Auteur(s): Harry Bierings en Clemens Siermann (CBS), Joost Vanhommerig (Nivel)
Chronische aandoening en langdurig buiten het arbeidsproces

4. Conclusie

4.1 Samenvatting

In dit artikel is de samenhang onderzocht tussen het hebben van een chronische aandoening en langdurig geen werk hebben, aan de hand van de volgende hypothesen: 

I: Het deel van de mensen met een chronische aandoening dat langdurig zonder werk was, is groter dan het deel in de totale bevolking dat langdurig zonder werk was. 

II: Mensen met een functiebeperking c.q. handicap als chronische aandoening zijn vaker langdurig zonder werk dan mensen met een chronische aandoening waarvan de beperking niet bekend is. 

III: Mensen met een chronische neurologische aandoening zoals MS, Parkinson of epilepsie zijn vaker langdurig zonder werk dan mensen met een ander soort chronische aandoening. 

IV: Mensen met een chronische psychische aandoening, zoals dementie, schizofrenie, persoonlijkheidsstoornis of een verstandelijke beperking zijn vaker langdurig zonder werk dan mensen met een andere chronische aandoening. 

In dit onderzoek zijn mensen die begin 2019 volgens de huisarts een chronische aandoening hadden, vier jaar lang gevolgd. In die periode is vastgesteld of zij gedurende deze periode werk hadden of niet. Hadden ze gedurende vier jaar geen werk, dan werden ze aangemerkt als ‘langdurig zonder werk’. 

De analyseresultaten laten zich als volgt samenvatten:

  1. Het hebben van een chronische aandoening hangt positief samen met langdurig zonder werk.
  2. Het aandeel mensen met een chronische aandoening loopt sterk op met de leeftijd. Ouder worden hangt samen met een hoger aandeel langdurig zonder werk. 
  3. Een psychische chronische aandoening (dementie, schizofrenie, persoonlijkheidsstoornis en verstandelijke beperking) gaat samen met een hoge mate van langdurig zonder werk, vooral wanneer deze aandoening optreedt in combinatie met één of meerdere chronische lichamelijke aandoeningen. 
  4. De meest voorkomende chronische aandoeningen gaan niet samen met een hoge mate van langdurig zonder werk. 
  5. Een chronische neurologische aandoening (Hersenen, ruggenmerg en zenuwen) gaat relatief vaak samen met langdurig zonder werk. Dat geldt (in iets mindere mate) ook bij een chronische functiebeperking c.q. handicap. 

In het algemeen laten de uitkomsten op basis van de multivariabele analyse zien dat het hebben van een chronische aandoening gepaard gaat met langdurig geen werk hebben (bevestiging hypothese I). In het bijzonder waren mensen met een chronisch psychische aandoening relatief vaak langdurig zonder werk (bevestiging hypothese IV). Nog uitgesprokener was dit het geval in combinatie met een of meerdere chronische lichamelijke aandoeningen. Een andere bevinding van deze studie is dat aandoeningen die sterk samenhangen met het langdurig zonder werk zijn, in het algemeen niet zo vaak voorkomen.

Naast mensen in het cluster Psychisch waren ook mensen met een specifieke functiebeperkende aandoening zoals bijvoorbeeld van het zenuwstelsel of zintuigen, het bewegingsapparaat of luchtwegen vaak langdurig zonder werk (bevestiging hypothese II). Ook mensen met een chronische neurologische aandoening (Hersenen, ruggenmerg en zenuwen) waren relatief vaak langdurig zonder werk (bevestiging hypothese III). Dit cluster bevat chronische aandoeningen als de ziekte van Parkinson, multiple sclerose en epilepsie, waarvan bekend is dat zij een progressief verloop kennen. 

Bij een aantal chronische aandoeningen zonder progressief karakter bestaat een relatief geringe samenhang met langdurig zonder werk. Bijvoorbeeld bij een beroerte, ischemische hartziekte en bepaalde kankers.

De multivariabele uitkomsten op basis van een logistische regressie voor specifieke aandoeningen geven een nog preciezer beeld. In het cluster Psychisch vertonen alle daaronder vallende specifieke aandoeningen als dementie, schizofrenie, persoonlijkheidsstoornis en verstandelijke beperking van alle chronische aandoeningen de grootste positieve samenhang met langdurig zonder werk. Het hebben van een chronische aandoening, hangt in sterke mate samen met leeftijd en geslacht en daarmee ook met het langdurig zonder werk zijn. Daarom is hiermee in de regressie rekening gehouden. Een sterk leeftijdseffect deed zich voor bij schizofrenie, omdat het niet bij uitstek ouderen zijn die deze aandoening hebben. Bij Parkinson is het andersom: deze progressief verlopende aandoening gaat vooral op hogere leeftijd samen met langdurig zonder werk. 

