3. Mentale gezondheid en corona
3.1 Eerder gepubliceerde CBS-cijfers over mentale gezondheid
Het CBS heeft op basis van de Gezondheidsenquête, de Gezondheidsmonitor en het onderzoek Sociale samenhang en welzijn eerder gepubliceerd over hoe het met de gezondheid van de bevolking van Nederland gesteld was.
Uit de Gezondheidsenquête bleek dat de mentale gezondheid in 2020 op jaarniveau niet was verslechterd ten opzichte van 2019. In het laatste kwartaal van 2020 was deze wel licht verslechterd in vergelijking met het laatste kwartaal van 2019 (CBS, 2021c). In het eerste kwartaal van 2021 verslechterde deze verder (CBS, 2021d). De meting van de mentale gezondheid gebeurt bij de Gezondheidsenquête door middel van de MHI-5-vraagstelling (zie paragraaf 2). Gekeken wordt welk deel onder de gestelde grenswaarde scoort (deze groep wordt aangemerkt als ‘psychisch ongezond’). Verder ervaarden in 2020 meer mensen de eigen gezondheid als goed of zeer goed dan in 2019. Op kwartaalbasis was deze toename vanaf het tweede kwartaal van 2020 zichtbaar (CBS, 2020a).
Uit de Gezondheidsmonitor bleek dat 6 procent van de personen van 18 jaar of ouder in de tweede helft van 2020 een hoog risico op een angststoornis of een depressie had. Bij de 18 tot 35-jarigen was dit 9 procent, bij de personen van 35 jaar of ouder 5 procent. Vergeleken met 2016 is dit percentage bij 18 tot 35-jarigen gestegen, en bij personen van 35 jaar of ouder juist gedaald. Het risico op een angststoornis of depressie wordt in de Gezondheidsmonitor gemeten door middel van de Kessler Psychological Distress Scale (de K10), waarbij 10 vragen worden gesteld over het voorkomen van depressieve en/of angstklachten in de afgelopen 2 maanden. Uit ditzelfde onderzoek bleek dat men de algehele gezondheid iets beter ervaarde dan in 2016 (CBS, 2021j).
Uit het onderzoek Sociale samenhang en welzijn kwam naar voren dat de tevredenheid met het psychisch welbevinden in 2020, gemeten op jaarniveau, iets was afgenomen ten opzichte van 2019 (CBS, 2021e). Dit is gemeten door middel van de vraag hoe tevreden men is met de ‘psychische gezondheid’, waarbij de term psychische gezondheid niet nader is gespecificeerd. Tevens bleek uit dit onderzoek dat de tevredenheid over het sociale leven in 2020 was afgenomen in vergelijking met 2019, en dat de tevredenheid over de lichamelijke gezondheid gelijk was gebleven.
De jaarcijfers uit de Gezondheidsenquête en uit Sociale samenhang en welzijn zijn uitgesplitst naar achtergrondkenmerken (CBS, 2021f, CBS, 2021g). Uit beide onderzoeken zijn ook kwartaalcijfers gepubliceerd (CBS, 2021d; CBS, 2021h). Dit is echter alleen gebeurd voor de totale onderzoekspopulatie, dus zonder uitsplitsingen naar achtergrondkenmerken. Deze uitsplitsingen naar kenmerken zijn in dit artikel wel opgenomen. Verder worden niet alleen uitkomsten gepresenteerd voor de mentale gezondheid als geheel maar ook voor de onderliggende items waarmee dit concept is geoperationaliseerd.
3.2 Ervaren impact corona op de mentale gezondheid
De mentale gezondheid van Nederlanders is tijdens de coronacrisis achteruitgegaan: 28 procent voelde zich naar eigen zeggen vaker eenzaam dan voor de coronacrisis. Angst, somberheid en stressgevoel kwamen bij 20 á 25 procent vaker voor. Voor weinigen pakte de coronacrisis gunstig uit. ‘Minder vaak stress’ werd het meest genoemd, namelijk door 8 procent van de bevolking.
