De arbeidsmarktsituatie na een scheiding

4. Conclusie

Scheiden gaat gepaard met veranderingen in arbeidsparticipatie en arbeidsduur van met name vrouwen. Zij begonnen in de vijf jaren na hun scheiding in 2014 gemiddeld genomen vaker met betaald werk en de deeltijdfactor steeg meer dan bij samengebleven seksegenoten. Hoewel zij ook eerder met werk stopten, ligt de arbeidsparticipatie in uren na vijf jaar duidelijk boven die van samengebleven vrouwen. Bij mannen gaat de scheiding aanvankelijk gepaard met minder arbeidsparticipatie in uren, maar na enkele jaren is dit alweer verdwenen.

Bij een scheiding gaat de arbeidsduur van werkende vrouwen omhoog. Dit geldt met name voor oudere vrouwen (39 tot 60 jaar) met minderjarige kinderen die tijdens de onderzoeksperiode die leeftijdsgrens naderden of bereikten, waardoor het makkelijker werd zorg voor kinderen met werk te combineren. Ook gingen gescheiden vrouwen die geen nieuwe partner vonden, relatief vaak meer uren werken. Bij werkende mannen houdt een scheiding nauwelijks verband met de arbeidsduur.

Bij arbeidsparticipatie is het beeld meer diffuus. Niet werkende vrouwen begonnen in de vijf jaren na hun scheiding in 2014 gemiddeld genomen vaker met betaald werk dan samengebleven vrouwen. Hier staat tegenover dat vooral werkende jonge moeders vaker met werken stopten dan samengebleven seksegenoten. Ook gescheiden mannen begonnen én stopten na 2014 vaker met werk dan samenblijvers. Van verhoogde arbeidsdynamiek (relatief veel starters én stoppers) is echter vooral sprake bij vrouwen. In het algemeen vonden gescheiden personen net als samenblijvers makkelijker een baan na 2014 naarmate het behaalde onderwijsniveau hoger is.

Wie na de scheiding weer een partner heeft, heeft vaker werk dan degenen die zonder relatie blijven. Dit betekent niet dat opnieuw gaan samenwonen per se een stimulans is om te gaan werken. Een ruime meerderheid van de mannen en vrouwen die begonnen met werken, had al werk op het moment dat zij een adres gingen delen met een nieuwe partner.