Financiële kwartaalbalans decentrale overheden

Wat behelst het onderzoek

Doel

De statistiek geeft een kwantitieve beschrijving van de financiële balansstanden van het totaal van de gemeenten, de gemeenschappelijke regelingen, de provincies en de waterschappen.
De financiële balans omvat de balansposten met betrekking tot vorderingen en schulden (en dus geen materiële vaste activa, eigen vermogen en voorzieningen).
De beschrijving is op basis van de administratieve gegevens. Dit betekent dat de definities en de indelingen in deze statistieken aansluiten op de administraties van de berichtgevers.

Doelpopulatie

Alle gemeenten, gemeenschappelijke regelingen, provincies en waterschappen.

Statistische eenheid

Gemeente, gemeenschappelijke regeling, provincie of waterschap.

Aanvang onderzoek

2006 eerste kwartaal.

Frequentie

Elk kwartaal.

Publicatiestrategie

De balanscijfers worden één kwartaal na het verslagkwartaal geplaatst. De cijfers kunnen worden bijgesteld op grond van het beschikbaar komen van nieuw of geactualiseerd bronmateriaal. Over het algemeen zijn de bijstellingen gering van omvang. De bijstellingen worden doorgevoerd op het moment dat een nieuw kwartaalcijfer aan de reeks wordt toegevoegd.

Hoe wordt het uitgevoerd

Soort onderzoek

De cijfers worden in beginsel ontleend aan de kwartaalrapportages van alle gemeenten, provincies en waterschappen. Voor de gemeenschappelijke regelingen wordt een steekproef gebruikt.

Waarnemingsmethode

De berichtgevers sturen de gevraagde gegevens elektronisch in.
Voor gemeenten, gemeenschappelijke regelingen en provincies zijn de gebruikte indelingen van de balansposten voorgeschreven in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) van 17 januari 2003. Het BBV bevat de regelgeving voor de jaarlijkse begrotings- en rekeningstukken voor deze drie overheidslagen.
De waterschappen leveren hun gegevens zowel op papier als elektronisch aan het CBS volgens het Convenant gegevensverstrekking op kwartaalbasis door waterschappen aan het CBS. De ‘Comptabiliteitsvoorschriften 1984’ vormen het uitgangspunt voor de indelingen in en definiëring van kostensoorten, opbrengstsoorten, balansposten en balansmutaties voor deze gegevensleveringen.

Berichtgevers

Gemeenten, gemeenschappelijke regelingen, provincies en waterschappen.

Steekproefomvang

Voor gemeenten, provincies en waterschappen is er een integrale waarneming. Van de circa 500 bekende gemeenschappelijke regelingen worden de circa 100 grootste waargenomen in een steekproef.

Controle- en correctiemethoden

Op de door berichtgevers aan het CBS verstrekte gegevens past het CBS kwaliteitstoetsen toe. Hierbij wordt gecontroleerd op interne consistentie, volledigheid en volgtijdelijkheid. Zonodig worden in overleg met de berichtgever de aangeleverde gegevens aangepast. Indien naar het oordeel van het CBS de gegevens, al dan niet na corrigeren, van onvoldoende kwaliteit zijn, worden deze niet gebruikt bij het samenstellen van de publicatie.

Weging

Gemeenten die geen of kwalitatief onvoldoende gegevens hebben ingestuurd worden bijgeraamd. Dit wordt gedaan door per grootteklasse van inwoners het totaal van de gegevenssets van de gemeenten met een voldoende kwaliteit te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het totale inwoneraantal van die grootteklasse gedeeld door het totaal aantal inwoners van de gemeenten met een goede gegevensset. Anders gezegd: er wordt per grootteklasse opgehoogd op basis van inwoneraantal.
Voor provincies wordt altijd een volledige kwalitatief voldoende waarneming gedaan.
Voor gemeenschappelijke regelingen die geen of onvoldoende gegevens hebben ingestuurd wordt bijgeraamd op basis van aantallen. Dit betekent als 10 van de 100 gemeenschappelijke regelingen ontbreken, de gegevens opgehoogd worden met de factor 100/90. Daarnaast vindt bijraming plaats voor de gemeenschappelijke regelingen die niet in de steekproef zitten.
Voor waterschappen wordt bijna altijd een volledige waarneming gedaan. In een enkel geval wordt bijgeraamd op basis van aantallen of op basis van de gegevens van voorgaande kwartalen van het ontbrekende waterschap.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

 
Nauwkeurigheid

De (kwalitatief voldoende) respons ligt bij de gemeenten op circa 85%. De veronderstelling die gedaan wordt bij het maken van de bijraming is dat de structuur van gemeenten die geen of een kwalitatief onvoldoende gegevensset hebben aangeleverd, gemiddeld gelijk is aan die van de gemeenten die wel een goede gegevensset hebben ingezonden. Naar deze veronderstelling is geen direct onderzoek gedaan.
De raming voor de provincies is alleen gebaseerd op waarneming.
Voor de methode van bijraming bij waterschappen is geen direct onderzoek gedaan. Er is bijna altijd sprake van een volledige waarneming. In een enkel geval wordt bijgeraamd op basis van aantallen of op basis van de gegevens van voorgaande kwartalen van het ontbrekende waterschap.

De (kwalitatief voldoende) respons bij gemeenschappelijke regelingen ligt op ongeveer 80%. De veronderstelling is dat de waargenomen gemeenschappelijke regelingen redelijk representatief zijn voor de gehele populatie.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

Redelijk.

Beschrijving kwaliteitsstrategie

Uitgangspunt is een integrale waarneming van de gemeenten, provincies en waterschappen. Voor de gemeenschappelijke regelingen is het uitgangspunt dat deze worden waargenomen indien het totaal aan baten of lasten op de exploitatierekening groter is dan een grenswaarde. Voor de waarneming in 2008 geldt een grenswaarde van 20 miljoen euro.