Vaker (% personen van 12 jaar of ouder) | Even vaak (% personen van 12 jaar of ouder) | Minder vaak (% personen van 12 jaar of ouder) | |
---|---|---|---|
Eenzaam | 28,0 | 68,6 | 3,4 |
Angstig | 20,5 | 76,6 | 2,8 |
Somber | 23,5 | 73,0 | 3,5 |
Gestrest | 24,1 | 67,7 | 8,2 |
Jongvolwassenen mentaal het zwaarst getroffen door corona
De coronacrisis heeft de meeste invloed gehad op de mentale gezondheid van jongvolwassenen (18- tot 25-jarigen). Bijna de helft van hen (45 procent) zei zich vaker eenzaam te voelen, 37 procent voelde zich vaker somber en 31 procent vaker gestrest. Bij ouderen in de leeftijd van 65-79 jaar was dit respectievelijk 25, 18 en 13 procent. Veranderingen in angstgevoel zijn niet leeftijdsspecifiek (zie Maatwerktabel). Maar, hoewel de toename overheerste, bleek ook het omgekeerde het vaakst het geval bij jongvolwassenen: het percentage dat aangaf juist minder vaak last te hebben van negatieve gevoelens is iets hoger dan bij de andere leeftijdsgroepen. Zo was 7 procent van de 18-24-jarigen minder vaak eenzaam en 13 procent minder vaak gestrest.
Vrouwen vaker last van coronacrisis
Vrouwen hebben mentaal meer onder de crisis geleden dan mannen. In alle leeftijdscategorieën voelden zij zich vergeleken met de periode vóór de crisis veel vaker angstig dan mannen. Zo voelde 27 procent van de vrouwen van 65 jaar of ouder zich vaker angstig, tegen 12 procent van de 65-plus mannen. Op alle leeftijden hadden vrouwen ook vaker stress. Jongvolwassen vrouwen en oudere vrouwen hadden ook vaker last van somberheid dan mannen en oudere vrouwen waren beduidend vaker eenzaam.
Alleenstaanden veel vaker eenzaam door corona
Ook de huishoudsamenstelling speelde een rol bij de inschatting van het effect van de coronacrisis op de mentale gezondheid. Zo voelden alleenstaanden zich vergeleken met de periode vóór de coronamaatregelen veel vaker eenzaam dan niet-alleenstaanden: bij 65-plussers ging het om 44 procent tegen 19 procent. Bij 25- tot 64-jarigen was het beeld vergelijkbaar. Ook waren alleenstaanden iets vaker somber.
Ouders met jonge kinderen vaker gestrest dan voor de crisis
Er was geen samenhang tussen het hebben van kinderen in huis en het ervaren van veranderingen in eenzaamheid, angst en somberheid. Wel waren personen met jonge kinderen in vergelijking met anderen duidelijk vaker gestrest dan voor de crisis (zie maatwerktabel). Dit komt voor een deel door de relatie met leeftijd: ouders met jonge kinderen zijn zelf wat jonger. Personen in de leeftijd van 18 tot 40 jaar zijn vaker gestrest door corona dan oudere leeftijdsgroepen (zie figuur 3.2.4).
Vaker (%) | Even vaak (%) | Minder vaak (%) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 18 jaar | 25,4 | 71,1 | 3,5 | |
18 tot 25 jaar | 44,8 | 47,8 | 7,3 | |
25 tot 40 jaar | 30,8 | 65,5 | 3,7 | |
40 tot 65 jaar | 22,8 | 74,2 | 3,0 | |
65 tot 80 jaar | 25,0 | 73,7 | 1,3 | |
80 jaar of ouder | 35,4 | 60,7 | 4,0 | |
18- tot 25-jarigen | ||||
Man | 41,8 | 51,9 | 6,3 | |
Vrouw | 48,0 | 43,6 | 8,4 | |
25-tot 65-jarigen | ||||
Alleenstaand | 41,9 | 54,7 | 3,4 | |
Niet alleenstaand | 21,9 | 74,8 | 3,3 | |
Man | 24,8 | 71,9 | 3,2 | |
Vrouw | 26,6 | 70,1 | 3,3 | |
