Nederlandse taalvaardigheid van migranten en hun positie op de arbeidsmarkt

2. Methode

Er is gebruik gemaakt van de gegevens van de Enquête beroepsbevolking (EBB), een onderzoek onder alle in het bevolkingsregister opgenomen personen van 15 jaar en ouder die deel uit maken van een particulier huishouden in Nederland. Personen die in instellingen wonen zijn hier daarom geen onderdeel van. Deze criteria gelden dus ook voor de specifieke doelpopulatie van deze studie, migranten die zelf naar Nederland zijn gemigreerd, of dat nou lang geleden is of heel recent. Kinderen van migranten die in Nederland zijn geboren tellen derhalve niet mee in de categorie migranten maar tellen mee in de categorie ‘in Nederland geboren’. Ook tijdelijke arbeidsmigranten - denk bijvoorbeeld aan seizoenarbeiders in de landbouw - maken geen onderdeel uit van de doelpopulatie, omdat zij niet ingeschreven staan in het bevolkingsregister. Met het oog op de arbeidsparticipatie is gekozen voor personen van 15 tot 75 jaar. Dit is de leeftijdsgroep waarover doorgaans wordt gepubliceerd.

Onder migranten is iedereen inbegrepen die buiten Nederland is geboren, dus ook mensen die zijn geadopteerd en mensen die in het buitenland zijn geboren omdat hun (Nederlandse) ouders daar tijdelijk verbleven. De termen ‘migrant’ en ‘immigrant’ worden in deze publicatie als synoniemen gebruikt. Bij de analyses zijn de geboortelanden gegroepeerd omdat de aantallen per individueel land anders veelal te klein waren. Overwegingen die meegespeeld hebben bij de gekozen indeling waren dat Marokko en Turkije in de jaren 60 dé landen waren waar de immigranten vandaan kwamen. Suriname en de Nederlandse Cariben zijn samengenomen omdat Nederlands er vanwege hun geschiedenis met Nederland een van de officiële talen is, waardoor gemiddeld genomen men het Nederlands al redelijk tot goed beheerst bij migratie naar Nederland. Voor de rest zijn de Europese en niet-Europese landen van elkaar onderscheiden.

Voor dit artikel is zoals gezegd gebruik gemaakt van uitkomsten uit de Enquête beroepsbevolking (EBB Enquête Beroepsbevolking (EBB) - Onderzoeksbeschrijving). De EBB vormt een van de belangrijkste gegevensbronnen over de arbeidsdeelname en er wordt door het CBS maandelijks over gerapporteerd. In de EBB worden respondenten vragen gesteld over hun positie op de arbeidsmarkt. Jaarlijks wordt er een wisselende set van extra vragen aan de EBB toegevoegd, de zogeheten EU Labour Force Survey-modules (EU, 2023). De uitkomsten die in dit artikel worden gepresenteerd, zijn gebaseerd op de extra vragen uit 2021. Dat jaar zijn aan migranten extra vragen gesteld over onder meer hun situatie op de arbeidsmarkt en hun Nederlandse taalvaardigheid. Voor laatstgenoemde onderscheidt men de volgende categorieën: moedertaal, zeer goed, goed, redelijk, niet of nauwelijks en – bij de taalvaardigheid op het moment van immigratie – was te jong om een taal te spreken. In de vragenlijst is het begrip moedertaal toegelicht als ‘Dit is de taal die u als kind thuis aangeleerd kreeg en sprak’. De Nederlandse taalvaardigheid is dus de inschatting van de immigrant zelf. De vraagstellingen zijn hier in te zien. De EBB bestaat uit vijf peilingen. De extra vragen zijn alleen aan de eerste peiling toegevoegd. Omdat we de figuren op dezelfde steekproef wilden baseren als de multivariate regressie-analyses, zijn ook de figuren waarvoor geen gebruik is gemaakt van de extra vragen, gebaseerd op de eerste peiling. Daardoor kunnen ze iets afwijken van cijfers die zijn gebaseerd op alle peilingen.

De EBB-vragenlijst is alleen in het Nederlands beschikbaar. Wel is het uitgangspunt bij de opstelling ervan de vragen zo kort en bondig mogelijk te formuleren met gebruikmaking van eenvoudig taalgebruik (niveau B1 Taalniveau B1 | Rijkswebsites | CommunicatieRijk). Het feit dat de vragenlijst in het Nederlands is, kan er echter toe geleid hebben dat migranten die het Nederlands niet zo goed beheersen, deze minder vaak dan gemiddeld invullen. Daarom is een aantal extra analyses uitgevoerd om te kijken in hoeverre de EBB representatief is voor migranten die in Nederland wonen. Daaruit blijkt dat er wel in enige mate sprake is van ondervertegenwoordiging van recente migranten en oververtegenwoordiging van migranten die al langer in Nederland wonen. Daarnaast ligt de arbeidsparticipatie van zowel mensen die in Nederland zijn geboren als migranten op basis van de EBB iets hoger dan op basis van registerinformatie. Hierbij zijn er verschillen tussen geboortelanden. Deze verschillen zijn echter niet dusdanig groot dat het de voorgenomen analyse in de weg staat. Om meer bij de meertaligheid van de Nederlandse bevolking aan te sluiten, en daarmee mogelijke selectiviteit in de respons te verminderen, is het CBS inmiddels gestart met het uitzetten van meertalige vragenlijsten en onderzoekt het de resultaten hiervan.