Van leerladder naar onderwijswaaier

2. Inventarisatie terminologie voor de beschrijving van het Nederlandse onderwijssysteem

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de terminologie die op dit moment gebruikt wordt voor de beschrijving van het Nederlandse onderwijssysteem. We behandelen de terminologie die in het onderwijsveld en in de maatschappij gebruikt wordt in samenhang met de terminologie die internationaal wordt gebruikt.

In de nationale statistieken, zoals StatLine en nieuwsberichten, werkt het CBS met de niveau-indeling van de Standaard Onderwijsindeling (SOI) 2021, zie tabel 2.1.1. De uitgangspunten die in de SOI 2021 worden gehanteerd om het onderwijs in te delen naar niveau sluiten aan bij de internationale indeling naar niveau van de ISCED 2011.

In de ISCED is het onderwijsprogramma of de opleiding de kleinste eenheid die wordt ingedeeld aan de hand van duidelijke criteria waardoor internationale vergelijking van de verschillende onderwijssystemen goed mogelijk is. De ISCED 2011 hanteert een 3-digit-codeersysteem waarbij de 1e digit gebruikt wordt voor het niveau van het onderwijs, en waarbinnen verder gedifferentieerd wordt naar categorieën en subcategorieën op grond van kenmerken die kunnen verschillen per niveau. De afbakening van de niveau-indeling in 3 categorieën laag, middelbaar en hoog is nationaal en internationaal aan elkaar gelijk, zie tabel 2.1.1.

Dit hoofdstuk is als volgt opgezet. Per niveau van de ISCED worden eerst de criteria beschreven volgens welke de opleidingen tot het betreffende niveau worden ingedeeld. Daarna wordt een opsomming gegeven van de termen die binnen het niveau veel gebruikt worden met een toelichting op de betekenis, of achtergrond van de term. Deze opsomming is niet uitputtend, het gaat er om inzicht te geven in de meest gebruikte termen in het onderwijsveld.

Voor de beschrijvingen in deze hoofdstuk is gebruikt gemaakt van de toelichtingen en definities die bij het CBS beschikbaar zijn. Daarnaast is gebruik gemaakt van bestaande beschrijvingen die nationaal en internationaal beschikbaar zijn. Zo is gebruik gemaakt van de visuele overzichten van de onderwijsstelsels van landen die zijn gemaakt door de OECD (Education GPS (oecd.org)).

2.1.1 Overzicht niveau-indeling naar SOI 2021 en ISCED 2011
SOI2021-niveauindelingISCED-2011 level
1-laag11-Basisonderwijs111-Basisonderwijs1111-Basisonderwijs gr1-20Low
1112-Basisonderwijs gr3-81
12-Vmbo, havo-, vwo-onderbouw, mbo1121-Vmbo-b/k, mbo11211-Praktijkonderwijs2
1212-Vmbo-b/k2
1213-Mbo12
122-Vmbo-g/t, havo-, vwo-onderbouw1221-Vmbo-g/t2
1222-Havo-, vwo-onderbouw2
2-Middelbaar21-Havo, vwo, mbo211-Mbo2 en mbo32111-Mbo23Medium
2112-Mbo33
212-Mbo42121-Mbo43 en 4
213-Havo, vwo2131-Havo-bovenbouw3
2132-Vwo-bovenbouw3
3-Hoog31-Hbo-, wo-bachelor311-Hbo-, wo-bachelor3111-Hbo-associate degree5High
3112-Hbo-bachelor6
3113-Wo-bachelor6
32-Hbo-, wo-master, doctor321-Hbo-, wo-master, doctor3211-Hbo-master7
3212-Wo-master7
3213-Doctor8

2.2 Laag onderwijsniveau, low level

Laag is de term die in statistisch onderzoek gebruikt wordt als standaardomschrijving voor het laagste niveau van de niveauindeling in 3 categorieën. Uitgaande van de ISCED 2011 worden onderwijsprogramma’s met niveau 0 tot en met 2 gerekend tot onderwijs met een laag niveau. Dit betreft het vroeg- en voorschoolse onderwijs, het basisonderwijs, het praktijkonderwijs, het hele vmbo, de onderbouw van havo en vwo, en de entreeopleiding van het mbo. In statistische analyses wordt dan meestal gesproken over laagopgeleiden, of mensen met een laag onderwijsniveau.

Level 0 Early childhood education

Criteria
Onderwijsprogramma’s die in ISCED level 0 zijn ondergebracht voldoen aan de volgende hoofdcriteria:

  • Kinderen die deze programma’s volgen worden gestimuleerd in hun cognitieve, fysieke, sociale en emotionele ontwikkeling. Ze hebben bijvoorbeeld tot doel de beheersing van de taal of de motorieke vaardigheden te verbeteren. Programma’s die alleen gericht zijn op de verzorging van kinderen (toezicht houden, voeden, aankleden, verschonen) vallen buiten de ISCED.
  • Ze hebben een minimale duur en intensiteit van 2 uur per dag gedurende 100 dagen per jaar.
  • Ze vinden plaats op school of een andere instelling in een georganiseerde context en zijn bedoeld voor een groep kinderen.
  • Ze zijn bestemd voor kinderen met een leeftijd van 0 jaar tot de leeftijd van intrede in het primair onderwijs, waarbij de typische leeftijd van onderwijsprogramma’s behorende tot categorie 010 early childhood educational development loopt van 0 tot 2 jaar.

