Vrijwilligerswerk 2019

Technische toelichting

Data

Voor dit rapport is gebruik gemaakt van gegevens uit het onderzoek Sociale samenhang en welzijn (S&W) 2012/2019. In dit onderzoek is onder meer gevraagd naar de sociale en maatschappelijke participatie van mensen van 15 jaar of ouder, waaronder het verrichten van vrijwilligerswerk. In totaal zijn over 2012/2019 gegevens beschikbaar van 61 200 personen (2012: 7 949, 2013: 7 384, 2014: 7 627, 2015: 7 614, 2016: 7 467, 2017: 7 654, 2018: 7 853 en 2019: 7 652).

Vrijwilligerswerk

Er is aan respondenten gevraagd of zij in de 12 maanden voorafgaand aan de enquête vrijwilligerswerk hebben gedaan voor bepaalde organisaties of verenigingen. Daarbij werden 13 typen organisaties of verenigingen onderscheiden.

De vragen luidden als volgt:
De volgende vragen gaan over vrijwilligerswerk. Sommige mensen doen vrijwilligerswerk voor organisaties of verenigingen. Het kan daarbij gaan om bestuurlijk werk of andere activiteiten. Kunt u bij de volgende organisaties en verenigingen steeds aangeven of u daarvoor in de afgelopen 12 maanden als vrijwilliger bepaald soort werk heeft gedaan?

Heeft u in de afgelopen 12 maanden wel eens vrijwilligerswerk gedaan:
(1) in het jeugd- en buurthuiswerk of als leider van scouting,
(2) op school, zoals bijvoorbeeld hulp op school, de oudercommissie, schoolbestuur, werken in de bibliotheek of als leesouder,
(3) in de verzorging of verpleging, zoals bijvoorbeeld bejaardenzorg, kinderopvang, kruiswerk, zieken bezoeken, collecteren voor gezondheidsorganisaties, welfarewerk in het ziekenhuis of assisteren bij stervensbegeleiding,
(4) voor een sportvereniging, in het bestuur of bijvoorbeeld werken in de kantine, organisatie, trainen of zaalbeheer,
(5) voor culturele verenigingen, zoals bijvoorbeeld een muziek- of toneelvereniging of een tekenclub,
(6) voor hobby- of gezelligheidsverenigingen,
(7) voor de kerk, moskee of levensbeschouwing, zoals bijvoorbeeld de kerkenraad, parochieraad, moskeevereniging, huisbezoek, of het rondbrengen van blaadjes,
(8) voor de vakbond of bedrijfsorganisatie, zoals bijvoorbeeld de ondernemingsraad of personeelsvereniging,
(9) voor een politieke partij of actiegroep,
(10) op het gebied van sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp,
(11) op het gebied van wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen,
(12) ten behoeve van de wijk of de buurt,
(13) voor organisaties op een ander gebied. 

Daarnaast is voor elke organisatie waarvoor vrijwilligerswerk werd gedaan een aantal vervolgvragen gesteld: er is gevraagd naar het aantal verschillende organisaties binnen de betreffende soort organisatie (“Was dat voor één of meer organisaties op het gebied van …..?”), hoeveelheid tijd er aan vrijwilligerswerk besteed wordt (“Kunt u aangeven hoeveel tijd u ongeveer besteed heeft aan vrijwilligerswerk voor deze organisatie in de afgelopen 12 maanden? U kunt een schatting geven van het gemiddeld aantal uren per week of van het totaal aantal uren per jaar.”). Ook is gevraagd of mensen de afgelopen 4 weken vrijwilligerswerk hebben gedaan voor een organisatie (“Heeft u in de afgelopen vier weken vrijwilligerswerk gedaan voor deze organisatie?”).

Aanvullende vrijwilligersvragen

Motieven 
Aan respondenten die hebben aangegeven in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk hebben gedaan, is de vraag gesteld: ‘’Waarom bent u vrijwilligerswerk gaan doen?’’. Hierbij zijn acht antwoorden voorgelegd: 1) Omdat u het fijn vond om iets voor een ander te doen, 2) Omdat u het zelf leuk vond om te doen, 3) Omdat u het een zinvolle tijdbesteding vond, 4) Omdat u het uw plicht vond, 5) Vanwege de sociale contacten, 6) Om nieuwe dingen te leren, 7) Om de kans op een baan te vergroten en 8) Andere reden. Respondenten konden meerdere antwoorden kiezen.

Belang
In 2019 is de vraag gesteld aan mensen die hebben aangegeven vrijwilligerswerk te hebben gedaan, wat zij belangrijk vonden dat de vereniging of organisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk deden voor ze regelt. De vraag luidde als volgt: “Wat vindt u belangrijk dat de vereniging of organisatie waarvoor u vrijwilligerswerk doet voor u regelt? Meerdere antwoorden mogelijk“. Hierbij zijn zeven antwoorden voorgelegd: 1) Dat er een goede organisatie van het vrijwilligerswerk is, 2) Dat er een duidelijk beleid is voor vrijwilligerswerk in de vereniging of organisatie, 3) Dat er scholing is voor vrijwilligers, 4) Dat er een financiële vergoeding is, 5) Dat een cadeau of attentie als blijk van waardering wordt gegeven, 6) Dat een compliment wordt gegeven of een bedankje wordt uitgesproken voor het werk dat is gedaan, 7) Dat een jaarlijks uitje of feestavond wordt georganiseerd, en Anders. 

Vergoeding
De vraag naar vergoedingen luidde als volgt: “Heeft u in de afgelopen 12 maanden een vergoeding gekregen voor het vrijwilligerswerk dat u doet? Meerdere antwoorden mogelijk”. Antwoorden: 1) Ik kreeg een vergoeding in natura, 2) Ik kreeg een financiële vergoeding, voor de kosten die ik werkelijk gemaakt heb, 3) Ik kreeg een financiële vergoeding (incidenteel of een vast bedrag per maand of jaar, 4) Ik kreeg een financiële vergoeding, maar deze heb ik als gift bij de vereniging/organisatie gelaten, 5) Ik kreeg geen vergoeding.

Persoonskenmerken en andere kenmerken

Informatie over herkomst, het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (ingedeeld in kwartielgroepen) en stedelijkheid van de woongemeente is afkomstig uit registers en is aan de enquêtegegevens gekoppeld. Respondenten is gevraagd naar hun geslacht, leeftijd en hoogst voltooide opleidingsniveau. Het hoogst voltooide opleidingsniveau bestaat uit de categorieën ‘basisonderwijs’, ’vmbo, avo onderbouw, mbo1’, ‘mbo2, 3, 4, havo, vwo’, ‘hbo, wo bachelor’ en ‘wo, master, doctor’. Religiositeit is vastgesteld aan de hand van denominatie. Gevraagd is of men zich wel of niet tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekent. Betaald werk is vastgesteld met de vraag: “Heeft u op dit moment betaald werk? Ook 1 uur per week of een kortere periode telt al mee, evenals freelance werk”.