SDG 16.2 Instituties

Het tweede deel van SDG 16 gaat over instituties, zoals de Tweede Kamer, politie, rechters, en de overheid in het algemeen. In een open en democratische samenleving is het belangrijk dat instituties verantwoording afleggen, dat informatie goed toegankelijk is en dat fundamentele vrijheden worden beschermd. Zo kunnen burgers vertrouwen op de overheid en gemakkelijker meedoen in de samenleving.

Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 16.2 Instituties
Meer informatie

Samenvatting van de resultaten

  • Drie van de negen indicatoren laten een trendmatig dalende brede welvaart zien.
  • Het vertrouwen in instituties heeft een stijgende trend en Nederland behoort hiermee tot de koplopers binnen de EU.
  • Nederland staat bij zeven indicatoren aan de bovenkant van de EU-ranglijst en bij één indicator (de overheidsuitgaven aan algemeen bestuur) aan de onderkant.
  • De corruptie-index heeft een dalende trend. Nederland wordt nog altijd gezien als een van de meest corruptievrije landen van de EU.
  • De dalende trend van inspraak en verantwoordingsplicht in de periode 2013-2020 is veranderd in een stabiele trend.

Het dashboard en de indicatoren

Naast veiligheid en vrede (zie vorige dashboard) heeft SDG 16 ook betrekking op instituties. Het gaat daarbij om verantwoording en transparantie op elk niveau, met inclusieve en representatieve besluitvorming. Ook publieke toegang tot informatie en bescherming van fundamentele vrijheden zijn belangrijke doelen binnen SDG 16. Doeltreffende, verantwoordelijke en transparante instituties zijn essentieel voor het ontwikkelen en behouden van brede welvaart: de kwaliteit van deze instellingen bepaalt mede de samenhang en effectiviteit van beleid. In een open en democratische samenleving is het ook belangrijk dat instituties verantwoording afleggen; als burgers vertrouwen hebben in de overheid zullen ze makkelijker meedoen in de maatschappij.

In dit tweede dashboard van SDG 16 zijn relatief veel extra indicatoren toegevoegd in de Nederlandse beleidscontext. Het meeste beleid op het gebied van SDG 16 is opgesteld door de ministeries van JenV en BZK, maar ook de departementen SZW, VWS, OCW en BZ hebben beleid voor onderdelen van SDG 16 geformuleerd. Voor instituties betreft dit in het bijzonder de openheid van de overheid en toegankelijkheid van overheidsdiensten (CBS, 2021).

Het beeld bij dit dashboard is voor de trendmatige ontwikkelingen minder gunstig, met drie rode tegen één groene trend; wel is er een trendomslag die een verbetering aangeeft (bij inspraak en verantwoordingsplicht: van rood naar grijs). Vergeleken met andere Europese landen scoort Nederland op het gebied van deze SDG echter erg goed: met vrijwel alle indicatoren staat Nederland bovenin de EU-ranglijst.

SDG 16   Vrede, justitie en sterke publieke diensten: instituties  

Middelen en mogelijkheden

4,1%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
22e

Gebruik

75,6%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
8e
78,7%
6e

Uitkomsten

1,75
4e
1,85
3e
82
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
4e
1,53
2e
3,5
1e

Beleving

66,9%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
3e

Middelen en mogelijkheden zijn middelen die de overheid heeft om haar taken uit te voeren en diensten te verlenen aan burgers. De uitgaven van de overheid aan algemeen bestuur als percentage van het bbp zijn verder teruggelopen: 4,1 procent in 2020, 1 procentpunt minder dan aan het begin van de trendperiode in 2014. De trend kleurt rood: minder middelen voor de overheid wordt bij deze SDG gezien als negatief voor de brede welvaart en het behalen van de doelen. Europees gezien staat Nederland in achterhoede (22e van 25 EU-landen in 2020).

Gebruik is hier het gebruik door burgers van diensten van de overheid en maatschappelijke organisaties. Actieve deelname van burgers in de samenleving is essentieel voor het functioneren van een democratie. Een indicator om dit te meten is de dekkingsgraad van de collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s). Deze dekkingsgraad is gerelateerd aan het aantal vakbondsleden, maar ook aan de rechtsgeldigheid van een cao voor andere bedrijven en werknemers in een sector. Het aandeel werknemers dat valt onder een cao daalt trendmatig, naar 75,6 procent in 2019. Aan het begin van de trendperiode, in 2014, was dit nog 85,9 procent. Een meer directe indicator voor actieve participatie is de opkomst bij parlementsverkiezingen. In 2021 was deze opkomst 78,7 procent, iets minder dan de 81,9 procent in 2017. Het is moeilijk te zeggen of coronamaatregelen een effect hadden op de opkomst in 2021. Er kon op drie dagen gestemd worden en 70 plussers mochten hun stem per post uitbrengen. Vergeleken met andere Europese landen is de opkomst hoog en Nederland staat dan ook in de kopgroep. Van alle landen wordt de opkomst genomen in het laatste jaar waarin parlementsverkiezingen plaatsvonden. (In sommige landen is er een opkomst- of stemplicht die niet wordt afgedwongen.)

Uitkomsten betreffen de kwaliteit van publieke dienstverlening, de openheid en efficiëntie van de overheid en inspraak van burgers. Nederland staat bovenin de EU-ranglijst bij alle vijf indicatoren in deze categorie. De trends zijn overwegend neutraal, met uitzondering van die van de Corruption Perception Index. Volgens de hoge notering in deze index van Transparency International in 2021 - vierde in de EU en achtste van de in totaal 180 landen – kan de Nederlandse publieke sector in hoge mate (score 82 van maximaal 100 punten) als vrij van corruptie beschouwd worden. Hier is echter wel een dalende trend. Transparency International maakt zich wel zorgen over het opschorten of ontbreken van procedures rond inspraak en verantwoordingsplicht bij het nemen van COVID-19-maatregelen wereldwijd. Als maatstaf voor de efficiëntie van de overheid gebruiken we hier het aantal dagen dat minimaal nodig is om legaal een bedrijf te starten. Dit kan in Nederland in drie en een halve dag (2019), waarmee Nederland samen met Denemarken en Estland koploper is binnen de EU. De dalende trend die Nederland tot vorig jaar had bij inspraak en verantwoordingsplicht is veranderd in een stabiele.

Beleving betreft hier de vraag of burgers vertrouwen hebben in de overheid. Het vertrouwen in instituties (percentage dat 6 of hoger aangeeft op een schaal van 0-10) is vergeleken met andere Europese landen groot en neemt trendmatig toe. In 2021 gaf 66,9 procent van de bevolking aan vertrouwen te hebben in de instituties politie, Tweede Kamer en rechters. Dit is weliswaar minder dan in 2020 (69,5 procent), maar van 2019 op 2020 was het aandeel dat vertrouwen heeft ook heel fors toegenomen (van 63,1 naar 69,5 procent). Het vertrouwen is dus nog altijd een stuk groter dan in 2019, voor de coronacrisis.

Meer informatie

Veiligheidsmonitor 2021