Auteur(s): Peteke Feijten en Daniël van Wijk (NIDI)
Stijgende woningprijzen, minder geboorten

1. Inleiding

Het geboortecijfer in Nederland daalt sinds 2010. In 2010 kregen vrouwen gemiddeld 1,80 kinderen en dat nam geleidelijk af tot 1,43 kinderen per vrouw in 2024 (CBS, 2025a). Het jaarlijks aantal levend geboren kinderen daalde van 184 duizend in 2010 naar 166 duizend in 2024 (CBS Statline, 2024a; CBS, 2025a). In diezelfde periode ontstond er steeds meer krapte op de woningmarkt. Verkoopprijzen van koopwoningen stegen sterk van jaar op jaar, vooral vanaf 2015, en ook huurprijzen stegen (NVM, 2025). De netto woonlasten namen toe, vooral onder mensen tot 45 jaar en vooral in de particuliere huursector (CBS Statline, 2022). 

1.1 Gemiddeld kindertal per vrouw en prijs koopwoningen
;Gemiddeld kindertal per vrouw;Bestaande koopwoningen;Nieuwbouw koopwoningen 2012;Gemiddeld kindertal per vrouw (index (2020=100))Bestaande koopwoningen (index (2020=100))Nieuwbouw koopwoningen (index (2020=100))
2012 111,5 71,0
2013 108,7 66,5
2014 110,9 67,3
2015 107,3 69,568,7
2016 107,6 73,371,5
2017 104,8 79,377,2
2018 102,7 86,684,9
2019 101,9 92,791,9
2020 100,0 100,0100,0
2021 105,1 115,1111,1
2022 96,2 130,4125,4
2023 92,6 126,6130,1

Vooral voor jonge mensen is de drempel hoog geworden om de woningmarkt te betreden (ABF Research, 2022; CBS, 2025b; CBS, 2024a). Dat heeft zijn weerslag op andere terreinen van het leven. Jongeren gaan later uit huis, gaan later samenwonen en beginnen later aan kinderen (CBS, 2024b). Ook mensen die willen doorstromen naar een koopwoning of een ruimere woning, hebben meer moeite om een geschikte woning te vinden (Hochstenbach, 2022). Niet alleen in Nederland maar ook elders in Europa is het geboortecijfer gedaald sinds 2013 (CBS, 2024c) en zijn de woningprijzen gestegen sinds 2014 (OESO, 2024). 

Samenhang tussen woningprijzen en kans op geboorte

Zolang mensen geen geschikte woning hebben, stellen ze het ouderschap vaak uit (Flynn, 2017; Japaridze & Sayour, 2024). In een eerdere studie is al het verband vastgesteld tussen een stijging van woningprijzen en een daling van de vruchtbaarheid op regionaal niveau (Van Wijk, 2024). In dit onderzoek wordt getoetst of ook de individuele kans om een kind te krijgen samenhangt met regionale (stijging van) woningprijzen. De onderzoeksvraag is ’Hoe hangen regionale verschillen in (verandering in) woningprijzen samen met de kans om een kind te krijgen, en hoe verschilt dit tussen huurders en huiseigenaren?’.

Regionale variatie in woningprijzen en woningprijsstijgingen

Er is aanzienlijke variatie in gemiddelde woningprijzen tussen regio’s in Nederland. Zo bedroeg de gemiddelde verkoopprijs van een koopwoning in het eerste kwartaal van 2023 in de COROP-regio Groot-Amsterdam 545 duizend euro, in de COROP-regio Flevoland 390 duizend euro en in de COROP-regio Zuid-Limburg 311 duizend euro. Ook zijn in sommige regio’s de prijzen harder gestegen dan in andere. Tussen de eerste kwartalen van 2013 en 2023 nam de gemiddelde verkoopprijs van een koopwoning in de COROP-regio Groot-Amsterdam toe met 116 procent, in de COROP-regio Flevoland met 119 procent en in de COROP-regio Zuid-Limburg met 74 procent (CBS Statline, 2025a). De regionale woningprijzen en -prijsontwikkelingen in dit onderzoek zijn gebaseerd op gemiddelde verkoopprijzen van bestaande koopwoningen: die worden gebruikt als een indicatie van de woningschaarste per regio aan zowel huur- als koopwoningen.

