Vrijwilligerswerk 2019

2. Reguliere deel van het onderzoek

De resultaten in 2019 hebben betrekking op 7 652 respondenten in het onderzoek S&W 2019. Hiervan hebben 3 576 mensen aangegeven dat ze in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk hebben gedaan voor één of meer organisaties of verenigingen. Dat is 46,7 procent. Dit aandeel verschilt niet (significant) met 2014 (48,0 procent) en 2018 (47,6 procent). Ten opzichte van de andere jaren is er sprake van een (lichte) daling.

2.1 Vrijwilligers naar organisaties

In tabel 2.1.1 is het aandeel van de bevolking van 15 jaar of ouder weergegeven dat zich aangaf minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. Van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder gaf 30,5 procent aan zich in de vier weken voorafgaand aan het interview als vrijwilliger ingezet te hebben in 2019. Dit percentage is vrij stabiel in de periode 2012-2019.

2.1.1. Vrijwilligerswerk, personen van 15 jaar of ouder
20122013201420152016201720182019
Afgelopen jaar vrijwilligerTotaal (%)50,549,14848,749,748,547,646,7
OrganisatieSportvereniging (%)15,814,815,114,515,314,514,615,2
OrganisatieSchool (%)11,711,110,811,511,611,310,210,6
OrganisatieJeugdwerk (%)7,78,18,38,58,28,58,78,4
OrganisatieVerzorging (%)9,28,68,68,39,58,68,87,8
OrganisatieLevensbeschouwelijke organisatie (%)8,38,37,78,17,67,47,66,7
OrganisatieWijk of buurt (%)5,25,25,14,75,34,75,65,7
OrganisatieCulturele verenigingen (%)5,55,44,85,05,45,05,24,8
OrganisatieHobbyverenigingen (%)5,54,94,54,95,34,54,54,7
OrganisatieVakbond of bedrijfsorganisatie (%)2,52,52,42,12,82,22,22,7
OrganisatieWonen (%)2,22,02,11,92,01,82,22,2
OrganisatieSociale hulpverlening (%)1,61,81,71,82,02,01,91,9
OrganisatiePolitieke organisatie (%)1,51,31,41,41,51,21,31,3
OrganisatieAndere organisatie (%)7,37,26,47,07,16,67,27,1
Afgelopen 4 weken vrijwilligerTotaal (%)30,730,029,531,130,329,829,930,5
Uren per week vrijwilligerswerk Totaal (uur)4,54,44,64,44,54,54,44,2

Er bestaan grote verschillen in de mate waarin mensen vrijwilligerswerk doen voor uiteenlopende organisaties of verenigingen. In 2019 hebben sportverenigingen, net als in de voorgaande jaren, het hoogste percentage vrijwilligers (15,2 procent), gevolgd door scholen (10,6 procent), jeugdorganisaties (8,4 procent) en verzorging (7,8 procent). Daarna volgen met 6,7 procent levensbeschouwelijke organisaties en met 5,7 procent organisaties ten behoeve van de wijk of buurt. Vijf procent van de bevolking doet vrijwilligerswerk voor culturele verenigingen (4,8 procent) of hobbyverenigingen (4,7 procent). Voor vakbonden of bedrijfsorganisaties en organisaties voor wonen, politieke organisaties en sociale hulpverlening zijn relatief weinig vrijwilligers actief.

Er is sprake van een lichte daling in het aandeel dat in 2019 vrijwilligerswerk deed in de verzorging en voor levensbeschouwelijke organisaties dan in de voorgaande jaren.

Er is sterke variatie in de tijd die in vrijwilligerswerk wordt gestoken. Gemiddeld besteedden vrijwilligers in 2019 iets meer dan 4 uur per week aan vrijwilligerswerk. De grootste groep vrijwilligers, 34 procent, gaf aan minder dan één uur per week vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Dit zijn mensen die een paar uur per jaar actief zijn als vrijwilliger. Een kwart is van 1 tot 3 uur per week actief en eveneens een kwart 3 tot 8 uur. 12 procent van de vrijwilligers is wekelijks 8 tot 20 uur actief. Meer dan 20 uur vrijwilligerswerk per week is voorbehouden aan 4 procent.
De meeste uren per week worden besteed aan jeugdwerk en de minste aan activiteiten voor scholen en voor wijk of buurt.
In de periode tussen 2012 en 2019 schommelde het gemiddeld aantal uren per week tussen 4,2 en 4,6.

2.2 Verschillen in vrijwilligerswerk tussen bevolkingsgroepen

Vrijwilligers zijn niet gelijk verdeeld over de bevolkingsgroepen. Ze zijn vaker te vinden onder de middelbare leeftijdsgroepen dan in de jongere en oudere leeftijdsgroepen. Het aandeel vrijwilligers is het hoogst onder 35- tot 45-jarigen: 54,7 procent. Deze leeftijdsgroep, met vaak schoolgaande kinderen, is vergeleken met andere leeftijdsgroepen met 28,2 procent vooral actief op school. Mensen boven de 55 jaar zetten zich juist meer in voor organisaties op het gebied van verzorging en levensbeschouwing, en ook meer voor culturele activiteiten of hobbyverenigingen. Vooral onder ouderen, 75-plussers doet een kleiner deel vrijwilligerswerk (31,7 procent).
Vergeleken met 2017 nam het aandeel vrijwilligers af bij 15- tot 25-jarigen en bij 35- tot 45-jarigen. Bij de andere leeftijdsgroepen zijn er geen (significante) verschillen.