65-plussers | ||||
Alleenstaand | 43,6 | 53,7 | 2,8 | |
Niet alleenstaand | 19,0 | 79,6 | 1,4 | |
Man | 18,3 | 79,3 | 2,5 | |
Vrouw | 35,8 | 63,0 | 1,2 |
Vaker (%) | Even vaak (%) | Minder vaak (%) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 18 jaar | 19,9 | 75,5 | 4,6 | |
18 tot 25 jaar | 37,3 | 57,6 | 5,0 | |
25 tot 40 jaar | 27,6 | 69,4 | 3,0 | |
40 tot 65 jaar | 21,0 | 75,8 | 3,2 | |
65 tot 80 jaar | 17,5 | 79,7 | 2,8 | |
80 jaar of ouder | 19,7 | 74,7 | 5,6 | |
18- tot 25-jarigen | ||||
Man | 31,0 | 63,2 | 5,9 | |
Vrouw | 43,8 | 52,0 | 4,2 | |
25- tot 65-jarigen | ||||
Alleenstaand | 29,3 | 66,3 | 4,4 | |
Niet alleenstaand | 22,0 | 75,1 | 2,8 | |
Man | 23,7 | 73,2 | 3,1 | |
Vrouw | 23,2 | 73,7 | 3,1 | |
65-plussers | ||||
Alleenstaand | 23,3 | 72,4 | 4,3 | |
Niet alleenstaand | 15,3 | 81,8 | 2,9 | |
Man | 12,4 | 83,7 | 3,9 | |
Vrouw | 23,3 | 73,8 | 2,9 |
Vaker (%) | Even vaak (%) | Minder vaak (%) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 18 jaar | 19,5 | 69,5 | 10,9 | |
18 tot 25 jaar | 31,2 | 55,5 | 13,3 | |
25 tot 40 jaar | 29,8 | 59,5 | 10,7 | |
40 tot 65 jaar | 24,5 | 68,6 | 6,9 | |
65 tot 80 jaar | 13,1 | 82,9 | 4,0 | |
80 jaar of ouder | 24,4 | 70,4 | 5,2 | |
18- tot 25-jarigen | ||||
Man | 23,7 | 64,6 | 11,8 | |
Vrouw | 39,0 | 46,1 | 14,9 | |
25- tot 65-jarigen | ||||
Alleenstaand | 25,3 | 64,4 | 10,3 | |
Niet alleenstaand | 26,7 | 65,5 | 7,8 | |
Man | 22,6 | 69,0 | 8,4 | |
Vrouw | 30,3 | 61,5 | 8,2 | |
65-plussers | ||||
Alleenstaand | 18,7 | 76,3 | 5,0 | |
Niet alleenstaand | 13,8 | 82,3 | 3,9 | |
Man | 9,5 | 85,6 | 4,9 | |
Vrouw | 21,2 | 75,2 | 3,6 |
Vaker mentale problemen na verandering werksituatie door corona
Werkenden waarbij de werksituatie veranderde door de coronacrisis – het gaat dan om (meer) thuiswerken, minder werken of juist meer werken – voelden zich vaker eenzaam, angstig, somber of gestrest dan in de periode ervoor in vergelijking met werkenden bij wie de werksituatie niet veranderd was (zie maatwerktabel). Bij personen die vóór de coronacrisis geen werk hadden waren de veranderingen in mentale gezondheid door de crisis vergelijkbaar met degenen bij wie de werksituatie veranderde.
Vooral vaker stress bij verandering werksituatie
Er is veel variatie in verandering van stress bij werkenden. Personen die tijdens de coronacrisis meer gingen werken waren het vaakst gestrester: 39 procent tegen 19 procent van degenen bij wie het werk niet veranderde. Degenen die tijdens de crisis thuis gingen werken of minder gingen werken waren ook vaker gestrest dan vóór de crisis. Tegelijkertijd waren er onder hen ook substantiële groepen die juist ‘minder stress’ ervaarden, namelijk 11 procent van de thuiswerkers en 13 procent van degenen die minder werkten.
Ervaren impact corona op mentale gezondheid verschilt nauwelijks naar opleidingsniveau
Bij 25-plussers verschilden de veranderingen in mentale gezondheid door corona nauwelijks naar opleidingsniveau. Met name in de groep 25- tot 65-jarigen waren hoogopgeleiden weliswaar vaker eenzaam, somber en gestrest dan lageropgeleiden, maar deze verschillen hielden verband met de relatief vaak wisselende werksituatie van hoogopgeleiden.
