Meting IVRPH-indicatoren 2020 - Indicatoren ten behoeve van de monitoring van het VN-verdrag handicap

3. Over de tabellen

Bij de duiding van de resultaten in de tabellen moet een aantal aandachtspunten en begripsdefinities in overweging genomen worden. Dit hoofdstuk besteedt hier aandacht aan. Daarna zullen, in de hoofdstukken 4 tot en met 6, de tabellen inhoudelijk worden besproken. Vanwege de leesbaarheid van de tekst worden vanaf dit hoofdstuk ‘personen met en zonder een chronische aandoening en/of een langdurige psychische aandoening’ afgekort tot ‘personen met en zonder een beperking’.

3.1 Aandachtspunten bij de cijfers

3.1.1 Subgroepen

Personen kunnen meerdere typen beperkingen hebben. Daardoor kunnen zij meerdere keren voorkomen in een tabel: de som van het aantal personen met verschillende typen beperkingen kan dus hoger uitkomen dan het totaal aantal personen met een beperking. De overlap bedraagt in dit onderzoek 23 procent: ruim één op de vijf personen met een beperking valt in meer dan één van de onderscheiden vier subgroepen. Deze overlap heeft tot gevolg dat bij personen met meerdere typen beperkingen niet vast te stellen is in hoeverre één bepaald type beperking invloed heeft op de maatschappelijke participatie.

3.1.2 Nivel Zorgregistraties

De tabellen in dit onderzoek hebben betrekking op personen in particuliere huishoudens. Personen in institutionele huishoudens worden niet meegenomen: zij staan in principe niet bij de huisarts ingeschreven en ontbreken over het algemeen in de Nivel Zorgregistraties.

Het aantal personen met een verstandelijke beperking wordt in de Nivel Zorgregistraties onderschat. Een deel van deze populatie woont namelijk in een zorginstelling en ontvangt geen zorg van de huisarts, en zal in het algemeen dus niet bij een huisarts ingeschreven staan. Bovendien zal de verstandelijke beperking niet altijd een reden zijn geweest om contact te hebben met de huisarts, waardoor de beperking niet geregistreerd is in de Nivel Zorgregistraties. Omdat de groep personen met een verstandelijke beperking in de onderzoekspopulatie niet groot is, kunnen de indicatoren voor deze groep in de tabellen met gegevens uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB) niet worden weergegeven. Omdat de gegevens gebaseerd zijn op een te kleine groep waarnemingen zijn ze niet voldoende betrouwbaar om te publiceren (zie ook hieronder ‘marges op steekproefuitkomsten’).

De populatie van het onderzoek bestaat uit personen die in 2019 als patiënt stonden ingeschreven in een van de huisartspraktijken die meedoen aan de Nivel Zorgregistraties, én op peilmoment 31 december 2019 als ingezetene in de BRP geregistreerd stonden en in een particulier huishouden woonden. Bijna alle personen in de Nivel Zorgregistraties staan op het peilmoment ook geregistreerd in de BRP (99,95 procent). In tegenstelling tot het vorige onderzoek, is voor iedereen binnen de Nivel Zorgregistraties een BSN-pseudoniem beschikbaar. Hierdoor kan er beter gekoppeld kan worden. Dat toch niet iedereen wordt teruggevonden, komt omdat sommige personen uit de Nivel Zorgregistraties eind 2019 zijn overleden of omdat zij niet meer in Nederland wonen.

Kenmerken van de patiënten van de huisartsen die deelnemen aan de Nivel Zorgregistraties kunnen afwijken van kenmerken van de hele Nederlandse bevolking. Aan de hand van chi-kwadraattoetsen is gebleken dat de populatie uit de Nivel Zorgregistraties significant afwijkt van de hele Nederlandse bevolking met betrekking tot de variabelen geslacht, leeftijd, migratieachtergrond en stedelijkheid van de woongemeente. Geslacht kent de kleinste afwijking ten opzichte van de BRP: minder dan één procent. Bij leeftijd is deze iets groter, de leeftijdscategorie met de grootste afwijking wijkt twee procent af van de BRP. Bij migratieachtergrond heeft de categorie met de grootste afwijking een afwijking van tien procent. Bij stedelijkheid is de grootste afwijking 17 procent. Voor deze verschillen wordt in dit onderzoek gecorrigeerd door middel van weegfactoren.