Andere verklaringen voor dalende vruchtbaarheid

Of mensen kinderen krijgen hangt af van diverse factoren, waarvan de woonsituatie er een is. In de internationale demografische literatuur zijn de laatste jaren verschillende verklaringen voor dalende vruchtbaarheid onderzocht. Een klassieke verklaring is economische recessie: als het economisch slecht gaat, krijgen mensen minder kinderen (De Beer & Latten, 2018). Maar waarom veerde het geboortecijfer dan niet terug, toen de economie weer aantrok na 2014? Het blijkt dat economische verklaringen ook na 2014 belangrijk bleven, alleen niet via klassieke factoren zoals werkloosheid, maar via factoren die te maken hebben met de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de stagnatie van inkomens, die de economische positie van jongvolwassenen onder druk hebben gezet (Van Wijk & Rouvroye, 2024). Van Wijk (2023) laat zien dat mannen en vrouwen die een laag inkomen hebben, werkloos zijn, of een tijdelijk contract hebben, een kleinere kans hebben om een kind te krijgen. Ook krijgen vrouwen minder vaak een kind als zij nog onderwijs volgen. Omdat steeds meer vrouwen na het voortgezet onderwijs ook nog een opleiding in het hoger onderwijs volgen, heeft dit een dempend effect op de kans op geboorte van een kind bij twintigers (Van Wijk & Chkalova, 2020; Van Duin & Feijten, 2023). Ook lijken culturele verklaringen een rol te spelen, zoals toenemende eisen aan het ouderschap bij jongere generaties (Van Wijk & Billari, 2024), of een somberder toekomstbeeld voor volgende generaties (Ivanova & Balbo, 2024). Al met al zijn er stukjes van de puzzel gelegd, maar blijft de vruchtbaarheidsdaling gedeeltelijk onverklaard. 

In dit artikel worden vier hypothesen getoetst over de rol van de woningmarkt bij het geboortecijfer. Daarbij wordt rekening gehouden met andere persoonlijke kenmerken die verband houden met de kans om kinderen te krijgen, zoals leeftijd, economische activiteit en inkomen. 

Hypothese 1: In regio’s met hoge/stijgende woningprijzen is de kans op geboorte van een kind kleiner dan in regio’s met lage/minder hard stijgende woningprijzen

Op regionaal niveau is het verband tussen hoge/stijgende regionale woningprijzen en lage/dalende regionale geboortecijfers al aangetoond, voor Nederland (Van Wijk, 2024) en daarbuiten (Clark, 2012). Hoge woningprijzen betekenen ten eerste dat het moeilijker is voor jongeren om het ouderlijk huis te verlaten, en om samen te gaan wonen met een partner (Flynn, 2017). Daardoor krijgen mensen in gebieden waar woningen duur zijn later kinderen. Daarnaast vinden veel mensen het belangrijk om in een ‘gezinsvriendelijke’ woning te wonen voordat ze kinderen krijgen (Feijten & Mulder, 2002) en in dure regio’s, of regio’s waar de prijzen snel stijgen, is het lastiger om aan zo’n woning te komen. Bovendien blijft er minder geld over om aan kinderen te besteden als men hoge woonkosten heeft (Easterlin, 1975), en dat zal vaker het geval zijn in dure woongebieden. Dit alles leidt tot de hypothese dat in duurdere regio’s en regio’s waar de prijzen harder zijn gestegen, de kans lager is om een kind te krijgen. 