3.3 Ontwikkeling mentale gezondheid in kwartaalcijfers
Het feit dat mensen aangeven dat hun mentale gezondheid tijdens de coronacrisis is achteruitgegaan hoeft niet per se te betekenen dat hun mentale gezondheid ook in absolute zin laag is. In deze paragraaf wordt op basis van de reguliere MHI-vragen uit de Gezondheidsenquête in kwartaalcijfers voor de jaren 2019, 2020 en het eerste halfjaar van 2021 geschetst hoe de mentale gezondheid zich in deze periode heeft ontwikkeld. Weergegeven zijn de percentages Nederlanders die in de vier weken vóór enquêtering ‘psychisch ongezond’ waren, ook uitgesplitst naar de onderliggende vijf MHI-componenten (neerslachtigheid/somberheid, zenuwachtigheid, in de put zitten, kalmte/rust, en geluk). Hiermee ontstaat de mogelijkheid om de relatieve ontwikkeling van de mentale gezondheid door corona zoals beschreven in paragraaf 3.2 te relateren aan de ontwikkeling op het absolute niveau. Een kanttekening hierbij is dat eenzaamheid geen onderdeel is van de MHI, dus wel meegenomen wordt bij de relatieve ontwikkeling maar niet bij het absolute niveau.
Eind 2020 en vooral in eerste helft 2021 slechtere mentale gezondheid
Terwijl de mentale gezondheid van Nederlanders in 2019 en de eerste drie kwartalen van 2020 min of meer stabiel bleef, was er sinds het vierde kwartaal van 2020 en vooral in het eerste kwartaal van 2021 duidelijk sprake van een verslechtering die in het tweede kwartaal op hetzelfde niveau bleef. Het percentage psychisch ongezonde personen steeg van 11 procent in het derde kwartaal 2020, 12 procent in het vierde kwartaal 2020 tot 15 procent in het eerste en tweede kwartaal van 2021. De mentale gezondheid is sinds de monitoring hiervan in 2001 nog nooit zo slecht geweest.
% psychisch ongezond (% psychisch ongezond, personen van 12 jaar of ouder) 2001 1 10,3 2001 2 11,5 2001 3 9,8 2001 4 12,4 2002 1 10,8 2002 2 10,7 2002 3 9,4 2002 4 9,3 2003 1 10,7 2003 2 8 2003 3 8,7 2003 4 11 2004 1 10,1 2004 2 10,1 2004 3 10,2 2004 4 11 2005 1 11,7 2005 2 9,6 2005 3 9,6 2005 4 10,2 2006 1 9,8 2006 2 10 2006 3 9,9 2006 4 8,6 2007 1 9,8 2007 2 9,5 2007 3 9,4 2007 4 10,6 2008 1 7,6 2008 2 9,3 2008 3 8,7 2008 4 9,2 2009 1 11,7 2009 2 9,6 2009 3 8 2009 4 9,7 2010 1 10,5 2010 2 12 2010 3 10 2010 4 10,2 2011 1 11,8 2011 2 9,3 2011 3 11,1 2011 4 11,7 2012 1 11 2012 2 10,5 2012 3 10,9 2012 4 10,7 2013 1 11,2 2013 2 10,4 2013 3 10,9 2013 4 10,9 2014 1 10,1 2014 2 11,5 2014 3 9,9 2014 4 11,5 2015 1 10,6 2015 2 11,1 2015 3 9,5 2015 4 11,4 2016 1 12,2 2016 2 11,5 2016 3 11,1 2016 4 11,3 2017 1 10,8 2017 2 11 2017 3 11,3 2017 4 11,1 2018 1 12,6 2018 2 12 2018 3 10,9 2018 4 12,2 2019 1 11,3 2019 2 11,1 2019 3 11,3 2019 4 12,2 2020 1 12 2020 2 11,8 2020 3 11,3 2020 4 12,5 2021* 1 15,2 2021* 2 15,5 2021* 2021* * voorlopige cijfers
Bij het inzoomen op de cijfers van de afgelopen jaren en rekening houdend met eventuele seizoensinvloeden (waarbij ook naar hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar wordt gekeken), blijkt dat alleen op de items ‘neerslachtigheid/somberheid’ en ‘geluk2)’ na het derde kwartaal een duidelijke verslechtering is opgetreden. In het eerste en tweede kwartaal van 2021 veranderden deze gevoelens van somberheid en geluk niet. In het tweede kwartaal van 2021 is het gevoel van onrust opvallend gestegen: 22 procent van de bevolking voelde zich ‘soms, zelden of nooit’ kalm en rustig. In het derde kwartaal van 2020 was dit nog 15 procent.
