Auteur: Niels Schoenaker
Monitoring economische indicatoren circulaire economie

3. Bevindingen

In hoofdstuk 3 zal aan de hand van de in hoofdstuk 2.3 besproken stappen worden ingegaan op de haalbaarheid om vanuit de webcrawl tot een raming voor de economische indicatoren te komen. Op basis hiervan zal een eerste conclusie worden getrokken over de haalbaarheid en eventuele uitdagingen en mogelijke oplossingen zullen worden besproken in de discussie. 

3.1 Koppeling bedrijvenlijst en ophalen bedrijfsinformatie

De eerste twee stappen, het koppelen van de bedrijvenlijst aan het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) van het CBS en het ophalen van aanvullende bedrijfsinformatie, leveren weinig problemen op. Het voornaamste aandachtspunt is dat de KVK-nummers niet altijd één op één te linken zijn aan de CBS bedrijfseenheden.5) Het grote deel van de bedrijven kan wel een één op één worden gelinkt en voor deze bedrijven is er geen probleem. Echter, omdat het CBS een iets andere definitie van een bedrijf hanteert kan het bijvoorbeeld het geval zijn dat er meerdere KVK-nummers vallen onder dezelfde bedrijfseenheid (BEID). Hierdoor valt het aantal bedrijfseenheden lager uit dan het aantal ‘bedrijven’ op basis van de KVK-nummers. De 78 800 KVK-nummers worden uiteindelijk gekoppeld met 72 000 bedrijven (BEIDs) uit het ABR. 

3.2 Uitsluiten overlap tussen de verschillende benaderingen

De volgende stap (stap 3) is het uitsluiten van overlap tussen de verschillende benaderingen. Vanuit de huidige benaderingen is het niet mogelijk om economische activiteiten te herleiden naar individuele bedrijven, hierdoor is het niet mogelijk om op bedrijfsniveau overlap uit te sluiten. Wel is het mogelijk om overlap uit te sluiten op basis van bedrijfstak (SBI) of op basis van R-strategie. 

In de bedrijfstak-benadering worden bedrijven identificeert op basis van SBI en ook de bedrijven uit de webcrawl bedrijvenlijst zijn naar SBI toegewezen. Overlap kan zo makkelijk worden geïdentificeerd. Daarnaast geldt dat economische activiteiten behorende tot bepaalde R-strategieën goed op basis van de huidige benaderingen geïdentificeerd en geraamd worden. Dit geldt met name voor R3-reuse, R4-repair en R8-recycle. Als deze R-strategieën ook via de webcrawl-benadering worden geraamd dan ontstaan er dubbeltellingen. Dus zowel op basis van SBI als R-strategie kan overlap tussen de verschillende benaderingen worden uitgesloten. 

Tot slot blijkt uit analyse van de resterende bedrijven dat er, na het filteren op R-strategie en SBI, nog meer dan 250 bedrijven in de populatie zitten die gericht zijn op recycling, reparatie en tweedehands (reuse). Dit blijkt uit de keywords die bedrijven toegewezen hebben gekregen vanuit de webcrawl en op basis waarvan de bedrijven zijn geïdentificeerd als circulair.6) Deze bedrijven worden tevens uitgesloten om overlap tussen de verschillende benaderingen te voorkomen. Na het filteren op SBI, R-strategie en enkele keywords blijven er bijna 5.000 bedrijven over. In tabel 3.1 worden deze resterende bedrijven verbijzonderd naar R-strategie. 

3.1 Resterende bedrijven na uitsluiten overlap verbijzonderd naar R-strategie
R-strategie1)Aantal bedrijven
R1 – Rethink145
R2 – Reduce4 215
R6 – Recover en RM6 – Recover biomassa15
RM1 – Optimaal diet155
RM2 – Voedselverspilling voorkomen120
RM5 – Reststromen gebruiken in producten330
1) De RM-strategieën verwijzen naar R-strategieën uit de biotische kringloop.

3.3 Bepalen welke bedrijven binnen de scope van de CE vallen 

De circulaire bedrijvenlijst van bijna 5.000 bedrijven die resteert bevat economische activiteiten die niet met de huidige benaderingen worden geraamd en bevat mogelijk aanvullende informatie. De volgende stap is om voor deze resterende bedrijven te bepalen of het inderdaad gaat om bedrijven die binnen de gehanteerde afbakening van de circulaire economie vallen zoals deze is beschreven in hoofdstuk 2.2. 

