Auteur(s): Daniëlle Groffen, Hans Schmeets
Vrijwilligerswerk 2024

2. Vrijwilligerswerk: het reguliere deel

2.1 Ontwikkelingen in vrijwilligerswerk 

In 2024 hebben 7 557 mensen van 15 jaar of ouder meegedaan aan het onderzoek Sociale samenhang en welzijn (SSW). Hiervan heeft 50 procent aangegeven in de afgelopen twaalf maanden vrijwilligerswerk verricht te hebben voor één of meer organisaties of verenigingen. Hiermee is het aandeel vrijwilligers vergelijkbaar met dat van 2023 en terug op het niveau van voor 2017. Tussen 2012 en 2016 deed gemiddeld 49 procent vrijwilligerswerk. Vanaf 2017 daalde het aandeel vrijwilligers licht tot 47 procent in 2019. In de (corona-)jaren 2020, 2021 en 2022 deed gemiddeld 41 procent vrijwilligerswerk. In 2023 herstelde het aandeel vrijwilligers zich weer naar 49 procent. 

In 2024 geeft 31 procent van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder aan zich in de vier weken voorafgaand aan het interview ingezet te hebben als vrijwilliger voor een organisatie of vereniging. Dit aandeel bleef vrij stabiel in de periode 2012-2019 (30 procent), maar daalde wel fors in 2020 en 2021 (naar respectievelijk 21 en 22 procent). In 2022 was er een toename (naar 27 procent), die zich in 2023 en 2024 heeft voortgezet.

2.1.1 Vrijwilligerswerk
 Afgelopen 12 maanden (% personen van 15 jaar of ouder)Afgelopen 4 weken (% personen van 15 jaar of ouder)
201250,530,7
201349,130,0
201448,029,5
201548,731,1
201649,730,3
201748,529,8
201847,629,9
201946,730,5
202043,820,9
202138,922,3
202241,226,7
202348,729,9
202449,531,2

In 2024 hebben zich, net als in voorgaande jaren, relatief veel mensen ingezet als vrijwilliger bij sportverenigingen (16 procent). Iets minder groot is de vrijwillige inzet voor scholen, buurt en hobbyverenigingen (10 à 11 procent), en voor organisaties die zich richten op verzorging of gezondheidszorg en voor levensbeschouwelijke organisaties (8 à 9 procent). Zeven procent van de bevolking doet vrijwilligerswerk voor jeugd- of buurthuiswerk. Dit is een significante stijging ten opzichte van het voorafgaande jaar, toen dit nog 4 procent was. Vrijwilligerswerk voor culturele verenigingen of organisaties doet 6 procent en 5 procent doet dat voor milieu-, natuur of dierenbescherming. Voor arbeids- en politieke organisaties, sociale hulpverlening en voor vluchtelingenwerk is 2 à 4 procent actief. Vrijwilligerswerk voor een ‘andere organisatie’, zoals de vrijwillige brandweer, collecteren, of vrijwillig werken in een winkel, de horeca of toerisme, doet 10 procent. 

2.1.2 Percentage personen van 15 jaar of ouder dat vrijwilligerswerk doet voor een organisatie
2012201320142015201620172018201920202021202220232024
OrganisatiesSportvereniging15,814,815,114,515,314,514,615,213,011,713,415,716,2
OrganisatiesSchool11,811,110,811,511,611,310,210,68,36,17,410,59,8
OrganisatiesBuurt5,25,25,14,75,34,75,65,74,54,27,110,510,0
OrganisatiesVerzorging of gezondheidszorg9,28,68,68,39,58,78,87,87,36,36,88,79,0
OrganisatiesLevensbeschouwelijke organisatie8,38,37,78,17,67,47,66,76,35,96,47,58,3
OrganisatiesHobby- of gezelligheidsvereniging5,54,94,54,95,34,54,54,74,33,96,410,510,9
OrganisatiesCulturele vereniging5,55,44,85,05,45,05,24,84,83,75,26,16,5
OrganisatiesJeugd- of buurthuiswerk7,78,18,38,58,28,58,78,47,46,04,44,47,0
OrganisatiesSociale hulpverlening1,61,81,71,82,02,01,91,91,61,83,44,23,7
OrganisatiesMilieu, natuur of dierenbescherming..........3,54,75,1
OrganisatiesVluchtelingenwerk, mensenrechten..........2,72,92,4
OrganisatiesArbeids- of politieke organisatie..........1,82,32,2
OrganisatiesAndere organisatie7,37,26,47,07,16,67,27,16,55,68,911,110,3
OrganisatiesWonen2,22,02,11,92,01,82,22,21,62,0...
OrganisatiesVakbond of bedrijfsorganisatie2,52,52,42,12,82,22,22,72,12,2...
OrganisatiesPolitieke organisatie1,51,31,41,41,51,21,31,31,11,1...

