1. Inleiding
1.1 Aanleiding
De economische positie van jongvolwassenen (15- tot 35-jarigen) staat onder druk. Twintigers hebben vaker een flexibele arbeidsrelatie en (vooral sinds de invoering van het leenstelsel in 2015) vaker een studieschuld. Daarnaast wonen zij vaker dan eerst in een (dure) huurwoning vanwege de toenemende krapte op de woningmarkt (Van Wijk en Rouvroye, 2024). Jongvolwassenen zitten in een levensfase waarin meerdere levensloopstappen tegelijkertijd of kort na elkaar worden gezet, zoals samenwonen, kinderen krijgen en een huis kopen. Voor jongvolwassenen in een slechte of onzekere economische positie zijn uit huis gaan, het kopen van een woning en het vormen van een gezin lastig of zelfs onhaalbaar.
Eerder onderzoek toont aan dat jongvolwassenen met flexibele arbeidscontracten minder snel samenwonen, kinderen krijgen (Chkalova & van Gaalen, 2017a; Chkalova & van Gaalen, 2017b; Van Wijk & Chkalova, 2020) en een woning kopen (Lersch & Dewilde, 2015). In deze onderzoeken wordt doorgaans naar één aspect van de woon- of gezinssituatie van jongvolwassenen gekeken, terwijl levensloopstappen vaak tegelijkertijd of kort na elkaar worden genomen (Buchmann & Kriesi, 2011). Het kopen van een huis is bijvoorbeeld makkelijker met een vast arbeidscontract en een partner (Claij-Swart, Mattijssen & Van Gaalen, 2024). Om een volledig beeld van de jongvolwassen levensloop te krijgen is het daarom belangrijk om gelijktijdig naar de arbeids-, woon-, en gezinssituatie te kijken.
In dit artikel wordt dat gedaan en wordt in het bijzonder gekeken naar de rol van flexibele arbeidsrelaties voor de woon- en gezinssituatie van dertigjarigen in 2011 en 2021. Dit is een interessante periode om te bestuderen, omdat zich in dit tijdsbestek een flinke verschuiving heeft voorgedaan in de leeftijd waarop jongvolwassenen levensloopstappen zetten (Bokern, & Menger, 2024; CBS, 2019; Van den Berg, van Houdt & van Gaalen, 2023). Jongvolwassenen bleven de afgelopen 10-15 jaar langer thuis wonen, hadden steeds minder vaak een koopwoning, en kregen steeds later kinderen. Deze trends worden onder andere toegeschreven aan veranderingen in regelgeving, zoals de invoering van het leenstelsel in 2015 (Van den Berg & Van Gaalen, 2018), en de toenemende moeite om een woning te vinden (Gielen, 2022). Ook de flexibilisering van de arbeidsmarkt zou een rol kunnen spelen, omdat huur- en koopwoningen minder bereikbaar zijn geworden zonder een vast arbeidscontract (Claij-Swart, Mattijssen & Van Gaalen, 2024).
1.2 Onderzoeksvraag en verwachtingen
Hoe gesetteld zijn dertigjarigen in 2021? In hoeverre is dit veranderd sinds 2011? Wonen ze buiten het ouderlijk huis, hebben ze vast werk, wonen ze samen, hebben ze een kind (of kinderen) en/of wonen ze in een eigen woning? Voor het antwoord op deze vragen zijn drie deelvragen opgesteld: (1) in hoeverre verschilt de woon- en gezinssituatie tussen dertigjarigen met een flexibele arbeidsrelatie en die met een vaste arbeidsrelatie? (2) In hoeverre is dit verschil toe- of afgenomen in de periode 2011-2021? (3) Is dit verschil kleiner onder de groep met een hbo- of wo-diploma?
Bij de eerste deelvraag ligt de nadruk op de samenhang tussen de arbeidsrelatie en de woon- en gezinssituatie. Met die invalshoek wordt meer inzicht verkregen in de mate waarin dertigjarigen met een tijdelijk contract verschillen van hun leeftijdsgenoten met een vaste arbeidsrelatie. In navolging van veel onderzoeken wordt in dit onderzoek uitgegaan van de zekerheidsthese: doordat dertigjarigen met een vast contract meer zekerheid hebben over hun toekomstige situatie, is de verwachting dat zij eerder levensloopstappen hebben gezet wat betreft wonen en gezin (Chkalova en Van Gaalen, 2017a; Chkalova en Van Gaalen, 2017b; Mills & Blossfeld, 2003; Oppenheimer, 1988).
Bij de tweede deelvraag staat verandering door de tijd centraal. In de periode 2011-2021 zijn er grote veranderingen geweest zoals de stijging van huizenprijzen (Langenberg & Jonkers, 2022), toenemende krapte op de woningmarkt, de COVID-19-pandemie, en de invoering van het leenstelsel. In eerder onderzoek (Chkalova en Van Gaalen, 2017b) werd geen verandering gevonden in de samenhang tussen arbeidsonzekerheid (tijdelijk werk) en de kans op het krijgen van een eerste kind in de periode 2003-2015. Gezien de ontwikkelingen op de woningmarkt is het aannemelijk dat tussen 2011 en 2021 het belang van een vaste arbeidsrelatie voor de aanschaf van een woning en gezinsformatie wel is toegenomen. Oftewel, het valt te verwachten dat dertigjarigen zonder vaste arbeidsrelatie steeds vaker (nog) geen koopwoning hebben.