4.2 Discussie

Dit onderzoek geeft aanleiding voor de volgende opties voor verder onderzoek. Hierbij bepleiten de eerste vier opties om het onderzoek te beperken tot de groep werknemers die met arbeidsongeschiktheidsontslag gingen.

  1. De meeste werknemers hebben in Nederland recht op 2 jaar loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat ex-werknemers die 2 jaar lang volledig arbeidsongeschikt waren voordat zij hun baan verloren, strikt genomen al 2 jaar buiten het arbeidsproces stonden. Ook al bestond formeel nog een arbeidscontract, de duur zonder werk is voor deze mensen onderschat. Het is aannemelijk dat deze onderschatting samenhangt met de specifieke aandoening. Door gebruik te maken van de ingangsdatum in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) is wellicht een correctie mogelijk. Nader onderzoek zal dat moeten uitwijzen.
  2. In deze studie is geen rekening gehouden met het soort werk dat iemand verrichtte, voordat deze zonder werk kwam. Dat is een omissie. Denk bijvoorbeeld aan eczeem, dat voor mensen in beroepen waarbij veel contact is met water of irriterende stoffen, zoals voor kappers en horecapersoneel, een hoog risico op geen werk in deze beroepen kan betekenen. Voor de meeste andere beroepen bestaat dat risico bij deze aandoening in de regel niet. Het is (bijna) vanzelfsprekend dat ook bij ziekten van de luchtwegen, bepaalde neurologische ziekten of ziekten van het bewegingsapparaat het soort werk uitmaakt. Voor iemand met een van deze aandoeningen zal een zwaar lichamelijk beroep een groter risico op geen werk betekenen dan voor iemand met bijvoorbeeld een kantoorbaan, die geen zwaar lichamelijk werk vereist. Op basis van de bedrijfstak van iemand die voorheen werkzaam was, is er informatie beschikbaar over het soort werk dat iemand had. 
  3. Ook is in deze studie geen rekening gehouden met de inkomenssituatie vóór baanverlies. In tal van studies is de samenhang tussen (laag) inkomen en (slechte) gezondheid vastgesteld. Een samenhang met het hebben van een chronische aandoening ligt dan ook voor de hand. Dit pleit voor opneming van inkomen als variabele in een multivariabele regressie. 
  4. Werk en gezondheid beïnvloeden elkaar wederzijds. De literatuur kent verschillende voorbeelden waar met deze “endogeniteit” rekening wordt gehouden (Bound, 1989 en Zhanga et al., 2009). Een mogelijke vervolgstudie houdt rekening met de mogelijkheid dat de werksituatie vóór ontslag tot de chronische aandoening heeft geleid en daarmee bepalend is voor een langdurige periode zonder werk. Zhanga et al. (2009) hebben het positieve verband vastgesteld tussen werk enerzijds en diabetes, cardiovasculaire en mentale aandoeningen anderzijds. 
  5. Een uitbreiding van de huidige analyse met langdurige psychische aandoeningen als depressie, alcoholmisbruik, psychose, angsttoestanden, drugsmisbruik etc. is wenselijk. In een crosssectie-analyse zijn de gevolgen van deze tijdelijke aandoeningen op de arbeidsparticipatie al onderkend (Zeijl et al., 2022). 
  6. Aan de vier jaar zonder werk kan een langere periode zonder werk zijn voorafgegaan die is veroorzaakt door de chronische aandoening. Dit kan een dieperliggend verband met langdurig zonder werk blootleggen. 
  7. Registratie van een chronische aandoening an sich zegt niets over de ernst van de daarmee samenhangende beperking. Een koppeling met enquêtegegevens van het CBS over de ervaren gezondheid kan dit gat misschien dichten, ook al kunnen twee steekproeven een beperkte overlap hebben. Ook zou gekeken kunnen worden naar het aantal contactmomenten met de huisarts of specialist als mogelijke proxy voor de ernst van de beperking. Tot slot kunnen de berekeningen van het RIVM (2024) van de Diability Adjusted Life Years wellicht een aanknopingspunt zijn.