Mensen kunnen voor één of meer organisaties of verenigingen vrijwilligerswerk doen. In 2024 deed 23 procent vrijwilligerswerk voor één organisatie of vereniging, 13 procent voor twee, 7 procent voor drie en 7 procent voor vier of meer organisaties of verenigingen. Dit verschilt niet met 2023. 

Er is ook variatie in de mate waarin mensen vrijwilligerswerk doen voor specifieke organisaties of verenigingen in de vier weken voorafgaand aan het interview. In 2024 heeft 9 procent van de bevolking zich in de vier weken voorafgaand aan het interview ingezet als vrijwilliger voor sportverenigingen. Minder vaak, met zo’n 4 tot 6 procent, is men als vrijwilliger actief voor scholen, buurt- of wijkverenigingen, voor levensbeschouwelijke organisaties, voor verzorging en gezondheidszorg, en voor hobbyverenigingen. Nog minder (1 procent) vrijwilligers zijn te vinden bij arbeids- of politieke organisaties en bij vluchtelingenwerk (1 procent). Daarnaast is nog in totaal 7 procent actief voor ‘andere organisaties’. 

2.1.3 Vrijwilligerswerk per organisatie, 2024
 Afgelopen 12 maanden (% personen van 15 jaar of ouder)Afgelopen 4 weken (% personen van 15 jaar of ouder)
Sportvereniging16,28,5
Hobby- of gezelligheidsvereniging10,95,4
Andere organisatie10,36,8
Buurt10,04,4
School9,84,0
Verzorging of gezondheidszorg9,05,3
Levensbeschouwelijke organisatie8,34,8
Jeugd- of buurthuiswerk7,03,2
Culturele vereniging6,53,4
Milieu, natuur of dierenbescherming5,11,9
Sociale hulpverlening3,71,8
Vluchtelingenwerk, mensenrechten2,41,0
Arbeids- of politieke organisatie2,21,1

2.2 Frequentie van en tijd besteed aan het vrijwilligerswerk 

Vrijwilligers onderscheiden zich in de mate waarin ze actief zijn voor organisaties. Aangezien gevraagd is naar de frequentie per soort organisatie zijn veel combinaties mogelijk. Zo kan een vrijwilliger zich wekelijks inzetten voor de sportclub, maandelijks iets doen voor de fanfare, soms meedoen met een werkzaamheid voor het buurthuis en een keer per jaar helpen bij de organisatie van een schoolfeest.

In 2024 deed 40 procent van alle vrijwilligers wekelijks vrijwilligerswerk voor minstens één organisatie. Daarnaast was 29 procent maandelijks actief voor een of meer organisaties. Verder deed bijna de helft soms een activiteit voor een organisatie en 23 procent gaf aan dat dit beperkt is gebleven tot een éénmalige activiteit binnen een jaar. 

Er zijn weinig verschuivingen in de frequentie zichtbaar ten opzichte van 2023, maar wel met 2022. In 2022 waren de vrijwilligers iets actiever: 44 procent deed een wekelijkse en 30 procent een maandelijkse activiteit. Daar staat tegenover dat de groep met een lagere frequentie kleiner was: 45 procent deed soms vrijwilligerswerk en 17 procent éénmalig. 

Dat valt ook af te lezen in onderstaande grafiek, waarbij de mensen zijn samengevoegd die voor ten minste één organisatie of vereniging wekelijks of maandelijks een activiteit doen, tegenover de mensen die zich in alle gevallen soms of éénmalig hebben ingezet. Daaruit komt naar voren dat in 2024 60 procent wekelijks of maandelijks voor minstens één organisatie vrijwilligerswerk deed. Dit is vergelijkbaar met de verdeling in 2023, maar betekent wel een verschuiving ten opzichte van 2022, toen nog 65 procent regelmatig actief was (zie figuur 2.2.1). 