Als aanvullende criteria gelden verder nog:

  • Het bij de onderwijsprogramma’s betrokken personeel moet in het bezit zijn van specifieke pedagogische kwalificaties.
  • Er kan (waar relevant) worden gerefereerd aan een nationaal wetgevend kader uitgegeven door een nationale autoriteit waarin standaarden, voorschriften en dergelijke zijn vastgelegd die bepalen waaraan de programma’s moeten voldoen.
  • Er bestaat voor dit type onderwijsprogramma’s over het algemeen geen verplichting tot deelname.

Binnen ISCED-niveau 0 worden 2 categorieën onderscheiden waarbinnen niet verder wordt gedifferentieerd. Categorie 010 early childhood educational development wordt beschouwd als niet relevant in het Nederlandse onderwijssysteem. In categorie 020 pre-primair onderwijs wordt de voorschoolse educatie gegeven aan 3-jarigen op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en groep 1 en 2 van het (speciaal) basisonderwijs ondergebracht.

2.2.1 Het onderwijssysteem in Nederland naar o.a. leeftijd, duur van de opleiding, gerichtheid (blauwe omranding staat voor beroepsgericht) en ISCED 2011 niveau van de opleiding. Zie bijlage 1 voor een uitgebreide toelichting op de betekenis van de symbolen en lijnopmaak.

Schematische weergave van het onderwijs in Nederland. In het schema is opgenomen op welke leeftijd men gemiddeld een opleiding volgt, wat de duur van de opleiding is, of de opleiding beroepsgericht is en het ISCED 2011 niveau van de opleiding.

Bron: Education GPS - Netherlands (oecd.org).

Gehanteerde terminologie gebruikt binnen ISCED-niveau 0

Voorschoolse educatie of voorschools onderwijs: Kinderen vanaf 2,5 jaar met een (risico op een) onderwijsachterstand door omgevingskenmerken kunnen voorschoolse educatie volgen.

Vroegschoolse educatie: onderwijs aan kinderen in groepen 1 en 2 van de basisschool.

Voorschoolse voorziening: de voorziening waar voorschoolse educatie plaatsvindt, dit kunnen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen of zogenaamde voorscholen zijn.

Level 1 Primary

Criteria
Onderwijsprogramma’s die in dit niveau zijn ondergebracht voldoen aan de volgende hoofdcriteria:

  • De leerlingen ontvangen op een systematische wijze onderwijs in basisvaardigheden op gebied van lezen, schrijven, rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde, natuurlijke historie, maatschappijleer, kunst en muziek, maar ook op het gebied van persoonlijke en sociale vaardigheden en competenties. De leerlingen worden voorbereid op doorstroming naar ISCED-niveau 2.
  • De typische entreeleeftijd is minimaal 5 jaar en niet hoger dan 7 jaar en heeft een typische duur van 6 jaar, maar deze kan variëren van 4 tot 7 jaar.
  • Per groep leerlingen wordt er doorgaans onderwezen door één docent die een brede kennis heeft over diverse terreinen.

Als aanvullend criterium geldt verder nog dat de start van het primair onderwijs samenvalt met de periode waarop de leerplicht ingaat.

Zie figuur 2.2.1, blauw gemarkeerde blokken.

Gehanteerde terminologie gebruikt binnen ISCED-niveau 1

Voor het onderwijs dat valt onder ISCED-niveau 1 worden de volgende termen gehanteerd:

Primair onderwijs: De termen primair onderwijs en basisonderwijs worden vaak door elkaar gebruikt, maar ze betekenen niet hetzelfde. Sinds de invoering van de Wet op het primair onderwijs op 1 augustus 1998 is primair onderwijs de officiële overkoepelende term voor het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs.

Basisonderwijs: Het onderwijs op de basisschool. Onderwijs aan kinderen in de leeftijd van ongeveer vier jaar tot twaalf jaar (soms tot 13 of 14 jaar). Samenvoeging van vroegere lagere school en kleuterschool.

Basisonderwijs wordt wel onderverdeeld in de volgende groepen:
Onderbouw: groep 1 en 2.
Middenbouw: groep 3, 4 en 5.
Bovenbouw: groep 6, 7 en 8.

Passend onderwijs: Passend onderwijs moet ervoor zorgen dat elk kind het beste uit zichzelf haalt. Scholen bieden daarom extra hulp aan leerlingen die dit nodig hebben, zoals kinderen met leer- of gedragsproblemen.

Regulier versus speciaal basisonderwijs: Speciaal onderwijs is het onderwijs voor kinderen met extra (leer)behoeften waarin een reguliere basisschool niet kan voorzien.

Bijzondere basisscholen en openbare basisscholen: Openbare scholen staan open voor iedere leerling en elke leraar. Het onderwijs gaat niet uit van een godsdienst of levensovertuiging. Bijzondere scholen geven les vanuit een godsdienst of levensbeschouwelijke overtuiging.

Level 2 Lower secondary

Criteria
Onderwijsprogramma’s die in dit niveau zijn ondergebracht voldoen aan de volgende hoofdcriteria:

  • Er is sprake van overgang naar meer onderwerp georiënteerd onderwijs.
  • Er is sprake van eisen aan de toelating, er is ofwel primair onderwijs afgerond ofwel iemand heeft voldoende werkervaring of voorafgaand onderwijs gevolgd om programma’s op dit niveau te kunnen volgen.
  • Ze hebben een minimale cumulatieve duur van 8 tot 11 jaar sinds het begin van ISCED 1 met 9 jaar als meest voorkomende duur.