Hypothese 2: In regio’s met hoge/stijgende woningprijzen is de kans op geboorte van een kind kleiner, omdat mensen daar minder vaak in een koopwoning wonen

Als hypothese 1 bevestigd wordt, laat dat zien dat er per vrouw minder geboorten zijn in regio’s met hoge of sterk gestegen woningprijzen dan in regio’s met lagere of minder hard gestegen woningprijzen. Maar of dat te maken heeft met de persoonlijke woonsituatie van iedere vrouw, is daaruit niet op te maken. Dat is wel het onderliggende mechanisme dat verondersteld wordt bij dit verband. Een koophuis is voor veel mensen een belangrijke woonwens in relatie tot gezinsvorming (Mulder, 2013). Koopwoningen zijn vaker dan huurwoningen van het ‘gezinsvriendelijke’ soort: het zijn vaker eengezinswoningen, het gemiddelde woonoppervlak is groter (Citavista, 2021; CBS Statline 2025b) en ze hebben vaker een tuin (Kullberg, 2016). Daarom is het te verwachten dat de kans om een kind te krijgen groter is bij huiseigenaren dan bij huurders (zie ook Ström, 2010; Enstrom-Öst, 2012). Maar in regio’s waar de woningprijzen hoger zijn/harder stijgen dan in andere regio’s, is het moeilijker voor mensen om aan een koopwoning te komen. Daarom wordt in de tweede analyse een variabele toegevoegd die onderscheid maakt tussen huiseigenaren en huurders om te zien of de kans om een kind te krijgen groter is voor huiseigenaren dan voor huurders. Daarnaast wordt een aparte analyse gedaan die toetst of de kans om huiseigenaar te worden lager is naarmate de gemiddelde woningprijs in de regio hoger of harder gestegen is dan elders. Hiermee wordt getoetst of het verband uit hypothese 1 inderdaad verloopt via de woonsituatie op het individuele niveau. 

Hypothese 3: In regio’s met hoge/stijgende woningprijzen is de kans op geboorte van een kind groter bij huiseigenaren en kleiner bij huurders

Zijn mensen eenmaal huiseigenaar, dan zal dat dus naar verwachting samenhangen met een relatief grote kans op een geboorte. Dat geldt ook, of misschien wel juist, in regio’s waar woningprijzen hoog/sterk gestegen zijn. Want huiseigenaren hebben daar het veilige gevoel dat zij een waardevol eigendom hebben en overwaarde opbouwen. Bovendien kunnen zij de overwaarde mogelijk inzetten om hun maandelijkse hypotheeklasten te verlagen of om grote uitgaven te financieren. Huurders in gebieden met hoge woningprijzen hebben die ervaring niet. Zij zijn in dure regio’s een groot deel van hun inkomen aan wonen kwijt zonder dat ze kapitaal opbouwen, en verkeren in onzekerheid over hoe hoog de huurverhoging volgend jaar zal zijn. Hoe hoger/harder stijgend de woningprijzen in de regio, hoe sterker dit zal gelden. Hierdoor is te verwachten dat de kans om een kind te krijgen bij huurders afneemt naarmate de woningprijzen in de regio hoger zijn/harder stijgen, en bij huiseigenaren juist toeneemt. Deze verwachting is in lijn met studies in Australië en de Verenigde Staten naar het verband tussen kapitaalopbouw bij huiseigenaren en kans op geboorte van een kind (Dettling & Kearney, 2014; Atalay, Li & Whelan, 2021). 

Hypothese 4: Het positieve verband tussen hoge/stijgende woningprijzen en de kans om een kind te krijgen bij huiseigenaren is sterker voor langdurige huiseigenaren dan voor recente huiseigenaren

Mensen die pas net huiseigenaar zijn geworden in dure woningmarktregio’s, hebben relatief hoge woonlasten, omdat ze in een dure markt gekocht hebben. Daarnaast hebben ze nog weinig geprofiteerd van kapitaalopbouw door waardestijging. Daarentegen hebben mensen die langer geleden huiseigenaar werden, al kunnen profiteren van de waardestijging van hun woning, vooral in regio’s waar de woningprijzen hoog zijn of hard gestegen zijn. Overwaarde in de woning kan verzilverd worden door een (aflossingsvrije) hypotheekverhoging. Maar ook kan het gevoel van (financiële) zekerheid en stabiliteit door waardestijging van de woning een gunstige invloed hebben op beslissingen over kinderen krijgen, zonder dat de overwaarde concreet benut wordt.