2.2.1 Vrijwiligerswerk: incidenteel of regelmatig?
 Regelmatig (% vrijwilligers)Incidenteel (% vrijwilligers)
202460,339,7
202359,540,5
202265,434,6

In figuur 2.2.2 is het aandeel dat regelmatig (wekelijks of maandelijks) of incidenteel (af en toe of eenmalig) vrijwilligerswerk doet voor de 13 soorten organisaties weergegeven. Bij 5 van de 13 soorten vrijwilligerswerk geeft meer dan de helft van de vrijwilligers aan het vrijwilligerswerk regelmatig te doen. Dit geldt vooral voor vrijwilligerswerk in de verzorging of gezondheidszorg, waarbij 47 procent het vrijwilligerswerk wekelijks en 16 procent maandelijks doet. Ook voor sportverenigingen, levensbeschouwelijke organisaties, culturele verenigingen en voor andere organisaties doen mensen vaker regelmatig dan incidenteel vrijwilligerswerk. Voor buurt- of wijkverenigingen, school, milieu-, natuur- of dierenbescherming, sociale hulpverlening, vluchtelingenwerk en arbeids- of politieke organisaties is de inzet vaker incidenteel dan regelmatig. Voor hobby- en gezelligheidsverenigingen en jeugd- of buurthuiswerk is er nauwelijks verschil tussen het aandeel regelmatige en incidentele vrijwilligers. 

In vergelijking met 2022 zijn mensen in 2023 en 2024 voor bijna alle soorten verenigingen of organisaties minder vaak regelmatig vrijwilligerswerk gaan doen. Dit geldt het sterkst voor arbeids- of politieke organisaties, de verzorging of gezondheidszorg en voor de buurt. Voor school en jeugd- of buurthuiswerk zijn mensen juist vaker regelmatig vrijwilligerswerk gaan doen in 2023 en 2024. 

2.2.2 Frequentie van vrijwilligerswerk, 2024
 Wekelijks (% vrijwilligers)Maandelijks (% vrijwilligers)Af en toe (% vrijwilligers)Eenmalig (% vrijwilligers)
Verzorging of gezondheidszorg46,816,325,911,1
Sportvereniging34,2193511,8
Jeugd- of buurthuiswerk30,618,638,312,5
Hobby- of gezelligheidsvereniging29,619,437,113,9
Culturele vereniging28,523,333,115,1
Sociale hulpverlening28,514,634,722,3
Vluchtelingenwerk, mensenrechten26,318,632,123,1
Levensbeschouwelijke organisatie25,227,835,711,3
Arbeids- of politieke organisatie23,624,535,916
Milieu, natuur of dierenbescherming21,614,840,223,5
School17,817,645,119,5
Buurt16,416,848,218,6
Andere organisatie37,124,225,513,1

In 2024 besteedden vrijwilligers gemiddeld 4,4 uur per week aan vrijwilligerswerk. De grootste groep vrijwilligers, 41 procent, geeft daarbij aan minder dan één uur per week vrijwilligerswerk te doen. Dit zijn vooral mensen die een paar uur per jaar actief zijn als vrijwilliger. Verder is 21 procent van de vrijwilligers 1 tot 3 uur per week actief, 22 procent 3 tot 8 uur, 12 procent 8 tot 20 uur en 4 procent 20 uur of meer. De meeste uren per week worden besteed aan verzorging of gezondheidszorg, gevolgd door vrijwilligerswerk voor hobbyverenigingen en de restgroep van ‘andere organisaties’. De minste uren worden verricht voor buurt- of wijkverenigingen en voor scholen. 

De vergelijking met 2022 leert dat destijds vrijwilligers meer uren actief waren: gemiddeld 4,8 uur per week. In 2022 waren dus aanmerkelijk minder mensen vrijwilliger, maar de vrijwilligers spendeerden daar wel meer tijd aan. Dat spoort met de verschuiving naar meer incidenteel vrijwilligerswerk en is ook af te lezen uit onderstaande figuur. De groep die minstens 1 uur per week actief is, was in 2023 en 2024 met 59 procent iets kleiner dan in 2022 toen nog 61 procent minimaal 1 uur vrijwilligerswerk deed. Daar staat een iets grotere groep met minder dan 1 uur in 2023 en 2024 (41 procent) dan in 2022 (39 procent) tegenover. Deze verschuiving naar meer sporadische werkzaamheden is overigens al langer zichtbaar: in de periode 2017 tot en met 2021 was 32 tot 37 procent minder dan 1 uur actief. 