De volgende aanvullende criteria zijn verder nog van toepassing:

  • Typische entreeleeftijd ligt tussen de 10 en 13 jaar en is meestal 12 jaar.
  • De docenten zijn gespecialiseerd in een bepaald onderwerp en de benodigde onderwijskwalificaties wijken af van die benodigd zijn in het primair onderwijs in de zin dat ze een of meer onderwerpen betreffen. Er zijn meestal meerdere docenten voor één groep leerlingen.
  • In de meeste landen valt het eind van ISCED-niveau 2 samen met het eind van de leerplicht.

Binnen dit niveau worden onderwijsprogramma’s verder gedifferentieerd naar algemene of beroepsgerichte inhoud van het programma en of het programma toegang geeft tot een hoger niveau dan wel of het programma voldoende duur heeft om te kunnen spreken van level completion. Aan het duurcriterium voldoen programma’s die een duur hebben van minimaal 2 jaar of een cumulatieve duur sinds het begin van ISCED 1 van minimaal 8 jaar.

Zie figuur 2.2.1, oranje gemarkeerde blokken.

Gehanteerde terminologie gebruikt binnen ISCED-niveau 2

Voor het onderwijs dat valt onder ISCED-niveau 2 worden de volgende termen gehanteerd:

Voortgezet onderwijs: Het onderwijs dat volgt op het basisonderwijs. Bereid voor op middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs of de universiteit.

Middelbare school: Dit wordt veel gebruikt als synoniem voor de term voortgezet onderwijs.

Binnen het voortgezet onderwijs zijn er 4 onderwijssoorten:

  • Praktijkonderwijs: Praktijkonderwijs is een vorm van voortgezet onderwijs voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Zo krijgen leerlingen veel begeleiding in kleine klassen. Een praktijkschool bereidt leerlingen voor op praktisch en eenvoudig werk, of om verder te leren op het mbo. Daarvoor volgen leerlingen theorievakken en praktijkvakken. Daarnaast werken zij aan hun houding, karakter en sociale vaardigheden. Duurt meestal vijf jaar.
  • Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo): Het vmbo staat voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Deze opleiding duurt vier jaar en bereidt leerlingen voor op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Leerlingen volgen praktijkvakken en theorievakken.
  • Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo): Het havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) duurt vijf jaar en bereidt leerlingen voor op het hoger beroepsonderwijs (hbo).
  • Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) bereidt leerlingen voor op een studie aan de universiteit. Het vwo duurt 6 jaar.

Leerwegen: Het vmbo bestaat uit vier leerwegen. Deze leerwegen bepalen de hoeveelheid theorie- of praktijkgerichte vakken.

  • Basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-b): bereidt leerlingen voor op mbo niveau 2;
  • Kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo-k): bereidt leerlingen voor op mbo niveau 3 en 4;
  • Gemengde leerweg (vmbo-g): bereidt leerlingen voor op mbo niveau 3, 4 en havo;
  • Theoretische leerweg (vmbo-t of mavo): bereidt leerlingen voor op mbo niveau 3, 4 en havo. Mavo staat voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en is de voorloper van vmbo-theoretische leerweg.

Onderbouw versus bovenbouw: De eerste 2 leerjaren van het vmbo en de eerste 3 leerjaren van de havo en het vwo heten onderbouw. De onderbouw bereidt leerlingen voor op het vervolgonderwijs in de bovenbouw.

Brugklas, brugperiode, algemene leerjaren: Vaak starten alle leerlingen samen in de brugklas. Deze periode duurt één, twee of drie jaar. Dit verschilt per school. Op sommige scholen worden leerlingen gelijk in het eerste jaar ingedeeld naar schoolniveau. Maar er zijn ook scholen waar alle niveaus bij elkaar in de klas zitten. Dit heet een brede brugklas.

Profielen: Aan het einde van het derde leerjaar havo en vwo maken een profielkeuze. De bovenbouw van havo en vwo heeft vier profielen: Natuur en Techniek, Natuur en Gezondheid, Economie en Maatschappij en Cultuur en Maatschappij. Scholen bieden deze profielen altijd aan.

Profieldeel vmbo: Een vmbo-opleiding bestaat uit drie onderdelen: een gemeenschappelijk deel, een profieldeel en een vrij deel. Vmbo-b of vmbo-k leerlingen kunnen kiezen uit 10 profielen, vmbo-g of vmbo-t leerlingen uit 4.

Leerwegondersteunend onderwijs (lwoo): Het leerwegondersteunend onderwijs is er voor vmbo-leerlingen die extra hulp nodig hebben bij het behalen van hun diploma. Een deel van de scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs (vmbo) geven deze vorm van onderwijs.

Voortgezet speciaal onderwijs: Het voortgezet speciaal onderwijs is er voor leerlingen die vanwege een handicap of omstandigheden specifieke aandacht nodig hebben. Ze kunnen instromen vanuit het speciaal (basis)onderwijs of het voortgezet onderwijs.

Entreeopleiding: Een entreeopleiding is een opleiding op maat, en staat ook wel bekend als mbo 1 opleiding of mbo-assistenten opleiding. De opleiding is bedoeld voor scholieren zonder diploma in het voortgezet onderwijs of scholieren in het praktijkonderwijs. Studenten halen een mbo-diploma en kunnen daarmee doorstromen naar een mbo-opleiding op niveau 2. Deelnemers moeten minimaal 16 jaar zijn, en mogen na afronding de arbeidsmarkt alleen betreden als zijn minimaal 18 jaar zijn.

