Woonlasten ten opzichte inkomen niet verder gestegen

© Hollandse Hoogte / David Rozing
De woonquote, de totale woonlasten als percentage van het besteedbaar inkomen, komt in 2018 voor huurders gemiddeld uit op 38,1. Eigenaren besteden in 2018 met gemiddeld 29 procent een kleiner deel van hun besteedbaar inkomen aan wonen. Dit meldt het CBS op basis van het woononderzoek Nederland (WoON) 2018, een driejaarlijkse enquête onder ruim 60 duizend Nederlanders.

[video: https://www.cbs.nl/nl-nl/video/92165ca563ac4d2abfa0eb3657c9e893]

De woonquote van huurders is sinds 2012 met 2 procentpunt gestegen, ten opzichte van 2015 is deze niet verder toegenomen. De woonquote van eigenaren is tussen 2015 en 2018 met 0,4 procentpunt gedaald, na een afname van 3 procentpunt tussen 2012 en 2015. Het toegenomen verschil dat tussen 2012 en 2015 is opgetreden in de woonquote van huurders en woningeigenaren wordt niet verklaard door een groter verschil in gemiddeld inkomen tussen de twee groepen, maar door een groter verschil in de gemiddelde woonlasten.

Gemiddelde woonquote
 Huurders (woonquote)Woningeigenaren (woonquote)
201236,232,5
201538,529,4
201838,129,0

De totale woonlasten van huurders zijn gemiddeld met 14 procent toegenomen ten opzichte van 2012, vanaf 2015 bleef de stijging beperkt tot 4 procent. De stijging van woonlasten komt volledig voor rekening van hogere huren. De hoogte van de bijkomende woonlasten, zoals gemeentebelastingen en uitgaven aan energie en water, is ten opzichte van 2012 nauwelijks veranderd en het hogere gemiddeld ontvangen bedrag aan huurtoeslag had een verlagend effect op de woonlasten van de groep huurders in 2018.

Ten opzichte van 2015 zijn de totale woonlasten voor de groep woningeigenaren in 2018 gemiddeld 2 procent hoger. Wel is dit nog 5 procent lager dan de gemiddelde woonlasten voor eigenaren in 2012. De daling in de gemiddelde woonlasten van eigenaren houdt verband met de lagere bruto hypotheekuitgaven, mede veroorzaakt door de gedaalde rente, strengere regelgeving rond hypotheken en dalende hypotheekschuld onder oudere woningeigenaren. Door de sterke daling van het belastingvoordeel van woningeigenaren tussen 2015 en 2018 komen de totale woonlasten 2 procent hoger uit dan in 2015.

Opbouw gemiddelde woonlasten 2018, huurders en eigenaren

Huurders euro Woningeigenaren euro
Bruto huur 599 Bruto hypotheeklasten 699
- Huurtoeslag -97 + Bijkomende kosten eigenaren +56
+ Onderhoudskosten eigenaren +173
Bruto koopuitgaven 928
- Belastingvoordeel eigenaren -175
Netto huuruitgaven 502 Netto koopuitgaven 753
+ Bijkomende woonuitgaven +173 + Bijkomende woonuitgaven +236
Totale woonlasten 675 Totale woonlasten 989

Jonge huurders en eigenaren hebben een hogere woonquote

Huishoudens in een koopwoning met een huishoudenshoofd jonger dan 35 jaar hebben hogere relatieve woonlasten dan oudere woningeigenaren. De gemiddelde woonquote van jonge huishoudens is 32,0, terwijl woningeigenaren van 45 jaar of ouder gemiddeld 28,0 procent van hun inkomen aan woonlasten besteden. Jonge huurders hebben tevens relatief hogere woonlasten dan huurders in de leeftijd van 35 tot 55 jaar. Ook huurders van 55 jaar of ouder besteden gemiddeld een groter deel van hun inkomen aan wonen.

Minst welvarende huishoudens besteden meest aan woonlasten

Huishoudens die behoren tot de 20% minst welvarende huishoudens van Nederland hebben gemiddeld een hogere woonquote dan de meer welvarende huishoudens. Woningeigenaren uit de 20% minst welvarende huishoudens besteden gemiddeld bijna de helft van hun besteedbaar inkomen aan woonlasten, huurders zo’n 42 procent. De gemiddelde netto woonlasten van woningeigenaren uit deze groep komen in 2018 uit op 963 euro per maand. Woningeigenaren uit de 20% meest welvarende huishoudens betalen maandelijks 1 038 euro aan woonlasten, gemiddeld nog geen kwart van hun besteedbaar inkomen. Huurders uit het eerste kwintiel betalen met gemiddeld 527 euro in absolute zin het minst, maar relatief het meeste aan woonlasten. Dat bedrag loopt op tot gemiddeld 980 euro voor huurders uit het vijfde kwintiel. Deze laatste groep besteedt een groter deel van hun inkomen aan woonlasten dan huurders uit het derde en vierde kwintiel van de welvaartsverdeling.

