Bezit en gebruik vrachtauto's en trekkers

Wat behelst het onderzoek

Doel

Het in kaart brengen van Nederlandse vrachtauto’s en trekkers naar kenmerken van het voertuig en van de bezitters. Tevens wordt het gebruik van de Nederlandse vrachtauto’s en trekkers (de gereden kilometers) in kaart gebracht.

Doelpopulatie

De onderzoekspopulatie bestaat uit alle in Nederland geregistreerde vrachtauto’s en trekkers (vrachtvoertuigen) per verslagjaar. Het basismateriaal voor het kader van de doelpopulatie vrachtvoertuigen is afkomstig uit het motorvoertuigenregister van de Dienst Wegverkeer (RDW). Niet in het motorvoertuigenregister opgenomen zijn:

  • bijzondere kentekens zoals omschreven in artikel 4 van Hoofdstuk 2 van het Kentekenreglement, met uitzondering van die welke worden genoemd in lid 5 (ZZ-kentekens);
  • kentekens die zijn afgegeven voor voertuigen in gebruik bij de Nederlandse strijdkrachten en bij in Nederland gelegerde militaire organisaties (NATO, AFNORTH e.d.).

Het populatiekader bestaat uit alle vrachtauto’s en trekkers met een geldig Nederlands kenteken die tijdens (een deel van) het verslagjaar zijn toegelaten tot het verkeer op de openbare weg, inclusief:

  • vrachtauto’s en trekkers die in (een deel van) het jaar behoren tot de bedrijfsvoorraad;
  • vrachtauto’s en trekkers die slechts een deel van het jaar actief zijn op het wegennet, voornamelijk nieuwe of geïmporteerde voertuigen en voertuigen die gedurende het jaar zijn gesloopt of geëxporteerd.

De berekende aantallen zijn dus hoger dan het aantal geregistreerde (actieve) vrachtvoertuigen op peildatum 1 januari.

Statistische eenheid

Vrachtauto’s en trekkers met een Nederlands kenteken die gedurende de verslagperiode in Nederland geregistreerd zijn.

Aanvang onderzoek

Het onderzoek is voor het eerst uitgevoerd voor verslagjaar 2009.

Frequentie

Jaarlijks.

Hoe wordt het uitgevoerd

Soort onderzoek

Tabellen over het ‘bezit en gebruik van vrachtauto’s en trekkers’ zijn samengesteld door gebruik te maken van bestaande registers. De populatie bestaat uit alle vrachtauto’s en trekkers die in het verslagjaar in het register van de RDW voorkomen. Voor ieder voertuig is een hoofdgebruiker bepaald. De hoofdgebruiker is de persoon of het bedrijf die het voertuig in het verslagjaar de meeste dagen in gebruik heeft gehad. Soms is een leasemaatschappij de hoofdgebruiker van het voertuig. In het RDW-register zijn voor een leasevoertuig meestal de gegevens van de leasemaatschappij, de eigenaar van het voertuig, opgenomen en niet van de contractant, de daadwerkelijke gebruiker van het voertuig. Om voertuigen zo goed mogelijk toe te wijzen aan degene die het voertuig daadwerkelijk gebruikt, wordt informatie uit het leasebestand van de Belastingdienst gebruikt. Om hoofdgebruikers onder te verdelen naar bedrijven en particulieren is gebruik gemaakt van het Algemeen Bedrijven Register (ABR) van het CBS, de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en het CBS basisbestand zelfstandigen. Tevens zijn uit deze registers achtergrondkenmerken van de hoofdgebruiker gehaald zoals bedrijfstak en bedrijfsgrootte.
Voor het in kaart brengen van het gebruik van de voertuigen (de afgelegde kilometers) is vanaf 2011 het register met kilometerstanden van de RDW gebruikt. Voor de jaren t/m 2010 is het register van de Stichting Nationale Auto Pas (NAP) gebruikt. Omdat niet alle kentekens in het kilometerstanden register zitten, heeft het CBS een ophoging toegepast, waardoor de resultaten ‘vertaald’ worden naar de aantallen in het totale voertuigpark. Het bronbestand dat voor dit onderzoek wordt gebruikt, is het CBS-bestand waarin voor de vrachtauto’s en trekkers geschatte jaarkilometrages en bijbehorende ophoogfactoren zijn opgenomen.

Waarnemingsmethode

Secundaire waarneming waarbij gebruik wordt gemaakt van de registers van de RDW (motorvoertuigenregister en kilometerstandenregister), het leasebestand van de belastingdienst, het GBA-register met informatie over personen, het ABR-register met informatie over bedrijven, het CBS basisbestand zelfstandigen en het register van de Stichting Nationale AutoPas (NAP) voor de verslagjaren t/m 2010.

Berichtgevers

Cijfers over het bezit en gebruik van vrachtauto’s en trekkers zijn tot stand gekomen door koppeling van bestaande registers.

Controle- en correctiemethoden

De gebruikte bronnen voor dit onderzoek zijn geanalyseerd op inhoud, kwaliteit en bruikbaarheid. Bij de verdeling van de hoofdgebruiker naar bedrijf en particulier is met name gebruik gemaakt van het ABR. Een extra controle van deze indeling heeft plaatsgevonden door koppeling met de GBA.
Registerinformatie is niet altijd volledig. Door ontbreken van gegevens kan het voorkomen dat op microniveau geen of geen eenduidige relaties tussen registers gelegd kunnen worden. Na analyse van deze situaties zijn hiervoor aannames gemaakt. Er zijn bijvoorbeeld aannames gemaakt om te bepalen wie de hoofdgebruiker van het voertuig is en ook om een onderscheid te maken tussen vrachtvoertuigen van bedrijven en particulieren. Bij het ontbreken van achtergrondkenmerken van de hoofdgebruiker heeft echter geen correctie plaatsgevonden. Indien achtergrondkenmerken ontbreken, is het voertuig enkel voor het desbetreffende kenmerk geclassificeerd als onbekend. Een uitzondering hierop geldt voor de milieuklasse (euronorm). Daarnaast konden niet alle voertuigen worden toegewezen aan een branche, bedrijfsgrootte of gemeente. Deze voertuigen zijn middels een kansverdeling toegewezen. Hierbij is gebruikt gemaakt van de belangrijkste hulpinformatie. Bij de milieuklasse (euronorm) worden voertuigen waarbij de milieuklasse ontbreekt, alsnog aan een milieuklasse toegewezen (waar mogelijk), op basis van de bouwdatum van het voertuig. Aangezien de overgang van de ene op de andere euronorm geleidelijk plaatsvindt en niet van de ene op de andere dag, is hier sprake van een zekere foutmarge.

Steekproefomvang

n.v.t.

Weging

n.v.t.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

Nauwkeurigheid

Statistiek is gebaseerd op een integraal bestand gecombineerd met diverse andere registers. Aangezien registerinformatie niet altijd volledig is, kan het voorkomen dat er op microniveau geen of geen eenduidige koppeling tussen registers gelegd kan worden.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

De gegevens zijn volgtijdelijk vergelijkbaar.