Nb. Na afronding van een entreeopleiding, vmbo-diploma of de onderbouw van havo- of vwo is er nog geen sprake van een startkwalificatie, zie onder middelbaar onderwijsniveau, level 3.

2.3 Middelbaar onderwijsniveau, medium level

Middelbaar is de term die in statistisch onderzoek gebruikt wordt als standaardomschrijving voor het tussenniveau van de niveau-indeling in 3 categorieën. Uitgaande van de ISCED 2011 worden onderwijsprogramma’s met niveau 3 en 4 gerekend tot onderwijs met een middelbaar niveau. Dit betreft de bovenbouw van havo en vwo, en niveaus 2 tot en met 4 van het mbo. In statistische analyses wordt dan meestal gesproken over middelbaar opgeleiden, of mensen met een middelbaar onderwijsniveau.

Level 3 Upper secondary

Criteria
Onderwijsprogramma’s die in dit niveau zijn ondergebracht voldoen aan de volgende hoofdcriteria:

  • Ze vormen de tweede of laatste fase binnen het secundair onderwijs en bereiden de leerlingen voor op doorstroming naar de arbeidsmarkt, naar vervolgonderwijs op tertiair niveau of naar beiden.
  • Er is sprake van eisen aan de toelating, er is onderwijs afgerond op het niveau van ISCED 2 ofwel iemand heeft voldoende werkervaring of ander voorgaand onderwijs gevolgd om programma’s op dit niveau te kunnen volgen. Soms is er een specifieke kwalificatie op niveau 2 nodig om een bepaald of alle programma’s op ISCED-niveau 3 te kunnen volgen.
  • Programma’s beginnen na 8 tot 11 jaar sinds het begin van ISCED niveau 1 en eindigen na 12 tot 13 jaar sinds het begin van ISCED 1. De typische cumulatieve duur is 12 jaar sinds begin van ISCED niveau 1.

Aanvullende criteria:

  • Ze zijn meer gedifferentieerd, bieden meer diepgang, gevarieerdere en gespecialiseerdere instructie met een bredere keuzemogelijkheid in onderwerpen of stromingen.
  • Het kan zijn dat er andere eisen aan de docenten die onderwijzen in ISCED-niveau 3 worden gesteld in vergelijking met niveau 2.

Binnen dit niveau worden onderwijsprogramma’s verder gedifferentieerd naar algemeen of beroepsgerichte inhoud van het programma en of het programma toegang geeft tot een hoger niveau dan wel of het programma voldoende duur heeft om te kunnen spreken van level completion. Aan het duurcriterium voldoen programma’s die een duur hebben van minimaal 2 jaar of een cumulatieve duur sinds het begin van ISCED 1 van minimaal 11 jaar.

Zie figuur 2.2.1, groen gemarkeerde blokken.

Gehanteerde terminologie gebruikt binnen ISCED-niveau 3

Voor het onderwijs dat valt onder ISCED-niveau 3 worden de volgende termen gehanteerd:

Bovenbouw voortgezet onderwijs: de algemene benaming voor het derde en vierde leerjaar van het vmbo, de vierde en vijfde klassen van de havo en de vierde, vijfde en zesde klassen van het vwo. In deze betekenis is bovenbouw synoniem met tweede fase (havo en vwo). Leerlingen maken in de laatste klas een profielwerkstuk en doen eindexamen.

Atheneum of gymnasium: De twee varianten binnen het vwo, zonder of met klassieke talen.

Mbo basisberoepsopleiding, Mbo niveau 2: De basisberoepsopleiding duurt 1 tot 2 jaar en leidt op tot basisberoepsbeoefenaar. Met je diploma kun je uitvoerend werk doen.

Mbo vakopleiding, Mbo niveau 3: De vakopleiding duurt 2 tot 3 jaar en leidt op tot vakfunctionaris. Je leert hier werk zelfstandig uit te voeren.

Mbo middenkaderopleiding, Mbo niveau 4: Dit is een opleiding van 3 of 4 jaar en leidt op tot middenkaderfunctionaris. Een mbo-4 opleiding leidt je op tot volledig zelfstandig werk, zoals filiaalbeheerder en activiteitenbegeleider. Met het diploma kun je ook verder studeren op het hbo.

Kwalificatiestructuur: Bestaat uit een breed basisdeel (algemene vakken zoals rekenen Nederlands, burgerschap), een profieldeel en een keuzedeel.

Kwalificatiedossier: Een verzameling kwalificaties die onderling verwant zijn qua richting, maar wel kunnen verschillen qua niveau.

Kwalificatie: Het profieldeel van de mbo-opleiding dat beroepsspecifiek is en bestaat uit een vast pakket vakken.

Keuzedeel: De gekozen kwalificatie wordt door de student aangevuld met keuzedelen, dit zijn vrij te kiezen vakken die een aanvulling vormen op de kwalificatie.

Mbo-certificaten: Er kan een certificaat zijn vastgesteld voor een keuzedeel of voor een beroepsgericht onderdeel uit een kwalificatie.

Cross-overs: Mbo-opleiding waar de kwalificatie bestaat uit delen van kwalificaties uit verschillende opleidingsdomeinen.

