Auteur(s): Harry Bierings en Clemens Siermann (CBS), Joost Vanhommerig (Nivel)
Chronische aandoening en langdurig buiten het arbeidsproces

3. Uitkomsten

Het eerste deel van de analyse van dit artikel beschrijft mensen met een chronische aandoening apart en in relatie tot langdurig zonder werk. Het tweede deel bevat de resultaten van een multivariabele analyse, waarbij voor de samenhang van chronische aandoeningen met langdurig zonder werk rekening is gehouden met geslacht, leeftijd en comorbiditeit. 

3.1 Samenvattende statistieken 

In Nederland had ruim de helft van de mensen in de leeftijd 30 tot 65 jaar een chronische aandoening op peildatum 31 december 2017. Een grote meerderheid had een chronische lichamelijke aandoening (en geen chronische psychische aandoening). Van deze mensen had iets minder dan de helft meer dan één chronische lichamelijke aandoening. Bij een klein percentage van alle mensen werd een chronische psychische aandoening gediagnosticeerd. Van deze mensen had een ruime meerderheid daarnaast ook één of meerdere lichamelijke aandoeningen. Meerdere chronische psychische aandoeningen kwamen nagenoeg niet voor. 

3.1.1 Mensen van 30 tot 65 jaar naar wel/geen chronische aandoening en type aandoening, 31 december 2017 (%)
Geen chronische aandoening45,5
Chronische aandoening 55,5
Uitsluitend chronische lichamelijke
aandoeningen
52,6
Uitsluitend chronische lichamelijke
aandoeningen
1 chronische lichamelijke aandoening28,9
Uitsluitend chronische lichamelijke
aandoeningen
meerdere chronische lichamelijke
aandoeningen
23,7
Chronische psychische aandoeningen2,9
Chronische psychische aandoeningenuitsluitend 1 of meerdere chronische
psychische aandoeningen
1,1
Chronische psychische aandoeningenin combinatie met één of meerdere
chronische lichamelijke aandoeningen
 1,8

Het aandeel mensen dat bij de huisarts bekend is met een chronische lichamelijke aandoening, hangt sterk samen met de leeftijd (Figuur 3.1.2). Met ieder leeftijdsjaar neemt het aandeel mensen met een chronische lichamelijke aandoening eerst licht toe (tot 41 jaar) om daarna fors te stijgen. Vanaf deze leeftijd heeft een steeds groter deel van de mensen meerdere chronische lichamelijke aandoeningen. Dit weerspiegelt het patroon, dat mensen met een enkelvoudige chronische lichamelijke aandoening er steeds vaker een lichamelijke aandoening bij krijgen, naarmate ze ouder worden (RIVM, z.d.).  

3.1.2 Mensen met uitsluitend chronische lichamelijke aandoeningen, 31 december 2017
 één aandoening (%)meerdere aandoeningen (%)
30248,8
3123,38,8
3223,68,9
3323,89,4
34249,5
3524,99,3
3625,210,6
3725,511,1
3825,611,2
3926,311,7
4026,412,7
4126,513,1
4227,314,1
4327,115,4
4428,316,6
452818
462918,9
4728,520,2
4828,421,9
4928,623,6
5029,324,4
5129,127,6
5229,729,1
5329,330,5
542933
5529,135,1
5628,238
572840,2
5827,442,1
5926,445,9
6025,947,8
6125,350,1
6224,453,1
6323,754,9
6422,758,2
65
Bron: CBS, Nivel.

Het aandeel mensen met een chronische psychische aandoening neemt af vanaf 48 jaar (Figuur 3.1.3). Dat heeft te maken met het feit dat mensen tussentijds uit de populatie verdwijnen door bijvoorbeeld overlijden of opname in het verpleegtehuis. De uitval van mensen met een chronische psychische aandoening nam met oplopende leeftijd vanaf 48 jaar procentueel sterker toe dan die van de vergelijkbare totale (Nivel-)populatie, in het bijzonder bij mensen met dementie. In dit geval geldt dat het percentage mensen met een chronische psychische aandoening in de populatie daalt. Gemeten is de uitval in de onderzoeksperiode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2022. 

