Auteur: Jantien van Zeijl, Mieke Mateboer, Cynthia Prevost, Rosanne Pronk, Laura Voorrips en Corine Witvliet
Meting IVRPH-indicatoren 2020 - Indicatoren ten behoeve van de monitoring van het VN-verdrag handicap

1. Inleiding

In 2016 heeft Nederland het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (IVRPH) van de Verenigde Naties (VN) geratificeerd, kortweg het VN-verdrag handicap. De Engelse term voor dit verdrag is: Convention on the Rights of Persons with Disabilities (CRPD). Het verdrag beoogt personen met een beperking te beschermen en hun maatschappelijke participatie te vergroten. Het College voor de Rechten van de Mens (College) heeft de taak om de uitvoering van het verdrag te monitoren. Het College maakt daarbij gebruik van informatie die wordt verzameld aan de hand van kwantitatieve IVRPH-indicatoren. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is vanaf het begin betrokken bij de ontwikkeling van kwantitatieve IVRPH-indicatoren, die inzicht geven in de maatschappelijke participatie op het gebied van onderwijs en werk van personen met een beperking. Eerder is door het CBS gerapporteerd over de jaren 2012 en 2016. Het huidige rapport heeft betrekking op de meting van de indicatoren over het jaar 2020. Designwijzigingen over de jaren maken het vergelijken van cijfers uit de verschillende metingen lastig. De meting van 2020 moet dan ook op zichzelf worden bekeken.

De resultaten worden uitgebreid weergegeven in een tabellenset. Het voorliggend rapport ondersteunt de lezer bij het interpreteren van de resultaten en geeft een uitleg van de gehanteerde methodiek. De structuur van het rapport is als volgt. Dit hoofdstuk beschrijft de onderzoeksaanpak op hoofdlijnen. Hoofdstuk 2 beschrijft de populatieafbakening in meer detail. Hoofdstuk 3 gaat in op aandachtspunten bij de cijfers en geeft een korte toelichting op enkele algemene begrippen. In hoofdstuk 4 tot en met 6 worden de belangrijkste resultaten uit de tabellen toegelicht.

1.1 Onderzoeksaanpak

Om de maatschappelijke participatie van personen met en zonder chronische aandoening en/of langdurige psychische aandoening tegen elkaar af te kunnen zetten, is gebruik gemaakt van de huisartsgegevens uit de Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn (hierna: Nivel Zorgregistraties). Circa 10 procent van de Nederlanders komt voor in de Nivel Zorgregistraties. Deze bron bevat diagnostische codes waarmee de groep personen met een chronische en/of langdurige psychische aandoening kunnen worden afgebakend.

Om inzicht te krijgen in de maatschappelijke participatie van personen met en zonder een chronische en/of langdurige psychische aandoening, is - na afbakening van deze groep personen in de Nivel Zorgregistraties - informatie gekoppeld uit diverse CBS bronnen. Het gaat daarbij om registraties die het CBS tot zijn beschikking heeft in het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB), evenals informatie uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB); zie bijlage 2 voor de gebruikte bronnen.

Om niet alleen uitspraken te doen over de maatschappelijke participatie van personen die in de Nivel Zorgregistraties voorkomen, maar over personen in heel Nederland, zijn de cijfers met behulp van weegfactoren opgehoogd. De indicatoren op het gebied van werk en opleidingsniveau zijn gebaseerd op enquêtegegevens: gegevens uit de EBB. Slechts een deel van de personen in de Nivel Zorgregistraties (9 procent) heeft aan deze enquête deelgenomen. Daarom is voor die indicatoren een tweede set weegfactoren toegepast. Op basis van de gewogen cijfers zijn de tabellen samengesteld, die inzicht geven in de situatie van personen met en zonder chronische en/of langdurige psychische aandoening. Aan de hand van deze kwantitatieve indicatoren wordt de maatschappelijke participatie van deze groepen in beeld gebracht op het gebied van onderwijs en werk.