2.2.3 Uren per week besteed aan vrijwilligerswerk
 Minder dan 1 uur (% vrijwilligers)1 tot 3 uur (% vrijwilligers)3 tot 8 uur (% vrijwilligers)8 tot 20 uur (% vrijwilligers)20 uur of meer (% vrijwilligers)
202441,320,821,911,84,2
202341,720,921,711,04,7
202238,622,122,612,24,5

Voor bijna alle soorten organisaties of verenigingen zijn mensen vaker minder dan 1 uur per week aan vrijwilligerswerk gaan besteden ten opzichte van 2022. Dit geldt het sterkst voor arbeids- of politieke organisaties, de verzorging of gezondheidszorg en voor de buurt. Voor scholen besteden mensen juist vaker ten minste 1 uur per week.

2.3 Duur vrijwilligerswerk en toekomstplannen 

De duur van het vrijwilligerswerk verschilt naar het soort organisatie waarvoor activiteiten worden gedaan. Het kortst durend zijn de activiteiten voor vluchtelingenwerk: een kleine meerderheid van 54 procent is daar een jaar of langer voor actief. Dat loopt op naar 72 procent bij de levensbeschouwelijke organisaties, en 73 procent bij ‘andere organisaties’. Dat is vergelijkbaar met 2023. 

2.3.1 Duur vrijwilligerswerk naar organisatie, 2024
 Meer dan een jaar (% vrijwilligers)Minder dan een jaar (% vrijwilligers)Minder dan een half jaar (% vrijwilligers)Minder dan een maand (% vrijwilligers)
Andere organisatie73,510,37,29,0
Levensbeschouwelijke organisatie72,310,04,912,8
Sportvereniging70,612,27,010,2
Arbeids- of politieke organisatie70,012,110,57,4
Culturele vereniging64,210,56,518,7
Jeugd- of buurthuiswerk63,810,28,817,2
Verzorging of gezondheidszorg62,113,810,713,4
Buurt61,610,89,817,8
Hobby- of gezelligheidsvereniging60,512,88,817,8
Milieu, natuur of dierenbescherming59,413,89,217,6
Sociale hulpverlening55,015,07,123,0
Vluchtelingenwerk, mensenrechten54,018,211,916,0
School51,216,49,822,7

Er is ook gevraagd of men van plan was om het vrijwilligerswerk voor de organisatie over een jaar nog steeds te doen. In 2024 gaf 69 procent aan dat van plan te zijn. 

De belangstelling om als vrijwilliger ook op langere termijn actief te zijn, varieert per soort organisatie. Is dat een levensbeschouwelijke organisatie of ‘andere organisatie’, dan zegt 70 procent zich ook het volgend jaar hiervoor te willen inzetten. Dat neemt af naar 51 procent bij de sociale hulpverlening en iets minder dan de helft bij vluchtelingenwerk. Bij sociale hulpverlening (18 procent) en vluchtelingenwerk (14 procent) wordt ook het vaakst aangegeven dat men niet van plan is om het vrijwilligerswerk volgend jaar nog steeds te doen. Bij vluchtelingenwerk (18 procent) wordt het vaakst aangegeven al gestopt te zijn. Vrijwilligers bij milieu-, natuur- of dierenbeschermingsorganisaties geven het vaakst aan dat zij niet weten of ze dit vrijwilligerswerk volgend jaar nog doen (27 procent). 