Het verloop van het aandeel mensen met een chronische psychische aandoening wordt onderscheiden naar al dan niet in combinatie met een chronische lichamelijke aandoening. Het sterk dalende verloop van het aandeel mensen met een chronische psychische aandoening naar leeftijd is een bijna perfecte afspiegeling van het verloop bij mensen met uitsluitend één psychische aandoening en geen chronische lichamelijke aandoening (Figuur 3.1.3). Bij mensen die naast de psychische aandoening ook een chronische lichamelijke aandoening hebben, is het negatieve verloop met leeftijd vlakker, bij één lichamelijke aandoening. Bij mensen met meerdere lichamelijke aandoeningen hebben mensen steeds vaker één of meerdere chronische aandoeningen. Hier laat zich het meest duidelijk de invloed gelden van het positieve verband tussen lichamelijke aandoening en leeftijd zoals we dat eerder al hadden gezien bij mensen met een chronische lichamelijke aandoening (Figuur 3.1.2). 

3.1.3 Mensen met een chronische psychische en mogelijk lichamelijke aandoening, 31 december 2017
 Eén of meerdere chronische psychische aandoeningen (evt. i.c.m. lichamelijk) (%)Uitsluitend chronische psychische aandoening (%)Chronische psychische aandoening met één chronische lichamelijke aandoening (%)Chronische psychische aandoening met meerdere chronische lichamelijke aandoeningen (%)
303,61,71,20,7
313,61,91,00,6
323,31,80,90,7
333,41,71,00,7
343,51,81,00,7
353,31,70,90,7
363,41,71,00,7
373,51,70,90,8
383,51,71,00,8
393,31,41,10,8
403,51,61,00,9
413,41,50,91,0
423,41,41,01,0
433,31,41,00,9
443,21,40,90,9
453,01,20,91,0
462,81,10,81,0
472,91,00,71,1
483,01,00,91,1
493,00,90,81,3
502,90,90,81,2
512,80,80,81,1
522,70,80,71,2
532,60,80,61,2
542,70,60,71,4
552,70,70,61,4
562,50,60,51,4
572,60,60,61,5
582,30,40,51,4
592,20,40,41,4
602,30,40,41,5
612,10,30,51,4
622,00,30,41,3
632,00,30,31,4
641,80,30,31,2
65
Bron: CBS, Nivel.

Naar geslacht zijn de verschillen klein. Mannen hebben iets vaker één chronische lichamelijke aandoening, terwijl vrouwen iets vaker meer dan één chronische lichamelijke aandoening hebben. 

3.1.4 Mensen met chronische aandoening(en), 31 december 2017
 Eén uitsluitend chronische lichamelijke aandoening (%)Meerdere uitsluitend chronische lichamelijke aandoeningen (%)Eén uitsluitend chronische psychische aandoening (%)Eén chronische psychische aandoening met één chronische lichamelijke aandoening (%)Eén chronische psychische aandoening met meerdere chronische lichamelijke aandoeningen (%)
Man49,744,62,31,51,9
Vrouw47,148,11,51,32
Bron: CBS, Nivel

Een enkelvoudige chronische psychische aandoening komt iets vaker voor bij mannen, een meervoudige in combinatie met één of meer chronische lichamelijke aandoeningen ongeveer even vaak. 

Welke van de chronische aandoeningen vaak en minder vaak voorkomen, is per cluster weergegeven in Figuur 3.1.5. Het aantal mensen per cluster is bepaald door optelling van het aantal mensen met de onderliggende specifieke chronische aandoening (zie Bijlage 1, Tabel 1). Mensen met meervoudige specifieke aandoeningen in het cluster zijn één keer geteld. Het percentage mensen per cluster is berekend als aandeel van de totale (Nivel-)populatie. 

De meeste chronische aandoeningen kwamen voor in het cluster Endocriene klieren stofwisseling en voeding. De tweede plaats wordt ingenomen door het cluster Hart- en vaatziekten. Het cluster Luchtwegen staat op de derde plaats van chronische aandoeningen, op de vierde het cluster Botten, spieren en gewrichten. Tot de meest voorkomende specifieke chronische aandoeningen behoren hoge bloeddruk zonder orgaanbeschadiging, astma, vetstofwisselingstoornissen, eczeem en diabetes.

