Langdurig in de bijstand

De financiële situatie van huishoudens met een bijstandsuitkering is weinig florissant. Een bijstandsuitkering wordt alleen maar toegekend als het inkomen en het vermogen onder bepaalde grenzen liggen. Dit houdt ook in dat huishoudens die gedurende lange tijd een bijstandsuitkering ontvangen geen mogelijkheid zien om hun welvaartsniveau te verbeteren.

Eén op de dertien

Bijstandsuitkeringen worden toegekend per huishouden. Eind 1995 ontving één op de dertien huishoudens een periodieke algemene bijstandsuitkering. In verhouding blijken weinig bijstandsuitkeringen voor te komen onder 65-plus huishoudens. Dit komt doordat de meeste 65-plussers in aanmerking komen voor een AOW-uitkering en/of pensioen. Ultimo 1995 ontving minder dan 1 procent van deze huishoudens een bijstandsuitkering. Daarentegen ontving van de huishoudens jonger dan 65 jaar 9,4 procent een bijstandsuitkering.

Minder, maar langer

In de periode 1984-1995 is het percentage van de huishoudens jonger dan 65 jaar met een bijstandsuitkering gedaald van ruim 12 procent naar 9,4 procent. Daarentegen is het percentage huishoudens met een uitkering met een duur van meer dan drie jaar bijna een half procentpunt gestegen, van 3,7 naar 4,2 procent. Het hoogste percentage kwam voor in 1988, toen 5,2 procent van de huishoudens een uitkering ontving die al langer dan drie jaar duurde.

Huishoudens met een bijstandsuitkering, einde jaar

Huishoudens met een bijstandsuitkering, einde jaar

Ook het totaal aantal bijstandsuitkeringen is in de periode 1984-1995 gedaald. Het aandeel uitkeringen met een duur van meer dan drie jaar is echter gestegen. In 1984 duurde bijna een kwart van het totaal aantal uitkeringen meer dan drie jaar, in 1995 was dat 44 procent. In 1991 was het aandeel langdurende uitkeringen het hoogst.

Veel langdurende bijstand in grote steden

Een derde van de huishoudens in Nederland woont in steden met 100 000 of meer inwoners, terwijl hier in 1995 meer dan de helft van de bijstandsuitkeringen werd toegekend. Ruim 15 procent van de huishoudens in grote steden ontving een bijstandsuitkering. Bijna de helft van deze huishoudens had die uitkering al meer dan drie jaar. Ook woont van de huishoudens met een langdurende uitkering een hoger percentage in de grote steden dan van de huishoudens met een kortdurende uitkering.

Huishoudens en uitkeringen naar gemeentegrootte, 31 december 1995

Huishoudens en uitkeringen naar gemeentegrootte, 31 december 1995

In het westen van het land ontvingen naar verhouding veel huishoudens een bijstandsuitkering. Vooral huishoudens met een langdurende uitkering waren daar sterk vertegenwoordigd. Ruim 46 procent van de huishoudens met een bijstandsuitkering in het landsdeel west had de uitkering al meer dan drie jaar. In de overige landsdelen kwamen minder langdurende uitkeringen voor.

Jongeren korter, vrouwen langer

De personen die eind 1995 al meer dan drie jaar een bijstandsuitkering ontvingen, waren over het geheel genomen ouder dan de overige aanvragers. Van die laatste groep waren de meesten tussen 24 en 35 jaar oud. In de oudere leeftijdscategorieën nam het aantal bijstandsafhankelijken snel af, maar hier waren wel veel langdurende uitkeringen te vinden. In de leeftijdsgroep van 55 tot en met 64 jaar was het aantal personen met een langdurende uitkering absoluut gezien zelfs meer dan drie keer zo hoog als het aantal personen met een nog kort durende uitkering.

Bijstandsuitkeringen naar leeftijd, 31 december 1995

Bijstandsuitkeringen naar leeftijd, 31 december 1995

Eind 1995 waren er iets meer vrouwen dan mannen die bijstand ontvingen, ondanks het feit dat bij echtparen meestal de man een aanvraag voor een uitkering indient. Van de personen die nog geen drie jaar geleden een uitkering hadden aangevraagd, vormden de mannen de meerderheid. Voor vrouwen duurt een uitkering gemiddeld langer. Bij hen was de helft van de uitkeringen langdurend. Bij de mannen gold dit voor bijna vier van de tien uitkeringen.

Tussen de ABW-uitkeringen en de RWW-uitkeringen bestaat een groot verschil in het geslacht van de aanvragers. Het onderscheid tussen ABW- en RWW-uitkeringen is sinds 1996 vervallen. Tot die tijd waren mensen met een RWW-uitkering verplicht zich in te schrijven bij een arbeidsbureau, mensen met een ABW-uitkering niet. In 1995 was ongeveer 84 procent van de ABW-aanvragers vrouw, waarbij drie van de vijf een langdurende uitkering hadden. Bij de RWW-uitkeringen had slechts 36 procent een vrouwelijke aanvrager. Van hen had ruim een derde een uitkering van lange duur.

ABW- en RWW-uitkeringen naar geslacht, 31 december 1995

ABW- en RWW-uitkeringen naar geslacht, 31 december 1995

Veel gescheiden vrouwen met langdurende uitkering

Van de aanvragers van bijstandsuitkeringen is ook de burgerlijke staat bekend. Eind 1995 bleek meer dan één derde deel van de aanvragers gescheiden. Van deze groep had meer dan de helft de uitkering al langer dan drie jaar.

Van de bijstandontvangers van wie de uitkering nog geen drie jaar duurde, was het merendeel ongehuwd, bijna 30 procent was gescheiden en de overigen waren gehuwd. Bij een langdurende afhankelijkheid van de bijstand gaat het behalve om ongehuwden (40 procent) ook vooral om personen die zijn gescheiden (42 procent). Ruim tweederde van hen zijn vrouwen. Vergeleken met het aandeel van de vrouwen in de hele langdurende bijstand (57 procent) is dit aandeel erg hoog. In totaal komt bijna 30 procent van de langdurende uitkeringen terecht bij gescheiden vrouwen.

Anneke Loeve