Vaak, meestal of voortdurend neerslachtig en somber (% personen van 12 jaar of ouder) | Vaak, meestal of voortdurend erg zenuwachtig (% personen van 12 jaar of ouder) | Vaak, meestal of voortdurend zo erg in de put dat niets u kon opvrolijken (% personen van 12 jaar of ouder) | Soms, zelden of nooit kalm en rustig (% personen van 12 jaar of ouder) | Soms, zelden of nooit gelukkig (% personen van 12 jaar of ouder) | Psychisch ongezond (% personen van 12 jaar of ouder) | |
---|---|---|---|---|---|---|
2019-1 | 6,2 | 7,8 | 4,6 | 18 | 15,8 | 11,3 |
2019-2 | 7,1 | 8,4 | 4,4 | 18 | 15,6 | 11,1 |
2019-3 | 6,3 | 7,7 | 4 | 16,7 | 16,9 | 11,3 |
2019-4 | 7,2 | 8,6 | 4,9 | 18,1 | 17,5 | 12,2 |
2020-1 | 6,7 | 8,8 | 3,4 | 19 | 19,4 | 12 |
2020-2 | 7,2 | 7,1 | 4,5 | 18,5 | 17,7 | 11,8 |
2020-3 | 7,3 | 6,1 | 4,2 | 15,4 | 17,6 | 11,3 |
2020-4 | 9,3 | 7,2 | 4,4 | 18,9 | 20 | 12,5 |
2021-1 * | 9,9 | 7,6 | 5,5 | 18,1 | 20,6 | 15,2 |
2021-2 * | 9,6 | 9,7 | 6,1 | 21,9 | 21,2 | 15,5 |
* voorlopige cijfers |
Forse verslechtering mentale gezondheid jongeren en jongvolwassenen vanaf eind 2020
Wanneer de kwartaalcijfers, die verbijzonderingen van jaarcijfers zijn, verder worden uitgesplitst naar leeftijd ontstaat door het lage aantal waarnemingen per leeftijdscategorie een grillig beeld. Toch is duidelijk dat vooral de jongeren met name vanaf eind 2020 een verslechtering in mentale gezondheid laten zien. Zo steeg het percentage 18- tot 25-jarigen dat onder de MHI-5 grenswaarde voor ‘psychisch gezond’ scoorde fors tussen het laatste kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021. Een kwart van deze jongvolwassenen was in het eerste halfjaar van 2021 psychisch ongezond.
Bij de 25- tot 40-jarigen was vooral in het eerste kwartaal van 2021 de mentale gezondheid relatief laag, maar is er in het tweede kwartaal een duidelijke verbetering te zien. Deze groep zit mentaal weer op hetzelfde niveau als voorheen. In het tweede kwartaal van 2021 is de mentale gezondheid van met name de 40- tot 65-jarigen verslechterd: in 2020 was rond de 12 procent ongezond, in het tweede kwartaal van 2021 was dit opgelopen naar 17 procent. De veranderingen die de andere leeftijdsgroepen in het tweede kwartaal laten zien, zijn niet statistisch significant. De mentale gezondheid van de 65-plussers is gedurende de hele coronaperiode weinig veranderd.