Zoals eerder vermeld, omvat Nivel Zorgregistratie niet de gehele Nederlandse bevolking. Daarom zijn weegfactoren berekend waarmee de aantallen voor totaal Nederland (exclusief institutionele huishoudens) kunnen worden berekend. De weegfactoren zijn dusdanig samengesteld dat er voor de hierboven vermelde vertekeningen wordt gecorrigeerd. Daarbij is gebruik gemaakt van de kenmerken leeftijd, geslacht, migratieachtergrond, stedelijkheid én de interactie tussen geslacht en leeftijd. Wat betreft deze kenmerken is de “steekproef” Nivel Zorgregistraties na ophoging dus exact zo verdeeld als in totaal Nederland. Voor tabellen met uitsplitsingen naar variabelen waarvoor niet gecorrigeerd is, kan het wel voorkomen dat de aantallen niet helemaal overeenkomen met de aantallen voor de gehele Nederlandse bevolking zoals weergegeven in StatLine.

3.1.3 Enquête Beroepsbevolking (EBB)

De meeste tabellen zijn gebaseerd op gegevens uit registraties. De tabellen 6 tot en met 9 zijn mede gebaseerd op gegevens uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB). De EBB is een roterend panelonderzoek. Dit houdt in dat respondenten steeds vijfmaal achter elkaar (eens per kwartaal) worden benaderd voor de enquête. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens uit de eerste peiling.

De EBB wordt gehouden onder een aselecte steekproef uit de Nederlandse bevolking. In de EBB hebben verschillende groepen in de populatie verschillende trekkingskansen. Bij het uitvoeren van het onderzoek is er ook sprake van non-respons. De grootte van deze non-respons varieert voor verschillende groepen in de populatie. Om toch uitspraken te doen over de gehele bevolking wordt gebruik gemaakt van ophooggewichten. Deze ophooggewichten zorgen ervoor dat de opgehoogde populatie van de steekproef overeenkomt met de doelpopulatie van de EBB: het aantal personen van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens in Nederland in een jaar.

Met de vaste ophooggewichten wordt echter niet volledig gecorrigeerd voor een verschil in respons van personen met een beperking. Daarom zijn voor dit onderzoek correctiefactoren berekend die hier wel rekening mee houden. Dit wordt ook wel een herweging genoemd. Er is gebruik gemaakt van de weegvariabelen in het EBB-weegmodel (inschrijving bij het UWV, loonsoort, type huishouden, migratieachtergrond, leeftijd, hoogte inkomen, provincie en stedelijkheid woongemeente) en informatie over de omvang van de verschillende subpopulaties. Met behulp van deze nieuwe gewichten kunnen er schattingen worden gemaakt voor de specifieke doelpopulatie van dit onderzoek, namelijk de personen die op 31 december 2019 zowel in de Nivel Zorgregistraties als in de BRP voorkomen. Met de ophooggewichten zoals besproken in de vorige paragraaf (3.1.2) wordt deze populatie vervolgens opgehoogd tot het totaal personen in particuliere huishoudens in Nederland.

Er zijn verschillende manieren waarop de EBB wordt afgenomen. Sinds het vierde kwartaal van 2012 worden alle respondenten in eerste instantie gevraagd om via internet te responderen. Een deel van de respondenten die niet responderen, wordt vervolgens face-to-face of telefonisch benaderd. Een gedetailleerde beschrijving van de waarnemingsmethode is te vinden in de uitgebreide methodebeschrijving EBB. Gedurende de lockdown perioden in 2020, als gevolg van de COVID-19 pandemie, heeft er geen face-to-face benadering plaatsgevonden (medio maart tot en met augustus en vanaf half december 2020). Telefonische en internetwaarnemingen hebben toen wel plaatsgevonden. Voor een aantal kerncijfers over de werkloze en werkzame beroepsbevolking is met behulp van tijdreeksmodellen gecorrigeerd voor het tijdelijk wegvallen van de face-to-face benadering. Deze correctie is in de ophooggewichten verwerkt. Daarnaast wordt via de gebruikelijke weegmodellen zo goed als mogelijk gecorrigeerd voor de (extra) selectiviteit in de respons. De invloed van (de beperkingen in) de benaderstrategieën op de specifieke populatie in dit onderzoek is niet onderzocht.

