Energiekentallen utiliteitsbouw

Wat behelst het onderzoek?

Doel

Inzicht verschaffen in het gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik in utiliteitsbouw van de dienstensector. Om het rijksoverheidsbeleid ten aanzien van energiebesparing te kunnen monitoren zijn energiebesparingsindicatoren noodzakelijk. Kentallen gas en elektriciteit per m2 gebruiksoppervlakte zijn een van de mogelijke energiebesparingsindicatoren. Kentallen voor gas zijn temperatuur gecorrigeerd en hebben alleen betrekking op bedrijfslocaties die (deels) in gebruik zijn, met een minimum en maximum gasverbruik per m2. Kentallen voor elektriciteit hebben eveneens alleen betrekking op bedrijfslocaties die (deels) in gebruik zijn, met een minimum en maximum elektriciteitsverbruik per m2.

Doelpopulatie

Utiliteitsbouw dienstensector. De dienstensector bevat bedrijven die op basis van hun hoofdactiviteit ingedeeld zijn in branches G-U volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. In de dienstensector bestaan verschillende typen utiliteitsbouw. De verschillende typen utiliteitsbouw die in het onderzoek gespecificeerd zijn, zijn bepaald in samenwerking met o.a. Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Statistische eenheid

Bedrijfslocaties van de dienstensector. Een bedrijfslocatie bestaat uit één of meerdere adressen die bij één bedrijf horen. Sommige bedrijven hebben meerdere bedrijfslocaties denk bijvoorbeeld aan een supermarktketen met meerdere vestigingen of een universiteit met gebouwen op een campus (samen één bedrijfslocatie vormend), en gebouwen her en der verspreid door de stad (afzonderlijke bedrijfslocaties). Bedrijfslocaties kunnen ingedeeld worden in verschillende categorieën utiliteitsbouw.

Aanvang onderzoek

2014.

Frequentie

Energiekentallen veranderen niet snel. Temperatuurinvloeden op gaskentallen kunnen niet volledig worden gecorrigeerd. Om temperatuurinvloeden op gaskentallen zoveel mogelijk te beperken is ervoor gekozen de energiekentallen te baseren op het jaar 2012. Het jaar 2012 was een gemiddeld jaar qua buitentemperatuur.

Publicatiestrategie

De cijfers in deze tabel zijn definitief.

Hoe wordt het uitgevoerd?

Soort onderzoek

Van de bedrijven die het publieke gas en elektriciteitsnetwerk in Nederland beheren ontvangt CBS data over gas en elektriciteitsleveringen per aansluitpunt van het publieke gas en elektriciteitsnetwerk, de klantenbestanden (KB). Om te bepalen welke energieleveringen voor woningen bestemd zijn en welke voor bedrijven worden de klantenbestanden gekoppeld aan de adressenbestanden Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) en Dataland en
aan bestanden met informatie over economische activiteiten (Locatus,en het Algemeen Bedrijven Register). Deze adressenbestanden bevatten in principe alle verblijfsobjecten) in Nederland en bevatten tevens informatie over de gebruiksoppervlakte en de gebruiksfunctie of bouwbestemming. Op basis van al deze informatie worden bedrijfslocaties van de dienstensector geïdentificeerd, ingedeeld naar categorie utiliteitsbouw en worden energiekentallen per bedrijfslocatie berekend. Vervolgens zijn gemiddelde kentallen gepubliceerd voor een aantal categorieën utiliteitsbouw in de dienstensector.

Waarnemingsmethode

  • Klantenbestanden: De aansluitingenregisters worden opgevraagd bij de beheerders van het openbare net voor elektriciteit en aardgas. In de aansluitingenregisters staan gegevens van alle aansluitingen op deze netwerken.
  • BAG: Data over adressen en gebouwen worden elektronisch geleverd uit de Landelijke Voorziening Basisregistratie Adressen en Gebouwen (LV BAG) door het Kadaster (beheerder). Gemeenten leveren de gegevens aan de LV BAG.
  • ABR: De bedrijvenpopulatie in Nederland is gebaseerd op het algemeen bedrijvenregister van het CBS. Het bedrijvenregister gebruikt een combinatie van registraties van de Kamers van Koophandel (KvK), de Belastingdienst, het UWV en De Nederlandsche Bank. Met ingang van april 2014 is het CBS het Nieuwe Handelsregister (NHR) als enige bron van eenheden gaan gebruiken.
  • Locatus: Branche gegevens worden ontvangen van Locatus. Locatus verzamelt zelf informatie over alle winkels en consumentgerichte, dienstverlenende bedrijven. Veldwerkers van Locatus bezoeken en onderzoeken jaarlijks alle winkelgebieden in de Benelux.
  • Dataland: van Dataland worden gegevens over bouwbestemming van objecten ontvangen. Dataland verzamelt objectgegevens uit de basisregistraties van gemeenten, samenwerkingsverbanden en andere overheidsorganisaties.