Gemiddelde woonquote per welvaartsgroep, 2018
 Huurders (woonquote)Woningeigenaren (woonquote)
Totaal38,129,0
1e 20-procentgroep42,248,1
2e 20-procentgroep36,537,6
3e 20-procentgroep33,532,7
4e 20-procentgroep33,028,2
5e 20-procentgroep35,422,6

Woonquote hoger in de vier grote steden

De woonquote in de vier grootste gemeenten is hoger dan gemiddeld in de 40 grootste gemeenten en de rest van Nederland. Van de vier grootste gemeenten hebben huishoudens in Amsterdam zowel de hoogste relatieve als absolute woonlasten. Alleen onder huurders in Den Haag zijn de woonlasten iets hoger; gemiddeld besteden huurders daar iets meer dan 41 procent van hun inkomen aan wonen. Amsterdamse huurders spenderen gemiddeld 40,5 procent van het besteedbaar inkomen aan woonlasten en in Rotterdam en Utrecht is de woonquote respectievelijk 38,4 en 39,3. Onder woningeigenaren in Utrecht is de woonquote lager dan in de andere drie grote gemeenten. Dit komt met name door het hogere gemiddelde besteedbaar inkomen van woningeigenaren in Utrecht, de absolute woonlasten zijn in Utrecht met 1 069 euro gemiddeld hoger dan in Den Haag (1 036 euro) en Rotterdam (1 014 euro) en lager dan in Amsterdam (1 128 euro).

Gemiddelde woonquote naar regio, 2018
 Woonquote (woonquote)
Woningeigenaren
Totaal Nederland29,0
Amsterdam32,0
Rotterdam30,0
Den Haag30,7
Utrecht28,9
Totaal G430,7
Totaal G4029,3
Rest van Nederland28,6
Huurders
Totaal Nederland38,1
Amsterdam40,5
Rotterdam38,4
Den Haag41,2
Utrecht39,3
Totaal G440
Totaal G4039,2
Rest van Nederland36,4
Totaal bewoners
Totaal32,6
Amsterdam37,9
Rotterdam35,1
Den Haag36,4
Utrecht33,9
Totaal G436,3
Totaal G4033,6
Rest van Nederland31,1

De hogere woonquotes onder woningeigenaren in grensgebieden van Nederland (bijvoorbeeld Oost-Groningen) houden vooral verband met de lagere inkomens van eigenaren in deze gebieden en worden in mindere mate door hoge woonlasten bepaald. Daartegenover staat dat de hoge woonquotes in het westen van Nederland -bijvoorbeeld de Agglomeratie Haarlem- vooral op hoge woonlasten zijn gebaseerd. In de huursector zijn inkomen en woonlasten vaker met elkaar in verhouding, de hogere woonquotes onder huurders zijn zowel in grote steden als in de grensgebieden vaker een gevolg van hogere woonuitgaven.

Gemiddelde maandelijkse woonlasten van woningeigenaren, 2018
 Woonlasten ( euro per maand)
Achterhoek933
Agglomeratie Haarlem1238
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek1033
Agglomeratie 's-Gravenhage1057
Alkmaar en omgeving948
Arnhem/Nijmegen986
Delft en Westland995
Delfzijl en omgeving861
Flevoland947
Groot-Amsterdam1080
Groot-Rijnmond981
Het Gooi en Vechtstreek1157
IJmond991
Kop van Noord-Holland936
Midden-Limburg915
Midden-Noord-Brabant994
Noord-Drenthe956
Noord-Friesland864
Noord-Limburg980
Noordoost-Noord-Brabant1016
Noord-Overijssel961
Oost-Groningen910
Oost-Zuid-Holland989
Overig Groningen930
Overig Zeeland915
Twente970
Utrecht1050
Veluwe995
West-Noord-Brabant973
Zaanstreek964
Zeeuwsch-Vlaanderen856
Zuid-Limburg910
Zuidoost-Drenthe868
Zuidoost-Friesland869
Zuidoost-Noord-Brabant1024
Zuidoost-Zuid-Holland987
Zuidwest-Drenthe861
Zuidwest-Friesland888
Zuidwest-Gelderland1032
Zuidwest-Overijssel1049

Gemiddelde woonquote van woningeigenaren, 2018
 Woningeigenaren
Achterhoek28,9
Agglomeratie Haarlem31,4
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek28,5
Agglomeratie 's-Gravenhage30,0
Alkmaar en omgeving27,1
Arnhem/Nijmegen29,0
Delft en Westland27,4
Delfzijl en omgeving30,0
Flevoland28,8
Groot-Amsterdam29,5
Groot-Rijnmond28,7
Het Gooi en Vechtstreek30,1
IJmond27,7
Kop van Noord-Holland28,3
Midden-Limburg27,9
Midden-Noord-Brabant29,5
Noord-Drenthe29,0
Noord-Friesland29,1
Noord-Limburg29,3
Noordoost-Noord-Brabant28,9
Noord-Overijssel29,1
Oost-Groningen33,6
Oost-Zuid-Holland27,6
Overig Groningen29,5
Overig Zeeland28,3
Twente30,6
Utrecht27,5
Veluwe28,6
West-Noord-Brabant29,2
Zaanstreek29,1
Zeeuwsch-Vlaanderen29,6
Zuid-Limburg29,7
Zuidoost-Drenthe30,5
Zuidoost-Friesland28,2
Zuidoost-Noord-Brabant29,8
Zuidoost-Zuid-Holland27,6
Zuidwest-Drenthe26,6
Zuidwest-Friesland29,0
Zuidwest-Gelderland28,4
Zuidwest-Overijssel30,7
Woonquote = woonlasten / besteedbaar inkomen * 100 procent