De door Royal HaskoningDHV gehanteerde definitie van een circulair bedrijf, “een bedrijf dat één of meerdere circulaire bedrijfsactiviteiten in uitvoering brengt”, vormt een goede basis om circulaire bedrijven te identificeren, maar is te breed voor het ramen van de economische indicatoren. Bijvoorbeeld, uit een eerste inventarisatie van de webcrawl-bedrijvenlijst blijkt dat er een aantal grote zorginstellingen in de populatie zitten. Wellicht dat deze zorginstellingen bepaalde activiteiten die overeenkomen met de verschillende R-strategieën. Maar daarmee zijn het nog geen circulaire bedrijven die volledig tot de circulaire economie gerekend zouden moeten worden als wordt gekeken vanuit het oogpunt van de te ramen economische indicatoren. 

Om een beeld te krijgen van de resterende bedrijven uit de lijst, de verschillende type circulaire activiteiten die deze bedrijven verrichten, en of deze bedrijven daarmee in de raming moeten worden meegenomen zijn de activiteiten verder onderverdeeld naar type. Een overzicht hiervan is gegeven in Bijlage A. Vervolgens zijn per type activiteit handmatig een x-aantal bedrijven gecontroleerd om te bekijken wat voor type bedrijven er in de resterende populatie zitten. Hierbij is extra aandacht besteed aan bedrijven met relatief veel werknemers omdat zij een grotere impact hebben op de te ramen economische indicatoren. 

Uit de analyse blijkt dat het grootste deel van de bedrijven niet binnen de in deze studie gehanteerde afbakening van de circulaire economie vallen. De redenen hiervoor zijn een combinatie van ruis7) in de populatie en een verschil in gehanteerde scope tussen de uitgevoerde webcrawl en de raming voor de economische indicatoren. Ter illustratie, de webcrawl identificeert een lijst van bedrijven gerelateerd aan vleesvervangers. Allereerst zit er ruis in de populatie. Zo zitten er bedrijven in de lijst die hier niet thuis lijken te horen, zoals een aantal kaasproducenten en paintballverenigingen. Daarnaast zitten er bedrijven in die vleesvervangers gebruiken, zoals restaurants en cateringbedrijven. Voor het ramen van de economische indicatoren en het daarvoor gehanteerde productieperspectief zouden juist de producenten van vleesvervangers in kaart moeten worden gebracht. Opvallend is echter dat deze bedrijven dan juist ontbreken. 

De analyse leverde vergelijkbare bevindingen op voor de overige type activiteiten. Dit betekent niet dat er geen bruikbare informatie zit in de resterende bedrijvenpopulatie. Echter, het is een uitdaging om de juiste informatie uit de bedrijvenpopulatie te halen. De webcrawl bevat niet enkel circulaire bedrijven die vallen binnen de gehanteerde scope en bevat ook niet de benodigde informatie om de populatie (op systematische / geautomatiseerde wijze) scherper af te bakenen. Daarmee lijkt de enige methode om plausibele resultaten te verkrijgen om alle bedrijven handmatig langs te lopen en te beoordelen. Dit vergt een enorme tijdsinspanning. Dit zijn vergelijkbare bevindingen als in de eerdere haalbaarheidsstudie (CBS, 2021). De nieuw en verbeterde webcrawl door RHDHV heeft daar geen verandering in gebracht. 

Tot slot, er zitten bedrijven in de resterende populatie waarvoor het onduidelijk is of ze wel of niet binnen de gehanteerde scope van de circulaire economie vallen. Een voorbeeld hiervan zijn onderhoudsactiviteiten, welke in principe bijdragen aan het verlengen van de levensduur van een product. Zo vinden er allerlei onderhoudsactiviteiten plaats onder andere in de bouwsector, door (technische) installatiebedrijven, door softwarebedrijven en door schilderbedrijven. De vraag is of al deze onderhoudsactiviteiten volledig tot de circulaire economie behoren. Zo zijn er meerdere grensgevallen waarvan beoordeeld zou moeten worden of ze wel of niet meegenomen zouden moeten worden. 

3.4 Per bedrijf het ‘circulaire aandeel’ bepalen

De volgende stap is om voor de circulaire bedrijven het ‘circulaire aandeel’ te bepalen, variërend van 0 tot 100 procent.  Echter, de analyse die is uitgevoerd onder paragraaf 3.3 leverde slechts een kleine set aan circulaire bedrijven op waarvoor het circulaire aandeel bepaald moest worden. Hierdoor is het lastig om iets zinnigs te zeggen over de haalbaarheid van het bepalen van het circulaire aandeel. 