3.1.4 Marges op steekproefuitkomsten

Dit onderzoek maakt gebruik van twee steekproeven: de Nivel Zorgregistraties en de EBB. Dit betekent dat uitkomsten een bepaalde onzekerheidsmarge hebben. Uitkomsten met een te grote onzekerheid zijn niet gepubliceerd maar vervangen door een punt (.). De regel die daarbij gehanteerd is, is dat een subgroep ongewogen uit minimaal 100 personen moet bestaan (dus vóór ophogen) om verdere uitsplitsingen van deze subgroep te kunnen laten zien. In sommige tabellen zorgt dit ervoor dat gegevens over de groep personen met een verstandelijke beperking niet kunnen worden getoond. Belangrijk is te benadrukken dat door het gebruik van steekproeven óók de cijfers die niet onderdrukt worden een bepaalde onzekerheidsmarge hebben. Hoe groot de marge van de gepubliceerde uitkomsten is, verschilt per cijfer. Hoe kleiner de (sub)populatie en hoe groter de spreiding van de betreffende variabele, hoe groter de marge zal zijn. Ook bij het vergelijken van groepen spelen deze marges een rol. Als beide cijfers marges hebben, kan het zijn dat er een verschil lijkt te zijn tussen twee groepen, terwijl dit feitelijk niet het geval is. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij het interpreteren van de uitkomsten.

Bij het vergelijken van resultaten uit dit onderzoek met de eerdere metingen moet eveneens rekening worden gehouden met deze onzekerheidsmarges. Daarnaast moet bij een vergelijking tussen jaren rekening worden houden met designwijzigingen die van invloed kunnen zijn geweest op de resultaten. Zo zijn er door de tijd heen wijzigingen in het design van de EBB die van invloed kunnen zijn op de responsmodus en/of de resultaten. In 2020 is het opleidingsniveau op basis van de EBB meer gestegen dan verwacht. Ook de verschillende deelpopulaties in de Nivel Zorgregistraties kunnen door de tijd heen veranderen. De meeste deelpopulaties bevatten verschillende type beperkingen. Als een van die beperkingen vaker wordt geregistreerd (omdat het vaker voorkomt óf omdat huisartsen bijvoorbeeld alerter worden op een bepaalde beperking) kan de aard van zo’n groep in de loop van de tijd veranderen, ondanks dat dezelfde diagnosecodes bij de selectie worden gebruikt. Zo lijkt het er op dat ten opzichte van de vorige meting meer (jonge) personen een diagnosecode hebben gekregen voor ‘refractie-afwijkingen’ (F91, bijziendheid, verziendheid, cilindrische afwijkingen, etc.). Deze beperking valt binnen de groep met zintuiglijke aandoeningen, waardoor die groep groter is dan bij de vorige meting. Daarnaast hanteert Nivel Zorgregistraties het uitgangspunt dat chronische aandoeningen nooit overgaan. Dit heeft als consequentie dat naarmate Nivel Zorgregistraties langer bestaat het aandeel personen met een beperking zal groeien. Dit soort veranderingen maken het vergelijken van cijfers over de jaren heen lastig. De meting van 2020 moet dan ook op zichzelf bekeken worden. De kwantitatieve IVRPH-indicatoren zijn wel zoveel mogelijk op dezelfde wijze en op basis van dezelfde registraties en enquêtes samengesteld als bij de vorige meting. In dit onderzoek is niet getest of cijfers tussen groepen en over de tijd heen significant verschillen.

3.1.5 Leeftijdsindeling

De gehanteerde leeftijdsindeling evenals de peildatum van de leeftijd verschilt per tabel. Hieronder worden de verschillen nader toegelicht.

Demografische kenmerken
In tabel 1 is de leeftijd bepaald op basis van de BRP op het peilmoment 31 december 2019.

Onderwijs
In tabel 2 tot en met 5 wordt naar de inschrijving in het onderwijs gekeken, waarbij een leeftijdsselectie is toegepast. De leeftijd is bepaald op basis van de BRP op het peilmoment 30 september 2019. Deze datum hangt samen met het peilmoment waarop wordt bepaald of men al dan niet ingeschreven is in het onderwijs (1 oktober 2019). In tabel 2 tot en met 4 betreft de afbakening personen tot en met 22 jaar. Tabel 5 beperkt zich tot de onderwijsplichtigen (5 tot en met 15 jaar). Tabel 6 toont de gegevens uit de EBB en houdt daarom de indeling 15 tot en met 74 jaar aan en de leeftijd zoals vastgelegd in de EBB (zie hieronder).

Opleidingsniveau, werk en arbeidsmarktpositie
Voor de tabellen die deels zijn gebaseerd op de EBB (tabel 6 tot en met 9) is voor personen van 15 tot en met 74 jaar gekeken naar het opleidingsniveau, werk en arbeidsmarktpositie. De leeftijd van de personen in deze tabellen is bepaald op basis van de EBB en betreft de leeftijd op de EBB-enquêtedatum (peiling 1, in 2020). Voor tabel 10 is de leeftijd bepaald op basis van de BRP op het peilmoment 31 december 2019.