CREBO-koppeltabel: CREBO is het register waarin alle door de overheid erkende mbo-opleidingen zijn opgenomen. In de CREBO-koppeltabel zijn alle crebocodes die ooit zijn uitgegeven gerelateerd aan de actuele kwalificaties. De indeling bevat 4 aggregatieniveaus: beroep, beroepsopleiding, subgroep en hoofdgroep. De tabel wordt jaarlijks bijgewerkt.

Domeinen: De indeling naar domeinen in het mbo is een indeling in 16 hoofdrichtingen.

Subgroep: Het een na hoogste aggregatieniveau van de CREBO-koppeltabel, een uitsplitsing van de hoofdgroepen.

Beroepsopleiding: Een andere omschrijving van de kwalificatiedossiers die gebruikt wordt in de CREBO-koppeltabel van SBB.

Beroep: een andere omschrijving van de kwalificaties die gebruikt wordt in de CREBO-koppeltabel van SBB.

Kerntaken en werkprocessen: Kerntaken zijn taken die in een bepaald beroep steeds weer terugkomen en die een medewerker zelfstandig moet kunnen uitvoeren. Een kerntaak bestaat uit verschillende handelingen, de werkprocessen. Werkprocessen zijn de verschillende handelingen om een kerntaak uit te voeren. Deze zijn beschreven in het kwalificatiedossier.

Startkwalificatie: Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo, mbo niveau 2 of hoger. Als leerling van 16 tot 18 jaar val je onder de kwalificatieplicht. De kwalificatieplicht houdt in dat leerlingen van 16 tot 18 jaar verplicht zijn onderwijs te volgen als zij geen diploma havo, vwo, mbo niveau 2 of hoger hebben. De kwalificatieplicht komt na de leerplicht. Die loopt tot en met het einde van het schooljaar waarin je 16 jaar wordt. De kwalificatieplicht duurt tot de dag dat je een startkwalificatie hebt gehaald. Of tot de dag dat je 18 jaar wordt. De kwalificatieplicht is bedoeld om schooluitval tegen te gaan en de kansen op een baan te vergroten.

Level 4 Post-secondary non-tertiary education

Criteria
Onderwijsprogramma’s die in dit niveau zijn ondergebracht voldoen aan de volgende hoofdcriteria:

  • De inhoud van het programma’s is doorgaans gericht op de toetreding tot de arbeidsmarkt, en is er sprake van eindberoepsonderwijs. Algemene programma’s die zijn ontworpen om deel van de programma’s van ISCED-niveau 3 te ‘reviewen’ om toegang tot hoger onderwijs te verlenen moeten in ISCED 3 worden ondergebracht.
  • De inhoud van de programma’s is gericht op een verbreding, niet op een verdieping van de kennis, vaardigheden en competenties van iemand die een programma op niveau 3 heeft afgerond. De inhoud is meer gespecialiseerd, maar heeft niet het niveau van tertiair onderwijs.
  • De voltooiing van een programma op ISCED-niveau 3 is een vereiste voor toelating tot een programma op niveau 4, maar kan lager zijn dan het niveau dat vereist is voor toelating tot niveau 5 of hoger.
  • De typische duur van deze opleidingen varieert van 6 maanden tot 2 of 3 jaar.

Binnen dit niveau worden onderwijsprogramma’s verder gedifferentieerd naar algemeen of beroepsgerichte inhoud van het programma en of het programma toegang geeft tot een hoger niveau dan wel of het programma voldoende duur heeft om te kunnen spreken van level completion. Aan het duurcriterium voldoen programma’s die een duur hebben van minimaal 6 maanden. Toegepast op het reguliere Nederlandse onderwijs wordt alleen mbo4-specialistenopleiding tot dit niveau gerekend. De mbo-specialistenopleiding volgt op een mbo vak- of middenkaderopleiding in een richting die daarbij goed aansluit en duurt korter dan een middenkaderopleiding. De opleiding bereidt voor op toetreding tot de arbeidsmarkt maar deelnemers kunnen ook gaan studeren aan een hogeschool. Voor de gehanteerde terminologie die gebruikt wordt voor mbo-opleidingen, zie hoofdstuk 4.

Zie figuur 2.2.1, geel gemarkeerde blok.

2.4 Hoog onderwijsniveau, high level

Hoog is de term die in statistisch onderzoek gebruikt wordt als standaardomschrijving voor het hoogste niveau van de niveau-indeling in 3 categorieën. Uitgaande van de ISCED 2011 worden onderwijsprogramma’s met niveaus 5 tot en met 8 gerekend tot onderwijs met een hoog niveau. Dit betreft de hbo-associate degree, de bachelor, de master en de opleiding tot doctor. In statistische analyses wordt dan meestal gesproken over hoogopgeleiden, of mensen met een hoog onderwijsniveau. De term hoger onderwijs wordt ook veel gebruikt buiten statistische analyses als overkoepelende term voor al het onderwijs dat wordt gegeven op hogescholen of universiteiten.

Level 5 Short cycle tertiary

Criteria
Onderwijsprogramma’s die in dit niveau zijn ondergebracht voldoen aan de volgende hoofdcriteria:

  • De inhoud is meer complex dan van programma’s op niveau 3, maar minder dan van programma’s op niveau 6. Ze zijn meestal korter en minder theoretisch van aard.
  • Succesvolle afronding van een programma op niveau 3 of 4 dat toegang geeft tot een hoger onderwijsniveau is een vereiste om toegelaten te worden tot niveau 5.
  • Ze hebben een minimale duur van 2 jaar en zijn over het algemeen, maar niet altijd, korter dan 3 jaar.

