Wonen
- Wonen wordt duurder maar neemt wel een kleiner deel van het inkomen in beslag.
- Het percentage thuiswonende jongvolwassenen stijgt, maar vergeleken met andere EU-landen wonen in Nederland relatief weinig jongvolwassenen nog bij hun ouders.
- Meer dan 85 procent van de volwassen bevolking is tevreden met de woning en met de woonomgeving.
Wonen
in EU
in 2023
in EU
in 2023
in EU
in 2017
Thema | Indicator | Waarde | Trend | Positie in EU | Positie op EU-ranglijst |
---|---|---|---|---|---|
Wonen | Mediane woonquote (huur en koop) | 20,8% van het besteedbaar inkomen in 2023 | dalend (stijging brede welvaart) | 23e van 27 in 2023 | onderste kwart van de ranglijst |
Wonen | Thuiswonende jongvolwassenen (25-29 jaar) | 20,8% woont bij hun ouder(s) op 1 januari in 2024 | stijgend (daling brede welvaart) | 4e van 27 in 2023 | bovenste kwart van de ranglijst |
Wonen | Tevredenheid met woning | 86,7% van de bevolking van 18+ is (zeer) tevreden in 2024 | 8e van 27 in 2017 | midden van de ranglijst |
Uitleg dashboard, kleuren en noten
Nederlanders zijn behoorlijk tevreden met hun huisvesting: 86,7 procent was in 2024 (zeer) tevreden over de woning. Wonen wordt steeds duurder maar ondanks de prijsstijgingen geven huishoudens een steeds kleiner deel van hun inkomen uit aan de totale woonlasten. De mediane woonquote, het percentage van het inkomen dat huishoudens in doorsnee uitgeven aan huisvesting, heeft een dalende trend. Deze quote lag in 2023 op 20,8 procent. Ondanks deze daling is de woonquote hoog vergeleken met andere EU-landen. Een maat voor krapte op de woningmarkt, en voor de beschikbaarheid van woningen voor starters, is het aandeel van de jongvolwassenen van 25 tot 30 jaar die nog bij hun ouder(s) wonen. Op 1 januari 2024 ging het om 20,8 procent en het aandeel neemt trendmatig toe. Vergeleken met andere EU-landen wonen overigens nog steeds relatief weinig jongvolwassenen thuis.
Het dashboard bij SDG 11.1 Wonen biedt meer detail. Daar is te zien dat de kwaliteit van de Nederlandse woningvoorraad over het algemeen goed is. Sinds het begin van de metingen in 2005 gaf ieder jaar meer dan 80 procent van de inwoners aan dat hun woning geen ernstige gebreken had zoals een lekkend dak, rottende kozijnen of vochtige muren, of problemen met vloeren en funderingen. In 2024 is dit aandeel echter ten opzichte van 2023 met bijna 9 procentpunt gedaald, naar 76,3 procent. 2024 was een relatief nat jaar, wat vochtproblemen in de hand werkte.
Het aantal beschikbare woningen neemt al decennialang toe. Eind 2024 bestond de woningvoorraad uit bijna 8,3 miljoen woningen, 70 duizend meer dan in 2023. Vanuit het perspectief van brede welvaart is dit allemaal gunstig. Toch heerst er spanning op de woningmarkt: het aanbod voorziet niet in de totale behoefte, en er zijn zorgen over de betaalbaarheid van de schaarse woonruimte. Door ABF Research is voor 2024 een woningtekort geraamd van 5 procent van de woningvoorraad. Dit zijn ongeveer 400 duizend woningen. In 2023 had 11,6 procent van het totaal aantal woningen stadswarmte of elektriciteit als hoofdverwarming, waarbij er geen of slechts een kleine aanvullende aardgaslevering plaatsvindt. Het stijgende aandeel van de aardgasarme woningen draagt bij aan de energietransitie.
Het dashboard van SDG 11.1 bevat verder een aantal indicatoren op het gebied van de betaalbaarheid van huur- en koopwoningen. Bij de prijsontwikkeling van de woninghuur, de kosten van de aanschaf en het bezit van koopwoningen en de gemiddelde hypotheekschuld is sprake van stijgende (rode) trends. Tegenover deze verslechteringen op het gebied van betaalbaarheid staat een trendmatige verbetering bij de verhouding tussen de hypotheekschuld en de waarde van de woning van huishoudens met een kostwinner onder de 35 jaar. Ook de ervaring van de zwaarte van de woonlasten verbetert trendmatig. In 2024 beschouwde zeven procent van de bevolking de woonlasten als erg zwaar. In 2023 had Nederland op dit gebied het laagste percentage binnen de EU.
De kwaliteit van de woonomgeving komt aan bod in SDG 11.2 Leefomgeving. In 2024 was 86,4 procent van de bevolking tevreden met de woonomgeving. Ook is te zien dat de leefruimte per inwoner kleiner wordt en dat de voor het stedelijk gebied kenmerkende inheemse broedvogelsoorten het moeilijk hebben. Relatief veel Nederlanders hebben last van veel geluidsoverlast van buren en verkeer. Deze hinder neemt bovendien trendmatig toe. Positieve ontwikkelingen zijn er bij de luchtkwaliteit: de uitstoot van verzurende stoffen daalt en de stedelijke blootstelling aan de kleinste fijnstofdeeltjes neemt af.