Globalisering onderneming

Indeling van in Nederland gevestigde ondernemingen gebaseerd op het aspect of de beslissende zeggenschap over de onderneming in Nederlandse handen is dan wel in een ander land wordt uitgeoefend en het aspect of de onderneming al dan niet buitenlandse groepsmaatschappijen heeft.
Gemakshalve wordt hier de term “onderneming” gebruikt; feitelijk correct is echter “ondernemingengroep” zoals door het CBS gedefinieerd.
Binnen de indeling worden vier soorten ondernemingen onderscheiden:
• Nederlandse onderneming;
• Nederlandse international;
• Buitenlandse onderneming;
• Buitenlandse international.

Elke bovenvermelde categorie is afzonderlijk in de begrippenlijst opgenomen en gedefinieerd. De term “Nederlandse” geeft aan dat de beslissende zeggenschap in Nederlandse handen is. Van “buitenlandse” is sprake als de beslissende zeggenschap in een ander land wordt uitgeoefend. Van een “international” is sprake als de in Nederland gevestigde onderneming buitenlandse groepsmaatschappijen bezit.
Er zijn twee omstandigheden waarin een rechtspersoon een andere rechtspersoon als dochtermaatschappij moet beschouwen:
• Beschikken over meer dan de helft van de stemrechten (al dan niet met andere stemgerechtigden);
• Als hij als lid of als aandeelhouder meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan.
Als er over de dochtermaatschappij feitelijk beleidsbepalende invloed wordt uitgeoefend, dan is er sprake van een groepsmaatschappij; men spreekt dan ook van beslissende zeggenschap. In de Verenigde Staten heet dat een “subsidiary”.