Inkomen van tweeverdieners: hoeveel beide partners (willen) bijdragen

4. Conclusie en discussie

Er is momenteel een brede maatschappelijke discussie gaande over de ontstane personeelstekorten. Deeltijdwerkers, met name vrouwen, zouden hun werkweek moeten uitbreiden om deze krapte op de arbeidsmarkt te verminderen (zie bijvoorbeeld NOS, 2023; Volkskrant, 2023; Portegijs, 2022). De emancipatiepolitiek streeft er daarnaast al jaren naar vrouwen meer aan het werk te krijgen zodat zij financieel op eigen benen kunnen staan. Financiële onafhankelijkheid is ook wenselijk als de partner (genoeg) verdient, mocht het inkomen van de partner wegvallen. De meeste deeltijds werkende vrouwen (2 op de 3) zouden onder voorwaarden hun werkweek willen uitbreiden. Ze willen het vooral als het huishoudensinkomen niet meer toereikend zou zijn om te leven zoals ze gewend zijn, of als ze de werktijden beter kunnen afstemmen op het privéleven. Goede en goedkope kinderopvang volgt daarna als belangrijkste voorwaarde voor moeders met een kind tot 13 jaar (CBS, 2023). Het is niet gezegd dat vrouwen daadwerkelijk meer uren gaan werken als aan hun voorwaarden voldaan is. Wel is bekend dat 1 op de 10 deeltijds werkende vrouwen meer wil werken en daarvoor ook binnen twee weken beschikbaar is (CBS, 2022).

De zorg voor het huishouden en kinderen is een belangrijke reden voor vrouwen om in deeltijd te werken. Bij de meeste werkende stellen neemt de vrouw meer zorgtaken voor haar rekening terwijl de man meer werkt, al zouden de meesten in ieder geval de zorgtaken evenwichtiger willen verdelen. De meerderheid van de bevolking vindt bovendien dat vrouwen, en dan met name moeders, minder zouden moeten werken dan mannen. Ook denkt een minderheid dat kinderopvang goed is voor baby’s en dreumesen (CBS, 2023). Daarnaast geven werkende vrouwen vaker mantelzorg dan werkende mannen. Vrouwen worden ook geschikter gevonden voor mantelzorgen dan mannen, en vrouwen zelf denken dat het van hen ook meer wordt verwacht door familie, zorgprofessionals en de gemeente (Kok, 2018). Deze verwachtingen en heersende opvattingen over de verdeling van werk en zorg sluiten niet aan bij het politieke streven vrouwen meer aan het werk te krijgen en financieel onafhankelijker te worden van de partner.

In dit artikel is duidelijk geworden dat er bij een minderheid van de vrouwen uit tweeverdienersparen financiële drijfveren zijn om meer te gaan werken. Bij bijna 85 procent van de tweeverdieners verdient de ene partner weliswaar meer dan de andere, maar de meeste tweeverdieners vinden een ongelijke verdienverhouding niet per se een probleem voor het evenwicht in de relatie. Wel vinden vrouwen balans in inkomen iets vaker wenselijk dan mannen (29 tegen 20 procent). Mannen denken vaker dat hun inkomen niet gemist kan worden: driekwart tegenover ruim de helft van de vrouwen. Dat kan betekenen dat relatief weinig mannen minder willen werken (en verdienen) om bijvoorbeeld meer te kunnen zorgen. Zorgtaken zouden dan voor veel vrouwen een belemmering blijven om meer te gaan werken. Niet alleen op gezinsniveau, maar ook op individueel niveau zijn er weinig financiële gronden voor vrouwen om de werkweek uit te breiden. Ruim 7 op de 10 vrouwen uit tweeverdienersparen willen genoeg verdienen om zichzelf en eventuele kinderen te kunnen onderhouden. Dat zijn er evenveel als in de praktijk financieel onafhankelijk zijn. Alleen vrouwen zonder kinderen zijn dit minder vaak dan ze willen. Als de partner voldoende verdient voor het gezin, hecht een minderheid van de vrouwen (en mannen) belang aan financiële onafhankelijkheid voor zichzelf. Gemiddeld verdienen vrouwen uit tweeverdienersparen bijna 1,4 keer het minimumloon (1 540 euro netto per maand in 2021), en mannen ruim 2 keer. Bij de meesten zijn beide partners financieel onafhankelijk en tweeverdienersparen lopen zelden risico op armoede.

Kanttekening bij de conclusie dat de eigen inkomenssituatie relatief weinig vrouwen uit tweeverdienersparen zal bewegen meer te gaan werken, is dat de brongegevens van dit artikel voor wat betreft het inkomen over 2021 gaan en voor wat betreft opinies uit maart 2022 dateren. De mogelijke invloed van bijvoorbeeld de in 2022 sterk gestegen inflatie en huizenprijzen komt niet tot uitdrukking in de gepresenteerde cijfers. Zulke ontwikkelingen zouden kunnen leiden tot andere opinies of een andere afweging die paren maken bij de verdeling van werk en zorg. Ook maakt het uit of er bij de werkgever ruimte is voor uitbreiding van de werkweek. Van de deeltijds werkende vrouwen die meer zouden willen werken, zou 1 op de 6 dit overwegen als ze gevraagd zou worden door de werkgever (CBS, 2022). Verder speelt mee dat meer werken (door een van beide partners) niet per se lonend hoeft te zijn voor een tweeverdienerspaar. Zo kunnen de extra verdiensten grotendeels opgaan aan de meerkosten voor kinderopvang. Bij tweeverdienersparen die één tot anderhalf keer het minimumloon verdienen (een derde van de vrouwen), levert elke extra verdiende euro verhoudingsgewijs veel op. Daarboven is dat een stuk minder (Van de Ven en Van Dijk, 2023). Ander onderzoek laat echter zien deeltijdwerkers maar beperkt zullen reageren op financiële prikkels die de belasting van extra verdiensten verlagen (Jongen en Schulenberg, 2023). Tot slot heeft het overheidsstreven vrouwen meer aan het werk te krijgen om zo personeelstekorten te verlagen een maatschappelijke keerzijde. Het kan de druk op de welzijns- en gezondheidszorg juist verder vergoten doordat er meer kinderopvang nodig is en voor langdurig zieken (meer) professionele zorg moet zijn (Movisie, 2023).