2.3.2 Van plan om vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen, 2024
 Ja (% vrijwilligers)Nee (% vrijwilligers)Al gestopt (% vrijwilligers)Weet het niet (% vrijwilligers)
Levensbeschouwelijke organisatie70,55,67,016,9
Andere organisatie70,58,07,713,8
Arbeids- of politieke organisatie65,010,810,313,9
Sportvereniging64,97,710,816,6
Culturele vereniging63,910,79,316,0
Jeugd- of buurthuiswerk61,59,010,618,9
Buurt58,79,88,523,0
Milieu, natuur of dierenbescherming56,27,09,827,0
School56,011,911,620,5
Verzorging of gezondheidszorg54,87,612,625,0
Hobby- of gezelligheidsvereniging54,712,510,822,0
Sociale hulpverlening50,917,911,519,7
Vluchtelingenwerk, mensenrechten46,814,317,821,1

2.4 Verschillen in vrijwilligerswerk tussen bevolkingsgroepen

Leeftijd en geslacht

Het vrijwilligerswerk varieert tussen de leeftijdsgroepen. In 2024 deden 65- tot 75-jarigen (53 procent) en 35- tot 55-jarigen (52 procent) het vaakst vrijwilligerswerk, gevolgd door jongeren tussen 15 en 25 jaar. Personen tussen 25 en 35 jaar (43 procent) en van 75 jaar of ouder (46 procent) zetten zich het minst vaak in als vrijwilliger. Ten opzichte van 2023 en 2022 zijn de verschillen tussen leeftijdsgroepen kleiner geworden. Vooral jongeren van 15 tot 25 jaar zijn vaker vrijwilligerswerk gaan doen. 

2.4.1 Vrijwilligerswerk naar leeftijd
 2024 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2023 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2022 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)
15 tot 25 jaar51,146,441,0
25 tot 35 jaar43,241,034,2
35 tot 45 jaar52,156,144,6
45 tot 55 jaar51,653,144,6
55 tot 64 jaar49,246,340,1
65 tot 75 jaar52,954,648,4
75 jaar of ouder46,443,034,5

Ook het soort vrijwilligerswerk waarvoor mensen actief zijn, verschilt per leeftijdsgroep. Zo zijn de 35- tot 45-jarigen, met vaak schoolgaande kinderen, vooral actief voor een school (25 procent). De 65- tot 75-jarigen zetten zich relatief vaak in voor organisaties op het gebied van verzorging of gezondheid (15 procent) en cultuur (11 procent). De 45- tot 55-jarigen (22 procent) en 15- tot 25- jarigen (21 procent) doen het vaakst vrijwilligerswerk bij een sportvereniging (tabellenbijlage B.1). Gemiddeld besteden 65-plussers die vrijwilligerswerk doen daar meer uren per week aan dan mensen jonger dan 65 jaar. De 25- tot 35-jarigen spenderen er 3,0 uur aan en dat loopt op naar 5,8 uur bij de 75-plussers en 6,9 uur bij de 65- tot 75-jarigen (zie tabellenbijlage B.2). 

Mannen en vrouwen hebben zich in 2024 even vaak ingezet als vrijwilliger. Wel zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen naar het soort vrijwilligerswerk. Zo zijn vrouwen vaker dan mannen actief op school of in de zorg. Mannelijke vrijwilligers zijn daarentegen actiever op het gebied van sport. Mannen en vrouwen verschillen niet in het gemiddelde aantal uren per week dat ze vrijwilligerswerk doen (zie tabellenbijlage B.1 en B.2).

Van alle vrijwilligers doet 60 procent dat regelmatig (wekelijks of maandelijks) en 40 procent incidenteel (soms of eenmalig). Bij de 55-plussers is de inzet als vrijwilliger vaker regelmatig van aard dan van de 55-minners. Naar specifieke leeftijdsgroep varieert dit van 49 procent bij 15 tot 25 jaar, tot 77 procent bij 65 tot 75 jaar (zie figuur 2.4.2). Wel is in 2024 ten opzichte van 2023 een groter deel van de vrijwilligers van 15 tot 35 jaar regelmatig actief. Mannen en vrouwen verschillen niet in de frequentie van hun vrijwilligerswerk.

2.4.2 Regelmatig vrijwilligerswerk doen naar leeftijd, 2024
 Regelmatig (% vrijwilligers)Incidenteel (% vrijwilligers)
15 tot 25 jaar49,350,7
25 tot 35 jaar53,446,6
35 tot 45 jaar53,446,6
45 tot 55 jaar58,241,8
55 tot 64 jaar65,734,3
65 tot 75 jaar76,823,2
75 jaar of ouder68,731,3

Jongeren van 15 tot 25 jaar zijn minder vaak van plan om met het vrijwilligerswerk door te gaan dan de andere leeftijdsgroepen: de helft is daartoe bereid. Ten opzichte van 2023 betekent dit wel een stijging. De bereidheid is het sterkst gegroeid bij de groep van 65 tot 75 jaar: 80 procent is van plan om het vrijwilligerswerk te continueren (zie figuur 2.4.3). In 2023 was dat nog 73 procent. Mannen en vrouwen verschillen niet in hun toekomstplannen (zie tabellenbijlage B.2). 

