Auteur: Fijnanda van Klingeren, Marieke de Vries, Marjolijn Das
Herkomstsegregatie in Nederland: een netwerkanalyse

4. Conclusie

Mensen van verschillende herkomstgroepen komen in hun netwerken vooral mensen uit hun eigen netwerk tegen, en meestal ook vooral van hun eigen generatie (in Nederland of in het buitenland geboren). De Nederlandse herkomstgroep leeft het meest gesegregeerd.

De in Nederland geboren tweede generatie leeft over het algemeen minder gesegregeerd dan degenen die in het buitenland geboren zijn.

Tussen 2009 en 2020 is de segregatie bij de meeste herkomstgroepen niet veel veranderd. Er was wel een lichte toename bij mensen met een Nederlandse en Belgische herkomst, en een substantiële toename bij mensen met een Poolse herkomst. Deze groepen zijn dus meer gescheiden gaan leven van andere herkomstgroepen.

Een opvallende bevinding is dat mensen met een Nederlandse herkomst meer gescheiden leven van andere herkomstgroepen dan mensen met een herkomst buiten Nederland, zelfs na correctie voor de omvang van de groep met Nederlandse herkomst. Het aandeel mensen met een herkomst buiten Nederland is gestegen tussen 2009 en 2020. Mensen met Nederlandse herkomst komen dus hoogstwaarschijnlijk in het dagelijks leven steeds meer anderen tegen met een andere herkomst. Toch is hun segregatie niet gedaald maar licht gestegen. Een diverse maatschappij leidt dus niet per definitie tot het minder gescheiden leven van herkomstgroepen in relatieve zin.

Er is een relatie tussen herkomstsegregatie en inkomen. Voor mensen met een Nederlandse herkomst gaat een hoger inkomen samen met een hogere segregatiescore (meer gesegregeerd leven). Voor veel andere herkomstgroepen geldt juist het tegenovergestelde: hoe hoger het inkomen, des te lager de segregatiescore.

Voor de Nederlandse en Belgische herkomstgroep geldt dat mensen die minder stedelijk wonen, hogere segregatiescores hebben dan mensen die in stedelijke gebieden wonen. Voor de meeste andere buiten-Nederlandse herkomstgroepen geldt het tegenovergestelde. Waarschijnlijk speelt clustering van herkomstgroepen in bepaalde buurten in grote steden hier een rol.

Vervolgonderzoek

Dit onderzoek kent ook enkele beperkingen. Het persoonsnetwerk dat in dit onderzoek gebruikt is, geeft geen sociale netwerken weer. Dit betekent dat niet met zekerheid is te zeggen of ego de mensen in het afgeleide netwerk ook kent of er contact mee heeft. Ook ontbreken niet-geregistreerde contacten in het netwerk. Als naar daadwerkelijke frequentie en kwaliteit van contacten gekeken wordt, zouden exposure en segregatie anders kunnen uitpakken. Om meer zicht te krijgen op de kwaliteit en frequentie van daadwerkelijke contacten, zou survey-onderzoek nodig zijn.

Naast survey-onderzoek naar sociale contacten zou het interessant zijn om te kijken naar de invloed van de verschillende typen relaties (familie, buren, collega’s, huisgenoten en klasgenoten) om te kijken of er verschil zit in de segregatie van de verschillende lagen van het netwerk. Dit zou meer inzicht kunnen geven in de relatie tussen segregatie en verschillende sociaaleconomische en demografische factoren, omdat de aanwezigheid van de netwerklagen gerelateerd kan zijn aan deze factoren. Zo kunnen alleen werkenden een colleganetwerk hebben, en hebben alleen mensen die een opleiding volgen een klasgenotennetwerk.