Auteur: Lenny Stoeldraijer
Sterfte en levensverwachting in de 21ste eeuw: waarom veranderde de trend rond 2012?

2. Factoren die de levensverwachting beïnvloeden

Niet alle mensen leven even lang. Er zijn verschillen tussen mannen en vrouwen, gehuwden en ongehuwden en tussen mensen die in Nederland wonen of in een ander land. Op macroniveau zijn er een aantal factoren die de levensverwachting van de bevolking beïnvloeden:

  1. De biologische limiet van de levensverwachting

  2. Het aanbod en de kwaliteit van de zorg

  3. Medische technologie

  4. Sociaaleconomische status

  5. Leefstijlfactoren

Experts op het gebied van de sterfte hebben herhaaldelijk beweerd dat we tegen de grenzen van de levensverwachting aanzaten (bijvoorbeeld Dublin, 1928, Olshansky et al. 1990, 2001). Regelmatig werd ook het tegendeel bewezen. In 2002 toonden Oeppen en Vaupel aan dat de best presterende levensverwachting gedurende 160 jaar steeg met een kwart jaar per jaar: van 45 jaar in 1840 (Zweedse vrouwen) naar bijna 85 jaar in 2000 (Japanse vrouwen) (Oeppen and Vaupel, 2002). Het is mogelijk dat deze uitzonderlijk constante prestatie toch gaat veranderen en dat daarom de levensverwachting minder snel toeneemt dan voorheen.

Over het algemeen geldt dat hoe beter de zorg is, hoe hoger de levensverwachting is. Goede zorg kost echter geld. Met het ouder worden van de bevolking, en de toenemende zorgvraag, is de betaalbaarheid van de zorg erg belangrijk geworden. Investeringen en (beleids)veranderingen in de zorg bepalen het aanbod en de kwaliteit van het gezondheidssysteem en daarmee, onder andere, de levensverwachting van de bevolking.

Voor vooruitgang in de levensverwachting zijn medische ontwikkelingen nodig. Die zorgen ervoor dat mensen niet meer, of pas op een latere leeftijd, overlijden aan een specifieke ziekte. De levensverwachting neemt daardoor toe. Echter, er is voortdurend nieuwe medische kennis nodig om mensen tijdig te diagnosticeren, goed te kunnen blijven behandelen en te zorgen dat ze op een steeds latere leeftijd overlijden. Op die manier kan de levensverwachting verder stijgen.

Sociaaleconomische status, zoals werkgelegenheid, inkomen, onderwijs en economisch welzijn, heeft vooral een indirect effect op de levensverwachting van de bevolking. Het opleidingsniveau en het inkomen bepalen bijvoorbeeld voor een deel de arbeidsomstandigheden van personen. Ook gaan beroep en leefstijl vaak samen. Ook bepaalt sociaaleconomische status voor een deel het vermogen van mensen om toegang tot goede zorg te krijgen. Veranderingen die van invloed zijn op een groep mensen van een bepaalde sociaaleconomische status kunnen daarom indirect een effect hebben op de levensverwachting van de totale bevolking.

Ook leefstijlfactoren, zoals roken en overmatig alcoholgebruik, ongezonde voeding en gebrek aan lichaamsbeweging beïnvloeden de levensverwachting. Een gezonde leefstijl leidt over het algemeen tot een hogere levensverwachting. Sommige leefstijlen zijn gebonden aan een regio (in Oost-Europese landen wordt meer alcohol gedronken dan in West-Europese landen), aan geslacht (mannen roken en drinken over het algemeen meer dan vrouwen), of aan een bepaalde groep (laagopgeleiden roken meer dan hoogopgeleiden). Veranderingen in leefstijlen, en veranderingen in beleid om leefstijlen te beïnvloeden, hebben dan ook effect op de levensverwachting.

Gezien het feit dat de levensverwachting door verschillende factoren wordt beïnvloed, is het mogelijk dat al de hierboven genoemde factoren hebben bijgedragen aan de afremming van de stijging van de levensverwachting sinds 2012. In het volgende hoofdstuk worden eerst de ontwikkelingen van de sterfte en de levensverwachting besproken om een goed beeld te krijgen van de situatie voor en na 2012. In hoofdstuk 4 zullen vervolgens de factoren en de veranderingen op die gebieden van de periode 2012–2018 ten opzichte van de jaren ervoor worden besproken.