Beter zicht op multinationals leidt tot bijstelling bni

Zuidas
© ANP / Berlinda van Dam
Per 23 september 2022 publiceert het CBS de resultaten van onderzoek waarmee het mogelijk is de inkomsten en uitgaven van niet-financiële vennootschappen op te splitsen in die van bedrijven in Nederlandse handen en die van bedrijven in buitenlandse handen. Als gevolg van deze nieuwe inzichten worden de ingehouden winsten van Nederlandse dochterbedrijven die in buitenlands bezit zijn bijgesteld. Hierdoor komen onder andere het bruto nationaal inkomen (bni) en het saldo op de lopende rekening in de periode 1995-2021 lager uit. Het bruto binnenlands product (bbp) blijft ongemoeid.

Het bni is, naast het bbp, één van de meest gebruikte macro-economische variabelen uit het systeem van de nationale rekeningen. Het bbp heeft betrekking op de verdiensten uit de productie van goederen en diensten binnen de Nederlandse landsgrenzen. Het bni heeft betrekking op het inkomen van Nederlandse ingezetenen (bedrijven en personen). Dit kan ook inkomen zijn dat buiten de landsgrenzen is verdiend. Omgekeerd telt inkomen van bedrijven in Nederland die in buitenlandse handen zijn niet mee in het Nederlandse bni. Het bni is ook de belangrijkste basis voor de afdracht aan de Europese Unie.

Bruto national inkomen (bni)
JaarBni oude reeks (mld euro)Bni bijgesteld per 23 september 2022 (mld euro)
1995334,6327,6
1996350,4344,6
1997372,7367,7
1998393,1387,2
1999425,2417,5
2000460,1449,3
2001479,6469,5
2002499,8487,0
2003518,3506,0
2004532,3521,4
2005543,3541,4
2006589,1580,4
2007618,9612,3
2008629,0615,9
2009618,8601,2
2010641,1633,5
2011659,5648,2
2012664,2645,7
2013669,4655,8
2014669,9664,8
2015690,6683,0
2016697,9691,1
2017743,8729,7
2018782,9771,1
2019813,4796,5
2020786,4770,5
2021853,1837,2

Achtergrond aanpassingen: rol multinationals in de nationale rekeningen

Bedrijven zijn steeds internationaler geworden, met vestigingen over de hele wereld. De registratie van al deze activiteiten in statistieken (waaronder de nationale rekeningen) is door voortgaande globalisering een steeds grotere uitdaging. Ook Nederlandse bedrijven behalen hun winsten voor een deel in het buitenland en multinationals in buitenlandse handen verdienen hun geld deels weer in Nederland. Deze winststromen van en naar het buitenland hebben daarmee een grote invloed op het Nederlandse bni. 

Tot nu toe werden multinationals in het systeem van nationale rekeningen niet apart onderscheiden. Op basis van aanvullend onderzoek en een nieuwe methode voor het combineren van bestaande informatie is dit nu wel mogelijk voor de sector niet-financiële vennootschappen, waar de meeste multinationals zitten. Dit geeft meer inzicht in de structuur en werking van de Nederlandse economie en het structurele overschot op onze lopende rekening.

Met deze nieuwe inzichten in de (gecombineerde) financiële gegevens van multinationals is het mogelijk gebleken om te onderzoeken of de ingehouden winsten van dit type bedrijf tot nu toe wel juist zijn verwerkt in de nationale rekeningen. Ingehouden winsten zijn winsten van buitenlandse dochterondernemingen die niet worden uitgekeerd (in de vorm van dividend), maar worden gebruikt voor bijvoorbeeld het versterken van het eigen vermogen of voor het financieren van investeringen. 

Deze zogenaamde ‘ingehouden winst op directe buitenlandse investeringen’ wordt conform de Europese richtlijnen voor het samenstellen van nationale rekeningen aan de moederonderneming toegerekend en daarmee tot het bni gerekend van het land waar het moederbedrijf is gevestigd. Het vaststellen van de hoogte van de ingehouden winst is echter een complexe statistische aangelegenheid: er vindt hier immers geen feitelijke en direct meetbare transactie plaats.

Uit het onderzoek blijkt dat de ingehouden winsten van Nederlandse dochterbedrijven in het buitenland nagenoeg correct waren geraamd, maar dat de ingehouden winsten van Nederlandse dochterbedrijven van buitenlandse moeders tot nu toe onderschat werden. 

Deze onderschatting komt voor een deel doordat van een aantal bedrijven in Nederland ten onrechte werd geregistreerd dat het om puur Nederlandse bedrijven ging, terwijl deze in realiteit in handen waren van een buitenlandse moederonderneming. Het gevolg hiervan is dat de ingehouden winsten van deze bedrijven bij nader inzien alsnog moeten worden toegerekend aan het buitenland. Dit zorgt voor een lager bni.

