Vrouwen- en mannenwerk

In 1999 vormen vrouwen 39% van de werkzame beroepsbevolking. Mannen en vrouwen werken echter veelal in verschillende bedrijfstakken.

Zo is in de gezondheids- en welzijnszorg 77% van de werknemers een vrouw. Het gaat daarbij om werk in ziekenhuizen, verpleeg- en bejaardentehuizen en andere welzijnsinstellingen. Verder zijn vrouwen goed vertegenwoordigd in het onderwijs, de horeca en bij culturele instellingen. Ongeveer de helft van de werknemers in deze sectoren is van het vrouwelijk geslacht.

In de bouwnijverheid daarentegen is slechts 6% van de werknemers een vrouw. Ook in de industrie en bij vervoer- en communicatiebedrijven zijn vrouwen – met 20 tot 25% van de arbeidskrachten – verre in de minderheid.

In vrijwel alle bedrijfstakken is tussen 1994 en 1999 het percentage vrouwen gestegen. Alleen in de bouwnijverheid is het licht gedaald.

Aandeel vrouwen per bedrijfstak, 1999
0658g1.gif (5357 bytes)

In de afgelopen jaren is een steeds groter deel van de vrouwen gaan werken. Het aandeel vrouwen in middelbare, hogere en wetenschappelijke beroepen is daardoor sterk gestegen. Zo vervullen vrouwen in 1999 bijna een derde van de wetenschappelijke beroepen. In 1994 was dat nog maar een kwart. Verder is in 1999 één op de vijf managers een vrouw, tegen één op de zeven in 1994.

Aandeel vrouwen per beroepsniveau, 1994 en 1999
0658g2.gif (5325 bytes)

Ko Oudhof (CBS) en Saskia Keuzenkamp (SCP)

Bron: SCP/CBS, Emancipatiemonitor 2000