3.1.5 Mensen met chronische aandoening(en), 31 december 2017
 Chronische aandoening (%)
Endocriene klieren, stofwisseling en voeding16,9
Hart- en vaatziekten16,3
Luchtwegen11,7
Huid11
Botten, spieren en gewrichten8,7
Maligniteit6,2
Oog4,9
Verworven afwijking4,9
Maag, darm en lever3,7
Psychisch2,9
Hersenen, ruggemerg en zenuwen2,8
Oor2,7
Geslachtsorganen2,5
Aangeboren afwijking2,4
Bloed en lymfe1,3
Functiebeperking/handicap1,2
Nieren, blaas en plasbuis0,2
Bron: CBS, Nivel

3.2 Langdurig zonder werk en een chronische aandoening

Van de personen van 30 tot 65 jaar in de Nivel Zorgregistraties was een op de zes personen (16 procent) vanaf 1 januari 2019 tot en met 31 december 2022 langdurig zonder werk, ongeveer 4 jaar lang dus (Figuur 3.2.1). Bij mensen met één uitsluitend chronische lichamelijke aandoening was dit met 14 procent iets lager, wat samenhangt met de iets jongere leeftijdsopbouw. Het beeld verandert, zodra mensen meerdere uitsluitend chronische lichamelijke aandoeningen hebben. Dan loopt het aandeel op tot 27 procent. 

Mensen met een chronische psychische aandoening waren erg vaak langdurig zonder werk, zeker als de aandoening ook nog in combinatie optrad met één chronische lichamelijke aandoening (50 procent) of meerdere (60 procent). In de multivariabele analyse die later volgt, wordt aangetoond in hoeverre deze uitkomsten met leeftijd samenhangen.

3.2.1 Langdurig zonder werk, 31 december 2022
 Langdurig niet-werkzaam (%)
Nivel-populatie16,4
Uitsluitend chronische
lichamelijke aandoening(en)
Totaal20,6
Eén14,8
Meerdere27,7
Chronische psychische aandoening(en)
Totaal50,1
Uitsluitend psychisch42
En één lichamelijke aandoening49,6
En meerdere lichamelijke aandoeningen59,8
Bron: CBS, Nivel

Binnen de categorieën chronische lichamelijke en psychische aandoeningen neemt het aandeel langdurig zonder werk toe met de leeftijd. Met het ouder worden gaat de aandoening of een bijkomende nieuwe aandoening vaker ten koste van het hebben van werk. Ongeacht de categorie van aandoeningen lag het aandeel dat in de oudere leeftijdsgroep (60 tot 65 jaar) langdurig zonder werk was, zo’n 30 procentpunten hoger dan in de jongste leeftijdsgroep (30 tot 35  jaar). Bij mensen met uitsluitend een chronisch psychische aandoening varieert het percentage van 35 procent in de jongste leeftijdsgroep tot 65 procent in de oudste, in combinatie met meerdere chronische lichamelijke aandoeningen van 45 tot 75 procent. 

Vrouwen zijn in ieder van de vijf onderscheiden categorieën vaker dan mannen langdurig niet werkzaam. Bij chronische psychische aandoeningen is het verschil relatief klein (53 versus 47 procent), maar bij chronische lichamelijke aandoeningen duidelijk groter (25 versus 15 procent).  

Het aandeel mensen dat langdurig zonder werk is, is in Figuur 3.2.2 verder onderscheiden naar clusters van chronische aandoeningen. Mensen met meerdere specifieke aandoeningen binnen het cluster zijn hierin één keer geteld. Om die reden is Figuur 3.2.2 niet exact te vergelijken met Figuur 3.2.1, waarin iedereen met een specifieke chronische aandoening is geteld. In Figuur 3.2.2 ligt het aandeel dan ook iets lager. Dat is door vergelijking van de figuren alleen goed te zien voor de psychische aandoeningen. In het cluster Psychisch was 47 procent langdurig zonder werk (Figuur 3.2.2), terwijl het aandeel langdurig zonder werk 50 procent was, als alle mensen met een chronische psychische aandoening worden geteld (Figuur 3.2.1). De overige clusters laten zich niet vergelijken met Figuur 3.2.1, omdat daarin totalen staan, terwijl in Figuur 3.2.2 specifieke chronische lichamelijke aandoeningen zijn opgenomen. 