Daarnaast kwam uit het onderzoek naar voren dat gegevens die in de bedrijfsboekhoudingen van Nederlandse dochterondernemingen worden gevonden over de ingehouden winst meer bewerking nodig hebben om te voldoen aan de Europese richtlijnen en definities. Een voorbeeld hiervan is de verwerking van uitgaven aan R&D die volgens bedrijfsboekhoudkundige regels vaak moeten worden geboekt als lopende kosten. Volgens de geldende internationale afspraken voor het samenstellen van de nationale rekeningen moeten deze uitgaven echter als investering aangemerkt worden. De consequentie hiervan is dat deze uitgaven aan R&D hierdoor niet van de winst mogen worden afgetrokken. 

Andere voorbeelden uit het onderzoek zijn de verwerking van exceptionele baten en lasten in de boekhouding die statistisch gezien meestal geen rol horen te spelen in de winst, en de statistische vereiste dat transacties marktconform moeten worden gewaardeerd, ook als die binnen concernverband plaatsvinden. Dit kan afwijken van de cijfers die in de bedrijfsboekhouding worden gehanteerd. Per saldo zorgden ook dergelijke factoren voor hogere ingehouden winsten van buitenlandse dochterbedrijven in Nederland, en dus een lager bni.

Impact op het saldo op de lopende rekening en andere indicatoren

Omdat de ingehouden winsten in mindering gebracht moeten worden op het bni, resulteren hogere ingehouden winsten die aan buitenlandse moeders moeten worden toegerekend tot de eerdergenoemde neerwaartse bijstelling van het bni.

Correcties op ingehouden winsten van dochterbedrijven in Nederland en het buitenland (in miljoen euro)
Dochterbedrijven in het buitenland in handen van Nederlandse multinationalsDochterbedrijven in Nederland in handen van buitenlandse multinationalsTotale bijstelling bni
mln euromln euro
19956.970-6.970
19965.834-5.834
19974.986-4.986
19985916.507-5.916
1999627.741-7.679
2000-36810.439-10.807
2001-3959.721-10.116
2002-26412.557-12.821
2003-18412.095-12.279
2004-11310.746-10.859
2005-2671.630-1.897
20061578.881-8.724
20075447.198-6.654
200838813.487-13.099
2009-37317.178-17.551
2010-3357.239-7.574
201110611.412-11.306
201272319.212-18.489
20131.10214.790-13.688
20149676.114-5.147
20151.7639.352-7.589
20162537.007-6.754
20175114.142-14.091
201810111.883-11.782
201963017.513-16.883
202027816.185-15.907

De bijstelling van de ingehouden winsten werkt door in even grote neerwaartse bijstelling van het inkomen uit vermogen, van het primair inkomen en van het saldo op de lopende rekening. Hierdoor worden ook het beschikbaar inkomen en de besparingen bijgesteld. De besparingen deze zijn voor bedrijven per definitie gelijk aan het beschikbaar inkomen. Door de lagere besparingen is het vorderingensaldo (het saldo van vorderingen en schulden) met een even groot bedrag naar beneden bijgesteld. 

Het driejaarsgemiddelde van het saldo op de lopende rekening is een van de indicatoren van het Macro-economisch scorebord van de Europese Commissie. De commissie hanteert voor deze indicator als ondergrens –4 procent en als bovengrens +6 procent van het bbp. De laatste tien jaar lag het voortschrijdend gemiddelde van dit saldo als percentage van het bbp telkens (ruim) boven de +8 procent, en kwam in 2021 uit op 8,4 procent van het bbp. Ook met de nieuwe inzichten blijft het saldo op de lopende rekening boven de bandbreedte van de Europese Commissie, maar komt er met 6,4 procent van het bbp dichter bij in de buurt te liggen.

Per 23 september 2022 zijn alle StatLine-tabellen van de nationale rekeningen bijgewerkt met deze nieuwe cijfers. Niet alleen cijfers over de inkomsten en uitgaven van niet-financiële vennootschappen; ook die van financiële instellingen worden aangepast, omdat bij sommige multinationals sprake is van een ondernemingsstructuur die bestaat uit één of meerdere niet-financiële werkmaatschappijen en een financiële holding aan de top van de Nederlandse ondernemingsstructuur. Deze financiële holding wordt volgens de  internationale richtlijnen gerekend tot de financiële instellingen.

Hoe verder?

Per 23 september 2022 publiceert het CBS de gewijzigde nationale rekeningentabellen (een correctie op de ingehouden winsten (middelen en bestedingen) voor de niet-financiële bedrijven en de bijzondere financiële instellingen op StatLine. In een maatwerktabel wordt tevens een splitsing gepubliceerd van de niet-financiële vennootschappen in Nederlandse bedrijven en buitenlandse multinationals. 

Later dit jaar wordt een nadere onderverdeling van de niet-financiële vennootschappen op StatLine gepubliceerd.