Totaal (% psychisch ongezond) | 12 tot 18 jaar (% psychisch ongezond) | 18 tot 25 jaar (% psychisch ongezond) | 25 to 40 jaar (% psychisch ongezond) | 40 tot 65 jaar (% psychisch ongezond) | 65 jaar of ouder (% psychisch ongezond) | |
---|---|---|---|---|---|---|
2019 kwartaal 1 | 11,3 | 10,2 | 12,6 | 10,8 | 10,8 | 12,8 |
2019 kwartaal 2 | 11,1 | 6,7 | 15,3 | 13,7 | 10,9 | 8,5 |
2019 kwartaal 3 | 11,3 | 5,2 | 11,9 | 12 | 13 | 9,5 |
2019 kwartaal 4 | 12,2 | 10,4 | 11,2 | 13,3 | 14,1 | 8,8 |
2020 kwartaal 1 | 12 | 6,1 | 11,6 | 15,2 | 12,5 | 9,8 |
2020 kwartaal 2 | 11,8 | 8,4 | 15,4 | 13,7 | 12,1 | 9,3 |
2020 kwartaal 3 | 11,3 | 3,8 | 15,3 | 14,5 | 10,8 | 9,7 |
2020 kwartaal 4 | 12,5 | 10,3 | 12,9 | 14,7 | 12,8 | 10,2 |
2021 kwartaal 1* | 15,2 | 13,2 | 26,6 | 18,4 | 14,9 | 9,6 |
2021 kwartaal 2* | 15,5 | 13,3 | 23,8 | 13,2 | 16,7 | 12,6 |
* voorlopige cijfers |
Gevoelens van neerslachtigheid en somberheid waren bij 40-minners al eerder in het jaar 2020 te zien. Zo gaf 10 procent van de 18- tot 40-jarigen al in het derde kwartaal van 2020 aan zich vaak tot voortdurend somber te voelen (wat hoger is dan in het derde kwartaal van 2019) en steeg dit in het vierde kwartaal naar 15 procent. Deze stijging was zowel bij de jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) als bij de volwassenen van 25 tot 40 jaar zichtbaar. De toename in somberheidsgevoelens onder jongeren (12- tot 18-jarigen) in kwartaal 4 is in verband met het beperkte aantal waarnemingen niet statistisch significant (zie maatwerktabel). In het tweede kwartaal van 2021 voelden veel minder 25- tot 40-jarigen zich somber; bij de jongvolwassenen was er geen sprake van een significante daling.
Bij 40-plussers was het percentage dat zich vaak tot voortdurend somber voelde vrij stabiel, ook gedurende de coronacrisis. Wel lag het percentage 40- tot 65-jarigen met somberheidsgevoelens in het tweede kwartaal van 2021 iets hoger dan in vergelijkbare kwartalen in de voorgaande jaren.
Totaal (% personen dat zich vaak, voortdurend of altijd neerslachtig en somber voelde in de 4 weken vóór enquête) | 12 tot 18 jaar (% personen dat zich vaak, voortdurend of altijd neerslachtig en somber voelde in de 4 weken vóór enquête) | 18 tot 25 jaar (% personen dat zich vaak, voortdurend of altijd neerslachtig en somber voelde in de 4 weken vóór enquête) | 25 tot 40 jaar (% personen dat zich vaak, voortdurend of altijd neerslachtig en somber voelde in de 4 weken vóór enquête) | 40 tot 65 jaar (% personen dat zich vaak, voortdurend of altijd neerslachtig en somber voelde in de 4 weken vóór enquête) | 65 jaar of ouder (% personen dat zich vaak, voortdurend of altijd neerslachtig en somber voelde in de 4 weken vóór enquête) | |
---|---|---|---|---|---|---|
2019-1 | 6,2 | 7,4 | 6,8 | 5,4 | 6,8 | 5,1 |
2019-2 | 7,1 | 4,8 | 10,9 | 9,9 | 6,2 | 4,8 |
2019-3 | 6,3 | 2,4 | 8,2 | 5,2 | 8,4 | 4,4 |
2019-4 | 7,2 | 6,2 | 8,1 | 8,6 | 7,7 | 4,9 |
2020-1 | 6,7 | 2,8 | 7,8 | 9 | 7,2 | 4 |
2020-2 | 7,2 | 5 | 11,5 | 10,3 | 6,4 | 4,9 |
2020-3 | 7,3 | 3,8 | 9,9 | 10,2 | 6,2 | 6,7 |
2020-4 | 9,3 | 8,6 | 13,4 | 15,5 | 7,4 | 4,6 |
2021-1* | 9,9 | 14,3 | 16,5 | 13,1 | 8,9 | 4,8 |
2021-2* | 9,6 | 11,4 | 14 | 8,5 | 10,5 | 6,2 |
* voorlopige cijfers |
2) Bij het onderzoek Sociale samenhang en welzijn wordt het geluksniveau op een andere manier gemeten. In dat onderzoek wordt het volgende gevraagd: 'Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u zichzelf een gelukkig mens vindt. Een 1 staat voor volledig ongelukkig en 10 voor volledig gelukkig?' Iedereen met een score van 7 of hoger wordt hierbij geclassificeerd als gelukkig.
3) Let wel, de antwoorden op de coronavragen kunnen betrekking hebben op de hele coronaperiode vóór enquêtering. De respondent kan dus een specifieke periode, bijvoorbeeld de eerste lockdown, in gedachten hebben gehad.