2.4.3 Van plan om volgend jaar dit vrijwilligerswerk nog te doen
 2024 (% vrijwilligers)2023 (% vrijwilligers)2022 (% vrijwilligers)
15 tot 25 jaar50,446,551,7
25 tot 35 jaar68,965,365,5
35 tot 45 jaar73,171,073,8
45 tot 55 jaar73,673,375,7
55 tot 64 jaar72,473,277,1
65 tot 75 jaar79,973,381,7
75 jaar of ouder66,070,168,4

Onderwijs en inkomen

Onderwijs en inkomen zijn onderscheidend voor het vrijwilligerswerk. Hbo’ers en universitair geschoolden zijn vaker vrijwilliger dan mensen met een (v)mbo-niveau of daarmee vergelijkbaar. Waar van de hbo’ers of universitair geschoolden 56 procent actief is als vrijwilliger, is dat bij mensen met een vmbo-niveau of daarmee vergelijkbaar niveau 42 procent. In 2023 waren deze percentages vergelijkbaar, maar de verschillen zijn wel kleiner geworden dan in 2022.  De groepen met een (v)mbo-niveau besteden gemiddeld wel meer uren per week aan vrijwilligerswerk (respectievelijk 4,8 en 4,7 uur) dan hbo’ers en universitair geschoolden (3,6 uur) (zie tabellenbijlage B.2). 

Ook het soort vrijwilligerswerk verschilt tussen de onderwijsniveaus. Zo zijn mensen met een (v)mbo- niveau iets vaker actief als vrijwilliger voor de zorg. Mensen met een hbo- of wo-diploma zetten zich vaker in voor een school, een sportvereniging, culturele vereniging, arbeids- of politieke organisaties, natuurbehoud, vluchtelingenwerk en voor de buurt (zie tabellenbijlage B.1). 

2.4.4 Vrijwilligerswerk naar onderwijsniveau
 2024 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2023 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2022 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)
Basisonderwijs, vmbo, avo onderbouw, mbo 141,839,831,2
Mbo 2,3,4, havo, vwo49,249,140,1
Hbo-, wo-bachelor, master, doctor56,456,851,9

Van de vrijwilligers met een vmbo-niveau of daarmee vergelijkbaar zegt 57 procent dit regelmatig te doen, terwijl dit bij hbo’ers en universitair geschoolde vrijwilligers 62 procent is. Hbo’ers en universitair geschoolden zijn daarnaast ook vaker van plan om door te gaan met het vrijwilligerswerk dan mensen met een vmbo-niveau of daarmee vergelijkbaar (76 procent versus 58 procent) (zie tabellenbijlage B.2). 

De inzet als vrijwilliger is groter naarmate het besteedbaar huishoudensinkomen hoger is. Van de groep die het minst te besteden heeft (de laagste inkomenskwartielgroep), doet 40 procent vrijwilligerswerk. Dat loopt op naar 55 procent bij de hoogste inkomenskwartielgroep. Het verschil ligt voornamelijk op het gebied van sport, oplopend van 9 procent bij laagste inkomensgroep naar 20 procent bij de hoogste inkomensgroep. Tegenover de grotere deelname onder de groepen die meer te besteden hebben, staat echter een lager aantal uren dat ze als vrijwilliger actief zijn. Van de groep die het minst te besteden heeft, is gemiddeld 5,6 uur actief, en dat loopt af naar 3,8 uur bij de groep met het hoogste inkomen (zie tabellenbijlage B.1 en B.2). 

Voor inkomensgroepen zijn de verschillen in het aandeel dat regelmatig vrijwilligerswerk doet minder groot. Wel zijn de hogere inkomensgroepen vaker van plan om het vrijwilligerswerk over een jaar nog steeds te doen (74 procent versus 60 procent) (zie tabellenbijlage B.2).