Gemiddeld besteedt een 65-plusser die vrijwilligerswerk doet daar wel meer uren aan (6,4 uur) dan mensen jonger dan 65 jaar (3,7 uur). 65- tot 75-jarigen spenderen de meeste uren per week aan vrijwilligerswerk (6,6 uur) en 35- tot 45-jarigen de minste uren: 2,9 uur.

2.2.1 Vrijwilligerswerk naar leeftijd
vrijwilliger2017 (% )2019 (% )
Totaal48,546,7
15 tot 25 jaar49,544,8
25 tot 35 jaar43,242,3
35 tot 45 jaar59,454,7
45 tot 55 jaar52,153,3
55 tot 65 jaar46,246,2
65 tot 75 jaar48,147,7
75 jaar of ouder34,931,7


Het aandeel vrouwen dat vrijwilligerswerk doet ligt met 47,9 procent hoger dan het aandeel mannen (45,5 procent). Dit verschil is duidelijk waarneembaar als naar het soort organisatie wordt gekeken waarvoor vrijwilligerswerk wordt gedaan. Zo zijn vrouwen twee keer zo vaak als mannen actief voor een school (14,1 tegen 7,0 procent) en in de verzorging (10,5 tegen 4,9 procent). Mannelijke vrijwilligers zijn daarentegen actiever op het gebied van sport (18,6 tegen 11,9 procent), politieke organisaties, sociale hulpverlening en woonomstandigheden. Ook is er een verschil tussen mannen en vrouwen in het gemiddeld aantal uren per week dat aan vrijwilligerswerk wordt besteed: mannen besteden gemiddeld meer uren aan vrijwilligerswerk dan vrouwen (4,7 tegen 3,8).
In 2019 zijn minder mannen actief als vrijwilliger dan in 2017 (48,1 procent). Het aandeel vrouwelijke vrijwilligers is niet veranderd.

2.2.2 Vrijwilligerswerk naar achtergrondkenmerken, personen van 15 jaar of ouder, 2019 (%)
TotaalSportSchoolVerzorgingJeugdwerkLevensbeschouwingCultuurWijk of buurtHobbyVakbond/bedrijfSociale hulpverleningWonenPolitieke organisatieAndere organisatie
VrijwilligersTotaal46,715,210,67,88,46,74,85,74,72,71,92,21,37,1
GeslachtMannen45,518,67,04,98,56,24,95,95,13,01,62,81,86,8
GeslachtVrouwen47,911,914,110,58,37,34,75,54,32,32,21,60,77,5
Leeftijd15 tot 25 jaar44,820,010,94,68,94,32,51,64,81,71,20,30,85,7
Leeftijd25 tot 35 jaar42,314,210,44,67,26,44,03,92,13,71,01,01,44,4
Leeftijd35 tot 45 jaar54,719,528,25,18,55,24,36,83,73,81,32,41,54,5
Leeftijd45 tot 55 jaar53,320,312,97,710,86,44,78,04,03,52,91,81,48,3
Leeftijd55 tot 65 jaar46,212,53,611,37,77,77,27,34,73,32,52,61,48,6
Leeftijd65 tot 75 jaar47,79,73,913,39,210,26,46,18,51,22,64,71,412,4
Leeftijd75 jaar of ouder31,55,40,78,04,77,04,45,76,30,71,63,60,75,7
OpleidingsniveauBasisonderwijs30,26,25,76,78,25,72,42,53,41,11,00,80,23,9
OpleidingsniveauVmbo, avo onderbouw, mbo136,411,76,07,07,06,12,43,14,71,00,61,10,36,5
OpleidingsniveauMbo2, 3, 4, havo, vwo48,714,910,48,59,65,94,95,85,10,92,12,40,97,1
OpleidingsniveauHbo, wo bachelor55,619,815,78,28,08,96,97,84,93,52,73,02,17,6
OpleidingsniveauWo, master, doctor58,422,314,56,57,87,37,88,84,55,12,83,73,610,2
HuishoudensinkomenEerste (laagste) kwartiel38,28,28,46,98,76,83,04,83,41,42,41,71,26,5
HuishoudensinkomenTweede kwartiel41,912,010,57,97,55,64,15,34,82,01,51,60,57,7
HuishoudensinkomenDerde kwartiel50,016,912,39,09,37,45,55,75,02,91,42,41,07,0
HuishoudensinkomenVierde (hoogste) kwartiel53,120,910,37,48,26,95,96,75,03,92,32,92,07,4
Betaald werkWel betaald werk49,618,713,06,18,76,45,25,84,23,71,51,81,56,2
Betaald werkGeen betaald werk41,48,65,910,87,97,34,25,45,70,82,52,90,88,9
Betaald werkGeen, exclusief 67 jaar of ouder44,310,010,111,39,15,93,04,94,10,93,11,90,69,0
HerkomstNederlandse achtergrond49,917,310,38,68,96,85,46,45,03,02,12,41,47,8
HerkomstWesters migratieachtergrond38,410,010,55,07,05,04,33,74,72,30,71,80,95,3
HerkomstNiet-westerse migratieachtergrond34,16,412,04,66,57,72,03,43,10,91,51,70,64,7
Kerkelijke gezindteGeen denominatie44,917,510,95,76,80,54,55,14,03,31,92,11,37,1
Kerkelijke gezindteDenominatie50,713,110,310,810,214,85,56,55,92,02,02,31,37,4
Stedelijkheid woongemeenteZeer sterk stedelijk42,712,210,75,87,05,13,76,13,32,51,63,41,56,1
Stedelijkheid woongemeenteSterk stedelijk43,413,99,77,26,86,53,94,14,12,01,81,91,16,3
Stedelijkheid woongemeenteMatig stedelijk48,917,210,87,88,87,74,75,15,24,12,21,71,18,3
Stedelijkheid woongemeenteWeinig stedelijk51,518,311,99,29,46,86,37,36,23,02,01,81,38,5
Stedelijkheid woongemeenteNiet stedelijk54,417,09,311,915,010,67,87,46,22,12,12,11,37,8