Aanvullende criteria:

  • In de afbakening tussen secundair en tertiair onderwijs kan het feit dat dit vaak samengaat met een overgang naar een ander type onderwijsinstelling helpen in het maken van het onderscheid.

Binnen dit niveau worden onderwijsprogramma’s verder gedifferentieerd naar algemeen of beroepsgerichte inhoud van het programma en of het programma voldoende duur heeft om te kunnen spreken van level completion. Aan het duurcriterium voldoen programma’s die een duur hebben van minimaal 2 jaar.

Zie figuur 2.2.1, rood gemarkeerde blokken.

Gehanteerde terminologie gebruikt binnen ISCED-niveau 5

Voor het onderwijs dat valt onder ISCED-niveau 5 worden de volgende termen gehanteerd:

Associate degree: Een associate degree-opleiding is een 2-jarige hbo-opleiding die veelal in samenwerking met het mbo en werkveld wordt ontwikkeld. Het eindniveau van de associate degree ligt tussen mbo-4 en hbo-bachelor. Met een mbo-4 diploma, een havo- of een vwo-diploma kan iemand tot deze hbo-opleiding worden toegelaten. Wordt ook wel omschreven als een praktijkgerichte hbo-opleiding, of een tweejarige praktische opleiding op hbo-niveau, hbo-opleiding op niveau 5, of niveau 5 opleiding. Het niveau verwijst hier naar het niveau dat deze kwalificatie in het Nederlandse kwalificatieraamwerk (NLQF) krijgt toegewezen, zie paragraaf 4.6.

Verkorte hbo-opleiding: Een volwaardige hbo-opleiding waar hetzelfde wordt geleerd in minder tijd, duurt meestal 3 in plaats van 4 jaar.

Level 6 Bachelor or equivalent

Criteria
Onderwijsprogramma’s die in dit niveau zijn ondergebracht voldoen aan de volgende hoofdcriteria:

  • Ze voorzien deelnemers van wetenschappelijke of beroepsgerichte kennis, vaardigheden en competenties. Ze hebben een theoretische basis maar kunnen ook praktijkgerichte componenten bevatten, bijvoorbeeld d.m.v. een stage waarin ervaring met de beroepspraktijk kan worden opgedaan. Actueel onderzoek en de beste praktijkgerichte beroepservaring wordt gebruikt om de studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op wetenschappelijke of andere functies. Ze worden meestal aangeboden door universiteiten of vergelijkbare instellingen voor hoger onderwijs.
  • Succesvolle afronding van een programma, soms in een bepaald onderwerp, op niveau 3 of 4 dat toegang geeft tot hoger onderwijsniveau is een vereiste om toegelaten te worden tot niveau 6. Toegangsexamens kunnen voorkomen.
  • Ze hebben een duur van 3 tot 4 jaar in voltijdsequivalenten.
  • Ze leiden op tot een eerste kwalificatie binnen het hoger onderwijs (ook al kunnen studenten mogelijk al een kwalificatie binnen niveau 5 hebben behaald). Programma’s die opleiden tot een vervolgkwalificatie worden in dit niveau ondergebracht als ze vergelijkbaar zijn qua inhoud en complexiteit met het programma dat leidt tot een eerste kwalificatie wanneer het voldoet aan de andere criteria.

Aanvullende criteria:

  • Wanneer er binnen niveau 6 vereist is dat er voor bepaalde docenten kwalificaties op ISCED-niveau 8 zijn vereist, kan dit helpen in het onderscheiden van programma’s tussen niveau 5 en niveau 6.
  • Programma’s in dit niveau geven geen toegang tot level 8.

Binnen dit niveau worden onderwijsprogramma’s verder gedifferentieerd naar academische of beroepsgerichte inhoud van het programma, naar plaats in de nationale diplomahiërarchie en of het programma voldoende duur heeft om te kunnen spreken van level completion. Aan het duurcriterium voor level completion voldoen programma’s die een cumulatieve duur binnen het tertiair onderwijs hebben van minimaal 3 jaar.

Zie figuur 2.2.1, paars gemarkeerde blokken.

Gehanteerde terminologie gebruikt binnen ISCED-niveau 6

Voor het onderwijs dat valt onder ISCED-niveau 6 worden de volgende termen gehanteerd:

Bachelor-opleiding: Een voltijds bacheloropleiding duurt 4 jaar aan een hogeschool of 3 jaar aan een universiteit. Voor een bacheloropleiding aan de hogeschool heb je minimaal een mbo4- of havo-diploma nodig. Voor een bacheloropleiding aan de universiteit heb je een vwo-diploma nodig. Een hbo-propedeuse biedt geen toelatingsrecht tot een universitaire bachelor, de universiteit kan aanvullende eisen stellen.

Propedeuse: eerste leerjaar van hbo- of wo-bachelor.

Hbo-opleiding: een opleiding die te volgen is aan een hogeschool, dit kan een associate degree, bachelor of master zijn. Een hbo-opleiding bereid je voor op de arbeidsmarkt, een professional op hoger niveau.