2.4.5 Vrijwilligerswerk naar inkomensgroepen
 2024 (% tenminste 1 keer afgelopen 12 maanden)2023 (% tenminste 1 keer afgelopen 12 maanden)2022 (% tenminste 1 keer afgelopen 12 maanden)
Eerste (laagste) kwartiel40,541,434,3
Tweede kwartiel45,745,237,8
Derde kwartiel52,651,643,2
Vierde (hoogste) kwartiel55,054,046,7

Werk en uitkering

Of mensen betaald werk hebben, studeren, gepensioneerd zijn, afhankelijk zijn van een uitkering, of geen inkomen hebben, is ook gerelateerd aan de vrijwillige inzet. Om de verschillen tussen sociaaleconomische groepen goed in beeld te kunnen brengen zijn de verslagjaren 2023 en 2024 samengevoegd. Zelfstandigen (met en zonder personeel, waaronder ook directeuren-grootaandeelhouders, freelancers en meewerkende gezinsleden in een familiebedrijf) hebben met 56 procent het vaakst in de afgelopen twaalf maanden vrijwilligerswerk gedaan, gevolgd door gepensioneerden en studenten. Gepensioneerden en zelfstandigen deden met 37 procent het vaakst vrijwilligerswerk in een periode van vier weken. De laagste deelname is te zien bij de studenten. Dit heeft met name te maken met hun (lagere) leeftijd en hun (op dat moment) hoogst behaalde onderwijsniveau. Als daarmee in de analyses rekening wordt gehouden, dan vervalt het verschil tussen studenten en andere groepen.

Ook het aantal uren dat men als vrijwilliger actief is, varieert naar sociaaleconomische categorie. Mensen met een sociale uitkering en gepensioneerden besteden aanzienlijk meer tijd aan vrijwilligerswerk (respectievelijk 6,7 en 6,4 uur per week) dan werknemers (3,2 uur) en zelfstandigen (3,3 uur) (zie tabellenbijlage B.2). 

2.4.6 Vrijwilligerswerk naar sociaaleconomische positie, 2023/2024
 Vrijwilligerswerk gedaan in de afgelopen 12 maanden (%)Vrijwilligerswerk gedaan in de afgelopen 4 weken (%)
Zelfstandig56,136,9
Gepensioneerd50,237,3
Student50,024,3
Werknemer48,628,9
Zonder inkomen47,629,1
Sociale uitkering42,829,0

Vooral studenten en zelfstandigen zijn actief voor een sportvereniging, terwijl mensen zonder inkomen (voornamelijk gehuwde vrouwen zonder betaald werk) zich vaker inzetten voor school of een levensbeschouwelijke organisatie. Gepensioneerden zijn het meest actief in de zorg, in de buurt, en bij hobby- of gezelligheids- of culturele verenigingen. Ook geven ze vaak aan zich in te zetten voor ‘andere organisaties’ (zie tabellenbijlage B.1).

Gepensioneerden doen het vaakst regelmatig (wekelijks of maandelijks) vrijwilligerswerk (75 procent), gevolgd door mensen met een sociale uitkering (66 procent) en zelfstandigen (63 procent). Bij studenten daarentegen is het vrijwilligerswerk het vaakst incidenteel (af en toe of eenmalig) (53 procent) van aard. 

2.4.7 Vrijwilligerswerk: incidenteel of regelmatig? 2023/2024
 Regelmatig (% vrijwilligers)Incidenteel (% vrijwilligers)
Gepensioneerd74,925,1
Sociale uitkering65,934,1
Zelfstandig63,536,5
Zonder inkomen60,339,7
Werknemer55,344,7
Student47,352,7

Er is ook een sterke variatie in de toekomstplannen van de vrijwilligers (tabellenbijlage B.2). Personen zonder inkomen denken het vaakst het vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen (76 procent) gevolgd door zelfstandigen (74 procent). Minder vaak denken studenten dit het volgende jaar nog te continueren (48 procent), gevolgd door mensen met een sociale uitkering (61 procent). 