In ieder geval is het identificeren van circulaire activiteiten en/of producten lastiger dan voor bijvoorbeeld hernieuwbare energieproducten. Dit komt omdat in tegenstelling tot hernieuwbare energie niet alleen het eindproduct zelf relevant is (bv. de productie van een zonnepaneel of de bouw van een windmolen), maar ook de manier waarop het product wordt geproduceerd (bv. hanteert een bedrijf een circulair businessmodel, of levert een bedrijf prefab of ontwerpt het modulaire producten) of hoe het product wordt aangeboden (bv. verhuur of verkoop). Dit betekent dat er bij het bepalen van het circulaire aandeel naar meerdere aspecten gekeken moet worden, waarover niet altijd evenveel informatie beschikbaar is. 

Net als bij het bepalen of bedrijven binnen de gehanteerde scope vallen geldt ook hier dat handmatige controle van de bedrijven de enige manier is om een goede inschatting van het circulaire aandeel te maken. Het is niet mogelijk om (op systematische / geautomatiseerde wijze) een goede inschatting van het circulaire aandeel te maken enkel op basis van informatie uit de webcrawl. De webcrawl geeft wel voor ieder bedrijf een score aan die weergeeft of een bedrijf wel of niet circulair is8), maar deze score geeft niet per se een goed beeld van de mate waarin een bedrijf circulair is. Ook het inschatten van het circulaire aandeel vergt daarmee een aanzienlijke tijdsinspanning. 

3.5 Samenstellen economische indicatoren en tijdreeks

Zodra de bedrijvenpopulatie is afgebakend en voor ieder circulair bedrijf het circulaire aandeel is bepaald dan is het samenstellen van de economische indicatoren een eenvoudige berekening. Dat wil zeggen, per bedrijf wordt het circulaire aandeel vermenigvuldigd met de totale werkgelegenheid, de totale productiewaarde en de totale toegevoegde waarde. Zo kan voor het betreffende jaar waarvoor de webcrawl is uitgevoerd een raming voor de economische indicatoren worden gemaakt. 

De teruglegging van de tijdreeks is wel een uitdaging. De bedrijfseconomische gegevens zijn beschikbaar vanaf verslagjaar 2010 en ook is het met behulp van het ABR mogelijk om bedrijven door de tijd te volgen, bijvoorbeeld om te zien of er fusies, afsplitsingen of overnames hebben plaatsgevonden. Zo kunnen de geïdentificeerde circulaire bedrijven gevolgd worden door de tijd. Echter, het is niet mogelijk om de webcrawl voor eerdere jaren uit te voeren of om voor eerdere jaren per bedrijf een goede inschatting te maken van het ‘circulaire aandeel’. Immers, de daarvoor benodigde websites zijn niet meer beschikbaar. Dit maakt het lastig om een goed beeld van de ontwikkeling door de tijd te krijgen. 

Ook voor het samenstellen van een consistente tijdreeks de komende jaren zijn er uitdagingen. De resultaten van de webcrawl zijn namelijk niet per definitie constant door de tijd. Zo wordt de webcrawl methodiek steeds verder doorontwikkeld en zijn er steeds meer bedrijven die zichzelf als circulair in de markt zetten omdat er steeds meer aandacht is voor de circulaire economie en duurzaamheid in het algemeen.9) Dit kan de webcrawl-resultaten door de tijd heen beïnvloeden en zo het beeld vertekenen. 

5) Een toelichting waarom er verschillende cijfers zijn over het aantal bedrijven in Nederland is hier te vinden: 
Waarom zijn er verschillende cijfers over het aantal bedrijven in Nederland? (cbs.nl)
6) De toewijzing van een bedrijf aan een R-strategie gebeurd niet enkel op basis van het geïdentificeerde keyword. De webcrawl kan voor een bedrijf meerdere circulaire termen identificeren en wijst een bedrijf toe aan de hoogste geïdentificeerde R-strategie. 
7) Bedrijven die door de webcrawl als circulair zijn aangemerkt maar dit niet zijn. 
8) Dit is een inschatting volgens de in de webcrawl gehanteerde definitie van een circulair bedrijf, welke afwijkt van de in deze studie gehanteerde afbakening van de circulaire economie. 
9) Dit aspect wordt ook door RHDHV erkend en is de reden dat er geen uitspraken over de ontwikkeling van de circulaire economie worden gedaan op basis van de webcrawl.