Verschil mbo en hbo: Bij het mbo ligt de nadruk op het 'doen' en leren in de praktijk. Op het hbo ben je praktisch én theoretisch bezig. Je wordt opgeleid tot professional, voor een breed werkveld of specifiek beroep. Op het hbo werken student zelfstandiger en ontvangen ze minder begeleiding, ze gaan sneller door studiestof heen en er wordt eerder inzicht dan feitelijke kennis verwacht. Hbo’ers worden opgeleid voor een bepaalde beroepsgroep, mbo’ers meer specifiek voor een bepaald beroep, zie studiekeuzelab.

Verschil hbo- en wo-bachelor: Hbo is meer beroepsgericht, Wo is meer wetenschappelijk georiënteerd. Wo-bachelor heeft minder helder beroepsbeeld dan hbo-bachelor. Wo-bachelor geeft automatisch toegang tot wo-master, hbo-bachelor soms alleen via schakelprogramma. Hbo is meer oplossingsgericht, en op de toepassing van kennis, opdrachten zijn vaak praktijkgericht. Wo is gericht op genereren van kennis, theoretische opdrachten. Wo heeft een hoger tempo dan hbo, zelfstandiger, minder interactie tijdens college en minder werkcolleges, zie verschil hbo- en wo-bachelor: tudelft.nl.

Schakelprogramma, of pre-master: Aanvullend programma om na de hbo-bachelor te kunnen doorstromen naar een wo-master. Duurt meestal 1 jaar (60 studiepunten), maar kan afhankelijk van vooropleiding ook 45 of 90 studiepunten zijn.

Post-hbo, post-bachelor: Een post-hbo opleiding is praktijkgericht en bedoeld voor mensen die al in het bezit zijn van een hbo-diploma en hun kennis en vaardigheden willen vergroten. Een post-hbo opleiding is vaak kortdurend en varieert van enkele maanden tot 1 jaar. Na afloop ontvang je een post-hbo diploma of certificaat.

Level 7 Master or equivalent

Criteria
Onderwijsprogramma’s die in dit niveau zijn ondergebracht voldoen aan de volgende hoofdcriteria:

  • Ze voorzien deelnemers van ‘advanced’ wetenschappelijke of beroepsgerichte kennis, vaardigheden en competenties. Ze hebben een aanzienlijke onderzoekscomponent maar leiden nog niet naar een doctorstitel. Ze hebben een theoretische basis maar kunnen ook praktijkgerichte componenten bevatten, bijvoorbeeld d.m.v. een stage waarin ervaring met de beroepspraktijk kan worden opgedaan. Actueel onderzoek en de beste praktijkgerichte beroepservaring wordt gebruikt om de studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op wetenschappelijke of andere functies. Ze worden meestal aangeboden door universiteiten of vergelijkbare instellingen voor hoger onderwijs. Ze zijn meer complex en gespecialiseerd dan de programma’s van niveau 6.
  • Ze leiden op tot een 2e of volgende kwalificatie binnen het hoger onderwijs, volgend op een 1e fase binnen niveau 6. Afronding van de 1e fase binnen niveau 6 of een programma binnen niveau 7 is een vereiste om toegelaten te mogen worden tot dit type programma’s.
  • Programma’s met een duur van minimaal 5 jaar die niet zijn opgeknipt in een eerste en tweede fase en waarvan het niveau waarnaar wordt opgeleid vergelijkbaar is met een master worden ook in niveau 7 ondergebracht. Voor dit type programma’s is succesvolle afronding van een programma, soms in een bepaald onderwerp, op niveau 3 of 4 een vereiste.

Aanvullende criteria:

  • De minimale cumulatieve duur is 4 jaar gerekend vanaf niveau 3.
  • Programma’s geven toegang tot niveau 8.
  • Binnen dit niveau worden onderwijsprogramma’s verder gedifferentieerd naar academische of beroepsgerichte inhoud van het programma, naar plaats in de nationale diploma hiërarchie en of het programma voldoende duur heeft om te kunnen spreken van level completion. Aan het duurcriterium voor level completion voldoen programma’s die een cumulatieve duur binnen het tertiair onderwijs hebben van 1 tot 4 jaar volgend op ISCED 6.

Zie figuur 2.2.1, grijs gemarkeerde blokken.

Gehanteerde terminologie gebruikt binnen ISCED-niveau 7

Voor het onderwijs dat valt onder ISCED-niveau 7 worden de volgende termen gehanteerd:

Master: Een masteropleiding duurt 1 tot 2 jaar. Wil je een masteropleiding volgen, dan heb je vaak een bachelor-diploma nodig. De hogeschool of universiteit bepaalt de toelatingseisen voor een master.

Hbo-master: Een hbo-master richt zich op de beroepspraktijk, dus je gaat altijd aan de slag met een praktijkvraag.

Wo-master: Gericht op wetenschappelijk en theoretisch onderzoek. De nadruk ligt op onderzoeksvaardigheden, theorie en kennisontwikkeling.

Professionele master: Synoniem voor hbo-master.

Post-initiële master: Zowel in het hbo als in het wo kun je een post-initiële master volgen. Een post-initiële master richt zich op mensen die al een hoger onderwijsdiploma hebben. En vaak ook al werkervaring hebben op dit niveau. De aanbieder bepaalt de toelatingseisen voor deze masteropleidingen. De toelatingsprocedure bestaat vaak uit een selectie van geschikte kandidaten. Ze worden aangeboden onder verschillende namen: Post-graduate opleiding, post-master, post-academische opleiding.

