De Nederlandse vissersvloot

Na de Tweede Wereldoorlog is het aantal vissersschepen vrijwel voortdurend verminderd. Vanaf 1956 was er weliswaar een toename van het aantal schepen, maar na 1963 kwam het weer tot een daling die tot 1979 aanhield.

De vissers werden toen geconfronteerd met de situatie dat toegewezen quota te klein waren om de vloot rendabel te laten opereren. In het kader van een saneringsregeling zijn daarom tussen 1974 en 1979 per saldo 200 schepen blijvend aan de zeevisserij onttrokken. In dezelfde tijd werden er trouwens ook weer nieuwe schepen gebouwd, die al eerder waren besteld.

Vanaf 1979 stegen zowel het aantal schepen als de inhoud en het motorvermogen snel. De Nederlandse quota namen echter nauwelijks toe en de haringvangst in de Noordzee werd zelfs verboden. Van 1979-1982 is er een visserijstop geweest van haring. De trawlers schakelden in die periode over op de vangst van makreel en horsmakreel. Een aantal schepen werd voor dat doel verlengd. Op 31 december 1997 bestond de totale Nederlandse vissersvloot uit 1051 schepen.

Aantal vissersschepen

Aantal vissersschepen

Kotters

Kotters voeren verse vis aan. De vis wordt gevangen tijdens zeereizen, veelal variërend van één of enkele dagen tot een week. 436 kotters varen regelmatig. Op de kotters zijn doorgaans vijf personen aan boord. Door de inkrimping van de kottervloot daalt het totaal aantal opvarenden gestaag met 3 procent per jaar. In 1996 voeren er 2000 personen op de kottervloot.

De Nederlandse kotters zijn gespecialiseerd in de boomkorvisserij. Hierbij wordt aan beide zijden van het schip één net aan een giek in het water gebracht en door het varende schip over de zeebodem gesleept. Het net wordt opengehouden door een stalen boom. De boomkorvisserij is met name geschikt voor de vangst van garnalen, tong en schol. Het belangrijkste visgebied van kotters met een boomkor is de centrale en de zuidelijke Noordzee. Gemiddeld heeft de motor een vermogen van 1000 pk. Voor nieuwbouwschepen geldt een maximum van 2000 pk.

Motorvermogen per schip

Motorvermogen per schip

Trawlers

Veertien Nederlandse trawlers bedrijven momenteel de grote zeevisserij. Zij doen dit met een trawl, een trechtervormig net dat aan de achterkant van het schip wordt voortgesleept.

De trawlervloot heeft 426 opvarenden. In tegenstelling tot de kottervloot neemt het totaal aantal mensen dat op een trawler vaart toe. Op een trawler zijn gemiddeld 30 bemanningsleden. Het gemiddelde vermogen van de motor bedraagt 6 000 pk.

De grote trawlers kunnen de gevangen vis direct invriezen en verpakken, al dan niet na bewerking. Deze schepen zijn daarom in staat zeereizen van vier tot zes weken te maken. Nederlandse trawlers vissen vooral in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan op haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting.

Samenstelling vissersvloot

Samenstelling vissersvloot

Mossels en kokkels

In de mosselcultuur zijn 75 relatief platte schepen actief met een vermogen van zo’n 560 pk. Het schip heeft aan elke kant twee korren. Met deze korren wordt mosselzaad gevist en uitgezet op percelen en worden de volgroeide mosselen later weer opgevist voor verkoop. De reizen duren meestal niet langer dan één dag.

Mosselcultures bevinden zich in de Zeeuwse wateren en in de Waddenzee. Daarbij zijn 245 mensen werkzaam. Dat zijn de opvarenden van de schepen en de mensen die werkzaam zijn op de kweekpercelen of hangcultures.

Kokkelschepen woelen de bodem met behulp van messen tot een diepte van vier tot vijf centimeter los. Vervolgens worden met stalen spijlen de grotere kokkels uitgezeefd met een krachtige waterstraal. De kokkels worden deels op de schepen gekookt en aan wal ingeblikt of ingevroren.

Kokkels komen in hoofdzaak voor op bij laagwater droogvallende platen (Waddenzee, Oosterschelde). De kokkelvisserij staat momenteel sterk onder druk. De kokkel dient ook als belangrijke voedselbron voor van een aantal vogelsoorten, zoals scholekster en eidereend, in de kustwateren.

Folkert van der Werf