling gebruikt. Hiervoor worden de benamingen gebruikt die bij de onderwijssoorten horen: Grunnskolenivå (basisschool niveau), Videregående skolenivå (middelbare school niveau), Fagskolenivå (vakschool niveau) en Universitets- og høgskolenivå (universiteit of hogeschoolniveau). Dit is vergelijkbaar met Nederland, alleen heb je met Fagskolenivå een extra categorie.

Omdat Noorwegen klas 1 tot en met 10 kent, ligt het ook voor de hand om te spreken van een basisonderwijs niveau. Bij het middelbare school niveau gaat het dan om de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en de praktijktraining.

3.4.1 Hoogst behaald onderwijsniveau Noorwegen, 2021
Andel i alt
%
Utdanningsnivå, i alt100
Grunnskolenivå24,2
Videregående skolenivå36,7
Fagskolenivå3,1
Universitets- og høgskolenivå36
Uoppgitt eller ingen utdanning.
Bron: Statistics Norway.

Figuur 3.4.2 Het onderwijssysteem in Noorwegen naar o.a. leeftijd, duur van de opleiding, gerichtheid (blauwe omranding staat voor beroepsgericht) en ISCED 2011 niveau van de opleiding. Zie bijlage 1 voor een uitgebreide toelichting op de betekenis van de symbolen en lijnopmaak.

Schematische weergave van het onderwijs in Noorwegen. In het schema is opgenomen op welke leeftijd men gemiddeld een opleiding volgt, wat de duur van de opleiding is, of de opleiding beroepsgericht is en het ISCED 2011 niveau van de opleiding.

Bron: Education GPS - Norway (oecd.org).

1) Grotendeels gebaseerd op het rapport van Nuffic Het onderwijssysteem van Noorwegen beschreven en vergeleken met het Nederlandse systeem.