Mensen in het cluster (chronisch) Psychisch zijn het vaakst langdurig zonder werk. Op de tweede plaats staan mensen met een chronische aandoening in het cluster Hersenen, ruggenmerg en zenuwen (39 procent), en Functiebeperking/handicap staat op de derde plaats (34 procent). Zij vormen niet de clusters met de meest voorkomende aandoeningen, zoals vergelijking met Figuur 3.1.5 leert. 

In de clusters Hart- en vaatziekten en Endocriene klieren, stofwisseling en voeding zijn mensen niet alleen vaak langdurig niet werkzaam, maar zij vormen ook substantiële groepen. Huidaandoeningen komen daarentegen wel vaak voor, maar het minst vaak (17 procent) in samenhang met langdurig zonder werk.

3.2.2 Langdurig zonder werk naar type aandoening, 31 december 2022
 niet werkzaam (%)
Psychisch50,1
Hersenen, ruggemerg en zenuwen39,4
Functiebeperking/handicap34
Botten, spieren en gewrichten31,6
Hart- en vaatziekten27,1
Endocriene klieren, stofwisseling en voeding27,1
Oog26,2
Maag, darm en lever26,2
Bloed en lymfe24,7
Oor24,3
Maligniteit24,2
Nieren, blaas en plasbuis24
Luchtwegen23,4
Aangeboren afwijking21,7
Verworven afwijking20,6
Geslachtsorganen19,5
Huid16,9
Bron: CBS, Nivel

In welke mate een specifieke chronische aandoening samenhangt met langdurig zonder werk, kan niet als onderdeel van een cluster beschreven worden. In een multivariabele setting is dit wel mogelijk en is hieronder ook gebeurd. 

3.3 Multivariabele uitkomsten

In een multivariabele logistische analyse is onderzocht in hoeverre specifieke chronische aandoeningen bijdragen aan langdurig zonder werk zijn. Het model is geschat met leeftijd, geslacht en comorbiditeit. De uitkomsten van het model zijn te vinden in Tabel 2 in de Bijlage. In het hoofdgedeelte van Tabel 2 staan uitsluitend de geschatte waarden voor iedere chronische aandoening, binnen elk cluster aflopend gesorteerd op de odds ratio. De geschatte waarden voor de controlevariabelen zijn ook vermeld. 

De meeste van de ruim 100 chronische aandoeningen die in deze studie zijn meegenomen, vertonen een positieve - niet altijd significante - samenhang met langdurig zonder werk (odds ratio groter dan 1). Bij een odds ratio groter dan 1 is de kans dat mensen met de specifieke aandoening op langdurig zonder werk groter is dan bij de mensen die deze aandoening niet hebben. Een klein negatief verband (odds ratio kleiner dan 1) bestaat bij een aangeboren afwijking spijsverteringsorganen, lawaaidoofheid, een goedaardige zwelling van bloed- lymfevaten (significant), jicht, (andere) maligniteit geslachtsorganen man (significant), hypospadie (aangeboren afwijking) en aangeboren afwijking(en) geslachtsorganen man c.q. vrouw. Voor vrijwel alle aandoeningen blijft de significante samenhang met langdurig zonder werk zijn, bestaan na rekening te houden met leeftijd, en/of geslacht en/of het hebben van meerdere aandoeningen. 

In de clusters Psychisch, Functiebeperking/handicap, Hersenen, ruggenmerg en zenuwen en Aangeboren afwijkingen komen veel aandoeningen voor die een zeer sterke positieve samenhang vertonen met langdurig zonder werk (odds ratio groter dan 4) na opname van leeftijd, en/of geslacht en/of meerdere aandoeningen in het model. In het cluster Psychisch geldt dit voor alle daaronder vallende aandoeningen. Schizofrenie heeft verreweg de grootste samenhang met langdurig zonder werk, maar ook de overige psychische aandoeningen verstandelijke beperking, dementie en persoonlijkheidsstoornis scoren zeer hoog. Dit geldt ook voor psychische ziekten die onder Functiebeperking/handicap zijn opgenomen. Typische symptomen van schizofrenie zijn gedachtearmoede, autisme, ambivalentie en affectafstomping. De verreweg grootste sterftefractie bij deze chronische aandoening, hangt mogelijk samen met het verhoogde risico op hart- en vaatziekten (zie ook Boumans et al., 2015).