Level 8 Doctoral or equivalent

Criteria
Onderwijsprogramma’s die in dit niveau zijn ondergebracht voldoen aan de volgende hoofdcriteria:

  • Ze leiden op tot een ‘advanced’ onderzoekskwalificatie die wordt afgesloten met een dissertatie die publicatiewaardig is, en het product van origineel onderzoek en een significante bijdrage levert aan de kennis in het onderzoeksterrein.
  • Normaal gesproken is succesvolle afronding van een programma op niveau 7 een vereiste om aan niveau 8 te mogen beginnen.
  • De duur is minimaal 3 jaar fte. Kortere niet-doctorale onderzoeksprogramma’s horen in niveau 7 te worden ondergebracht.

Aanvullende criteria:

  • Een doctorstitel is een vaak een vereiste voor het verkrijgen van bepaalde functies in tertiair onderwijsinstellingen of onderzoeksfuncties in overheid en industrie.

Binnen dit niveau worden onderwijsprogramma’s verder gedifferentieerd naar academische of beroepsgerichte inhoud van het programma en of het programma voldoende duur heeft om te kunnen spreken van level completion. Aan het duurcriterium voor level completion voldoen programma’s die een cumulatieve duur binnen het tertiair onderwijs hebben van minimaal 3 jaar volgend op ISCED 7.

Toegepast op het Nederlandse onderwijs wordt alleen de opleiding tot graad van doctor gerekend tot niveau 8. Dit wordt ook wel omschreven al het doen van promotieonderzoek, of het volgen van een promotietraject. Een promotietraject bestaat uit het doen van origineel wetenschappelijk onderzoek onder begeleiding van een hoogleraar en duurt over het algemeen vier jaar. Iemand die deze ‘opleiding’ volgt wordt Phd-student of promovendus genoemd, voorheen ook wel aio of assistent in opleiding.

Zie figuur 2.2.1, azuurblauw gemarkeerde blokken.

2.5 Algemene bevindingen gehanteerde terminologie

  1. De term laag of lager wordt niet gebruikt in de omschrijving van de verschillende opleidingen of fasen in het onderwijs. Als er al sprake is van een rangorde wordt er voor de lagere categorie als alternatief gekozen voor onder, voor/vroeg, basis of entree. Nb. Tot in de jaren negentig heette het basisonderwijs, de lagere school, en was er de mogelijkheid om na de lagere school door te gaan in het lager beroepsonderwijs.
  2. De term middelbaar wordt nog wel gebruikt in het onderwijsveld, en is ook de omschrijving van de tweede categorie van de onderwijsniveauindeling in 3 categorieën. Er wordt gesproken over middelbaar onderwijs, waarmee dan het hele voortgezet onderwijs wordt bedoeld, en er is het middelbaar beroepsonderwijs. Midden komt ook voor: middenbouw, middenkader. In het geval van de middenkaderopleiding gaat het dan wel weer over het hoogste niveau 4 van het mbo.
  3. De term hoog of hoger wordt in het onderwijsveld alleen gebruikt om het beroepsonderwijs in twee niveaus te kunnen onderverdelen, hoger versus middelbaar beroepsonderwijs. Andere termen die herkenbaar zijn als ‘hoog’ maar die niet direct binnen een rangorde vallen: specialist en master, doctor. De andere termen impliceren in ieder geval niet direct een hoog kennisniveau: bachelor versus associate degree, middenkader- versus vakopleiding, theoretische versus kaderberoepsgerichte leerweg. De onderliggende rangschikking blijkt hier niet direct uit de omschrijving.
  4. De term voorbereidend wordt gebruikt in de onderbouw (onderwijsniveau laag) maar ook in de bovenbouw (onderwijsniveau middelbaar) van het voortgezet onderwijs.
    Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) → laag
    Middelbaar algemeen voorbereidend onderwijs (mavo) → laag
    Hoger algemeen voorbereidend onderwijs (havo) → middelbaar
    Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) → middelbaar
    Dit maakt de term voorbereidend minder geschikt om te gebruiken als alternatief voor het onderwijs met laag dan wel met middelbaar niveau.
  5. Het voortgezet onderwijs staat aan de basis van het mbo, hbo of het wo en is bedoeld om toegang te geven tot die 3 vormen van vervolgonderwijs. Als het onderwijs toegang geeft tot mbo wordt het in de ISCED-classificatie gerekend tot laag, als het toegang geeft tot hbo of wo wordt het tot middelbaar gerekend. Deze tweedeling zien we ook terug in de termen onderbouw en bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Er is blijkbaar ook in het onderwijsveld behoefte aan het kunnen maken van onderscheid tussen deze twee niveaus binnen het voortgezet onderwijs. Nb. Er wordt ook van docenten verschillende vaardigheden verwacht afhankelijk van of ze werkzaam willen zijn in de onder- of bovenbouw van het voortgezet onderwijs. De opleiding tot eerstegraads docent verschilt van die tot een tweedegraads docent.
  6. De term theoretisch wordt alleen direct gebruikt binnen het vmbo, voor de theoretische leerweg. Theoretisch wordt verder alleen gebruikt als toelichting op de inhoud van het onderwijs. Dit geldt ook voor de term praktisch. In alle opleidingen is er een bepaalde balans tussen algemene meer theoretische vakken en de praktische meer beroepsgerichte vakken. Hbo is meer op theorie gericht dan mbo, maar als de hbo-bachelor en wo-bachelor worden vergeleken, wordt het hbo omschreven als meer op de praktijk gericht, terwijl in het wo meer nadruk op onderzoek en (het genereren van) theoretische kennis ligt.