Mensen met een hoog opleidingsniveau (hbo, wo bachelor en wo, master, doctor) zijn vaker vrijwilliger dan mensen met een lager opleidingsniveau. Waar van de hoog opgeleiden 58,4 procent actief is als vrijwilliger, blijft dat bij de laagst opgeleiden beperkt tot 30,2 procent. Hoger opgeleiden zetten zich vooral vaker in voor een school, een sportvereniging, culturele vereniging, politieke organisaties, sociale hulpverlening en organisaties voor woonsubsidies dan lager opgeleiden.
In 2019 deden minder mensen met een afgeronde vmbo opleiding vrijwilligerswerk dan in 2017. De verschillen tussen de andere opleidingsniveaus zijn niet significant.

2.2.3 Vrijwilligerswerk naar opleidingsniveau
vrijwilliger2017 (% personen van 15 jaar of ouder)2019 (% personen van 15 jaar of ouder)
Totaal48,546,7
Basisonderwijs30,530,2
Vmbo,avo,onderbouw mbo40,936,4
Mbo 2, 3, 4, havo, vwo49,648,7
Hbo, wo bachelor58,955,6
Wo master, docor58,258,4

Mensen met een hoog huishoudinkomen doen over het algemeen vaker vrijwilligerswerk dan mensen met een laag huishoudinkomen (53,1 tegen 38,2 procent). Het verschil is het grootst op het gebied van sport (20,9 versus 8,2 procent).

Werkenden zijn vaker vrijwilliger dan niet-werkenden: 49,6 tegen 41,4 procent. Dit verschil komt echter geheel voor rekening van verschillen tussen werkenden en niet-werkenden in leeftijd en opleiding. Grote verschillen zijn waar te nemen op het gebied van sport (18,7 tegen 8,6 procent) en school (13,0 tegen 5,9 procent). Mensen zonder betaald werk zetten zich daarentegen vaker in op het gebied van verzorging (10,8 procent) dan mensen met betaald werk (6,1 procent).
Aangezien maar een zeer beperkt deel van de werkenden ouder is dan 67 jaar, is voor een betere vergelijking ook het aandeel vrijwilligers vastgesteld van de niet-werkenden, exclusief de 67-plussers. Dit resulteert in een toename van het aandeel vrijwilligers zonder betaald werk van 41,4 naar 44,3 procent. Vooral is er een toename bij de vrijwillige inzet voor scholen. Soms neemt het af, zoals bij het vrijwilligerswerk voor hobbyverenigingen, door een boven gemiddelde inzet van de 67-plussers.
Als we naar het gemiddeld aantal uren per week kijken, dan valt op dat mensen zonder betaald werk meer tijd besteden aan vrijwilligerswerk dan mensen met betaald werk (6,3 tegen 3,4 uur). Dit geldt ook als 67-plussers niet meegenomen worden bij mensen zonder betaald werk.

Ook de migratieachtergrond is onderscheidend. De helft van de 15-plussers met een Nederlandse achtergrond is vrijwilliger, bij degenen met een westerse en niet-westerse achtergrond is dat beperkter (38,4 en 34,4 procent).

Personen die zichzelf rekenen tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering zijn vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie: 50,7 tegen 44,9 procent. Mensen met denominatie doen vaker vrijwilligerswerk voor de kerk maar ook zetten zij zich vaker in voor andere organisaties dan mensen zonder denominatie.

Inwoners van niet of weinig stedelijke woongemeenten doen vaker vrijwilligerswerk (54,4 en 51,5 procent) dan inwoners van (zeer) sterk stedelijke woongemeenten (43,4 en 42,7 procent).