Berichtgevers

  • Klantenbestanden: De beheerders van het openbare elektriciteits- en aardgasnet. Deze beheerders zijn TenneT van het landelijke elektriciteitsnet, Gas Transport Services (GTS) van het landelijke aardgasnet, Zebragasnetwerk en de beheerders van de regionale netwerken voor elektriciteit en aardgas.
  • BAG en Dataland: Gemeenten.
  • Locatus: Winkels en consumentgerichte, dienstverlenende bedrijven

Steekproefomvang

  • Klantenbestanden: Van de netbeheerders worden gegevens ontvangen van alle aansluitingen op het openbare elektriciteits- en aardgasnet in Nederland.
  • BAG en Dataland bevatten in principe informatie over alle verblijfsobjecten in Nederland.
  • ABR bevat in principe gegevens over economische activiteiten van alle bedrijven in Nederland.
  • Locatus bevat branche-informatie over alle winkels en consumentgerichte, dienstverlenende bedrijven in Nederland.

Controle- en correctiemethoden

  • De ontvangen aansluitingenregisters worden gecontroleerd op volledigheid door het totaal van de leveringen per netbeheerder te vergelijken met cijfers uit de elektriciteitsbalans, respectievelijk de aardgasbalans van de netbeheerder.
  • De leveringen van elektriciteit, respectievelijk aardgas van alle netbeheerders tezamen worden vergeleken met cijfers over de binnenlandse afleveringen van elektriciteit en aardgas via het openbare net. Deze cijfers over de binnenlandse afleveringen worden door het CBS samengesteld op basis van enquêtes bij de winningsbedrijven van aardgas, bij de landelijke netbeheerders voor cijfers over invoer en uitvoer van elektriciteit en aardgas en bij producenten van elektriciteit voor cijfers over de productie.
  • Voor sommige categorieën utiliteitsbouw kon een vergelijking worden gemaakt ten aanzien van het geïdentificeerde oppervlak met informatie over oppervlakten uit andere bronnen.
  • Onder- en bovengrenzen zijn gehanteerd voor kentallen om bedrijfslocaties waarvoor oppervlakten en/of aansluitingen niet volledig geïdentificeerd konden worden uit te sluiten. De bandbreedtes zijn bepaald op basis van informatie uit literatuuronderzoek en het afkappen van gevonden 5e en 95e percentielen van de berekende kentallen. Gaskentallen voor bedrijfslocaties met stadsverwarming zullen over het algemeen niet door de plausibiliteitschecks komen. Ook is voor elke categorie utiliteitsbouw een minimum oppervlakte vastgesteld.
  • De berekende gemiddelde kentallen naar categorie utiliteitsbouw zijn alleen gepubliceerd wanneer voor de specifieke categorie utiliteitsbouw geldt dat minimaal 70% van de geïdentificeerde gas en elektriciteitsleveringen toegewezen aan deze categorie utiliteitsbouw binnen de opgestelde validatiegrenzen vallen.

Weging

N.v.t.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten?

Nauwkeurigheid

De cijfers worden gepubliceerd in kWh/m2 (elektriciteit), respectievelijk m3/m2 (aardgas).

Het effect van de plausibiliteitscheck met bandbreedtes waartussen een kental voor een bedrijfslocatie als valide wordt beschouwd op het berekende gemiddelde kental voor een categorie utiliteitsbouw is getest door de gemiddelden ook te berekenen met 20% ruimere of minder ruime validatiegrenzen voor de jaren 2012–2014. Voor de meeste categorieën utiliteitsbouw waarvoor kentallen zijn gepubliceerd verandert het gemiddelde met 20% ruimere of minder ruime validatiegrenzen met +/- <=1 m3/m2 gas (<=5%) respectievelijk 5 kWh/m2 elektriciteit (<=5%). Uitbreiding of inperking van de validatiegrenzen heeft dus een beperkt effect op de berekende gemiddelde kentallen voor de verschillende categorieën utiliteitsbouw.

Voor de gemiddelde kentallen zijn betrouwbaarheidsintervallen berekend. In het algemeen kan gesteld worden dat de betrouwbaarheidsintervallen in grootte toenemen naarmate de oppervlakteklasse groter wordt. Dat komt enerzijds doordat de oppervlakteklassen zelf groter worden (vergelijk 250–500m2 met bijvoorbeeld 10 000–25 000m2); anderzijds neemt de complexiteit van het identificeren van bedrijfslocaties toe met toenemende oppervlakte waardoor grotere onzekerheidsmarges verwacht kunnen worden voor grotere oppervlakteklassen. De betrouwbaarheidsintervallen zijn echter relatief klein (+- <0,5 m3/m2 of +-0,5 kWh/2).

Beschrijving kwaliteitsstrategie

Zie controle- en correctiemethoden.