Behalve mensen met een psychische ziekte zijn verder nog in het cluster Functiebeperking/handicap mensen met een chronische aandoening Algemeen (niet nader gespecificeerd in de ICPC) en Zenuwstelsel vaak langdurig zonder werk. 

In het cluster Hersenen, ruggenmerg en zenuwen zijn mensen met de ziekte van Parkinson en multiple sclerose (ver) bovengemiddeld vaak langdurig zonder werk. Dit is ook het geval voor de functiebeperking/handicap Zenuwstelsel, Aangeboren afwijking zenuwstelsel en Maligniteit zenuwstelsel dat respectievelijk in de clusters Functiebeperking/handicap, Aangeboren afwijkingen en Maligniteit is opgenomen. De overige chronische aandoeningen die wel in het cluster Hersenen, ruggenmerg en zenuwen vallen waaronder herseninfarct/hersenbloeding en epilepsie laten een relatief groot effect zien op langdurig zonder werk (odds ratio groter dan 2). 

Niet eerdergenoemde aandoeningen in het cluster Functiebeperking/handicap zoals Algemeen, Bewegingsapparaat, Endocriene klieren/metabolisme en voeding en Urinewegen vertonen een duidelijke positieve samenhang met langdurig zonder werk. Onder Aangeboren afwijkingen scoren meerdere afwijkingen relatief hoog op langdurig zonder werk. 

Clusters met relatief weinig aandoeningen die hoog scoren op langdurig zonder werk, zijn Oog (uitzondering: blindheid), Bloed en lymfe (uitzondering: HIV), Maligniteit (uitzonderingen: andere bloed/lymfestelsel, leukemie en eerdergenoemd zenuwstelstel) en Hart en bloedvaten (uitzondering: minder goed pompen hart). Een kanttekening bij de uitkomsten betreft Maligniteit. De uitval in de vierjaarlijkse periode in het bijzonder door overlijden is bij veel van de onder maligniteit vallende aandoeningen relatief groot. Ook bij dementie valt de hoge sterftefractie op.

Het rekening houden met leeftijd, geslacht en meervoudige aandoeningen had voor sommige aandoeningen een relatief grote wijziging in de odds ratio, en dus de samenhang met langdurig zonder werk. Een relatief grote toename deed zich voor bij schizofrenie, die voor een groot deel weer wordt weggenomen als meervoudige aandoeningen aan het model wordt toegevoegd. Schizofrenie werkt niettemin nog steeds erg ongunstig uit op de arbeidsparticipatie (odds ratio bijna 25). 

Voor de ziekte van Parkinson vertoonde de odds ratio de grootste daling, nadat rekening is gehouden met leeftijd en het hebben meervoudige aandoeningen. Een hogere leeftijd en het hebben van meervoudige aandoeningen komt relatief vaak voor bij mensen met Parkinson en dat hangt ook samen met vaker langdurig zonder werk zijn. Parkinson werkt niettemin nog steeds erg ongunstig uit op de arbeidsparticipatie (odds ratio 5,3). 

In Figuur 1 in de Bijlage zijn de odds ratio’s met het 95%- betrouwbaarheidsinterval visueel weergegeven. Schizofrenie is als chronische aandoening in de figuur niet opgenomen. Door de erg hoge odds ratio van bijna 25 (met een betrouwbaarheidsinterval van 22,5-27,3) leidt opneming ervan in de figuur dat de variatie van de samenhang bij de andere chronische aandoeningen nagenoeg onzichtbaar is. 

De meeste chronische aandoeningen met een relatief grote positieve samenhang met langdurig zonder werk hebben ook een relatief grote betrouwbaarheidsmarge. Het meest in het oog springend zijn functiebeperking zenuwstelsel, multiple sclerose (MS), ziekte van Parkinson , functiebeperking psychische ziekte, dementie en persoonlijkheidsstoornis en verstandelijke beperking met relatief hoge odds ratio, zelfs als daarbij rekening wordt gehouden met de relatief grote betrouwbaarheidsmarges bij de meeste van deze aandoeningen. De grote betrouwbaarheidsintervallen bij functiebeperking zenuwstelsel en dementie komen door geringe aantallen personen met deze aandoening (tussen 100 en 150).