3.1.6 Voortijdig schoolverlaters

Tabel 3 toont de informatie van personen tot en met 22 jaar, ingeschreven in het regulier onderwijs, naar voortijdig schoolverlaten. De populatie waarbinnen wordt bepaald of het al dan niet gaat om een voortijdig schoolverlater (vsv’er), is heel specifiek. Deze bestaat uit alle personen die op 1 oktober 2019 stonden ingeschreven in het door de overheid bekostigd voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo) of het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo). Bovendien moeten deze personen zowel op 1 oktober 2019 (basisjaar) als 1 oktober 2020 (bestemmingsjaar) staan ingeschreven in de BRP. Personen worden van de populatie uitgesloten als zij op 1 oktober van het basisjaar of het bestemmingsjaar enkel een inschrijving hebben in het praktijkonderwijs, Engelse Stroom, Internationaal Baccalaureaat, (voortgezet) speciaal onderwijs of in de volwasseneducatie. Ook personen die op 1 oktober van het bestemmingsjaar een vrijstelling van de leerplicht hebben, maken geen deel uit van de populatie waarbinnen de vsv’ers worden bepaald.

3.1.7 Leerwegondersteunend onderwijs

Tabel 4 toont de informatie van personen tot en met 22 jaar, ingeschreven in het regulier onderwijs met overstap naar voortgezet speciaal en leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Vanaf schooljaar 2015/’16 worden leerlingen met een indicatie voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) niet meer door alle scholen aangeleverd aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Dit komt omdat samenwerkingsverbanden vanaf 1 januari 2016 kunnen kiezen voor ‘opting out’. Hiermee kunnen samenwerkingsverbanden eigen indicatiecriteria en -procedures vaststellen voor de toewijzing van lwoo en kunnen zij scholen voordragen voor een lwoo-licentie. Scholen met een lwoo-licentie hoeven niet iedere leerling afzonderlijk te testen en te voorzien van een lwoo-indicatie. Het gevolg hiervan is dat het aantal leerlingen met een indicatie voor lwoo vanaf schooljaar 2015/’16 in de registraties wordt onderschat; en daarmee ook in de samengestelde tabellen voor dit onderzoek.

3.1.8 Bescherming van persoonsgegevens

Privacy is een groot goed. Ook als je niks te verbergen hebt, heb je heel wat te beschermen. Het CBS is het Statistisch Bureau van Nederland dat onafhankelijk onderzoek uitvoert. Het CBS werkt bij elk onderzoek met strenge eisen om data op een veilige manier te verwerven, te verwerken en te publiceren en is transparant over de manier van werken en de methodieken.

Het CBS verzamelt gegevens van natuurlijke personen, bedrijven en instellingen. Dit is wettelijk vastgelegd in de CBS-wet en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Identificerende persoonskenmerken worden na ontvangst direct gepseudonimiseerd. Hierdoor kan het onderzoek alleen worden uitgevoerd op gegevens met een pseudosleutel. Bij publicatie zorgt het CBS er bovendien voor dat natuurlijke personen of bedrijven niet herkenbaar of herleidbaar zijn. Ook hanteert het CBS diverse maatregelen tegen diefstal, verlies of misbruik van persoonsgegevens. Het CBS levert geen herkenbare gegevens aan derden, ook niet aan andere overheidsinstellingen. Wel kunnen sommige (wetenschappelijke) instellingen onder strenge voorwaarden toegang krijgen tot gegevens met pseudosleutel op persoons- of bedrijfsniveau. Voor meer informatie, zie: www.cbs.nl/privacy.

Om onthulling van informatie over individuele personen te voorkomen, zijn de cijfers in de tabellen afgerond op 100-tallen. Daarnaast worden uitsplitsingen over subpopulaties kleiner dan 100 personen vervangen door een punt en zijn percentages afgerond op 0 decimalen. Vanwege deze afronding kan het voorkomen dat aantallen en percentages van de verschillende subcategorieën niet optellen tot het totaal.

3.2 Algemene begrippen

Aandoening – In dit onderzoek heeft iemand een chronische aandoening en/of een langdurige psychische aandoening als deze persoon op peilmoment 31 december 2019 met een ziekte-episode met een diagnose (ICPC-code) van een chronische ziekte of een langdurig psychische aandoening geregistreerd staat in de Nivel Zorgregistraties. De code voor tabaksmisbruik (code P17) is hierbij uitgesloten. Zie ook bijlage 3.

Institutioneel huishouden – Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daarbij bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat om personen in instellingen zoals verpleeg- , verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, die daar in principe voor langere tijd (zullen) verblijven. Personen in institutionele huishoudens zijn in dit onderzoek uitgesloten van de populatie.

Particulier huishouden – Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.