Herkomst en religie

Ook herkomst is onderscheidend: 53 procent van de 15-plussers met een Nederlandse herkomst is vrijwilliger, bij degenen die geboren zijn in het buitenland (migranten) is dat 39 procent en bij mensen geboren in Nederland met minimaal 1 ouder geboren in het buitenland (tweede generatie) is dat 40 procent (tabellenbijlage B.1). Deze verschillen houden deels verband – maar niet volledig –  met een andere samenstelling qua leeftijd, onderwijsniveau en inkomen van deze bevolkingsgroepen. Verder doen migranten vaker vrijwilligerswerk voor een levensbeschouwelijke organisatie dan personen met een Nederlandse herkomst en de tweede generatie. 

Vrijwilligers met een Nederlandse herkomst doen het vrijwilligerswerk het vaakst regelmatig (63 procent), tegenover 52 procent van de vrijwilligers die in Nederland zijn geboren maar met minstens 1 ouder geboren in het buitenland en 50 procent van de vrijwilligers geboren in het buitenland. Ook met betrekking tot toekomstplannen zijn er verschillen zichtbaar. Zo geeft 71 procent van de vrijwilligers met een Nederlandse herkomst te kennen dit over een jaar nog steeds te willen doen, tegenover 60 procent van de vrijwilligers die zijn geboren in het buitenland. Met de tweede generatie is er geen verschil (zie tabellenbijlage B.2). 

Migranten besteden vaker minder dan 1 uur per week aan vrijwilligerswerk dan de tweede generatie, die dit juist vaker minstens 3 uur per week doen. Gemiddeld is er echter nauwelijks verschil in de tijd dat een vrijwilliger spendeert: 4,1 uur per week door migranten en 4,4 uur door beide andere herkomstgroepen (zie tabellenbijlage B.2).

Personen die zichzelf rekenen tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering zijn met 54 procent ook vaker actief als vrijwilliger dan mensen die niet behoren tot een religieuze groep (47 procent). Mensen die wel behoren tot een religie doen vaker vrijwilligerswerk voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie (19 procent) maar ook zetten zij zich vaker in voor andere organisaties, zoals verzorging of gezondheidszorg, hobby- of gezelligheidsvereniging en voor de buurtorganisaties dan mensen zonder religie. Andersom zetten mensen zonder religie zich vaker in als vrijwilliger voor een sportvereniging. Vrijwilligers die behoren bij een religieuze groep besteden gemiddeld een uur meer aan hun vrijwilligerswerk dan mensen die zich niet rekenen tot een religie of een levensbeschouwelijke groep (zie tabellenbijlage B.2).

Mensen die behoren bij een religie doen het vrijwilligerswerk iets vaker regelmatig dan mensen zonder religie (64 procent versus 58 procent). In toekomstplannen verschillen zij niet van elkaar. 

Stedelijkheid en regionale verschillen

In zeer sterk stedelijke gebieden geeft 44 procent van de mensen aan vrijwilliger te zijn in 2024, tegen 59 procent in niet-stedelijke gebieden. Deze verbanden kunnen slechts deels verklaard worden door de andere bevolkingssamenstelling in deze gebieden (in sterker verstedelijkte gebieden wonen over het algemeen meer jongeren en mensen met een niet-Nederlandse herkomst). Dit verschil is te zien in vrijwel alle soorten organisaties waar mensen vrijwilligerswerk kunnen doen. Bij vrijwilligerswerk voor de buurt is het verschil het grootst: in zeer sterk stedelijke gebieden zegt 8 procent van de mensen iets voor de buurt te doen, in niet-stedelijke gebieden is dit 18 procent. Ook het verschil bij sportverenigingen is relatief groot: dit varieert van 12 procent vrijwilligers in zeer sterk stedelijke gebieden tot 20 procent vrijwilligers in de niet-stedelijke gebieden (zie tabellenbijlage B.1). 

Hoewel mensen in niet-stedelijke gebieden meer uur besteden dan mensen in zeer sterk stedelijke gebieden, zijn hier de verschillen minder groot. Ook de verschillen in de mate waarin regelmatig vrijwilligerswerk wordt gedaan en of iemand van plan is om volgend jaar door te gaan met het vrijwilligerswerk zijn grotendeels te verklaren door een andere bevolkingssamenstelling in stedelijke en minder stedelijke gebieden (zie tabellenbijlage B.2). 

2.4.8 Vrijwilligers naar stedelijkheid, 2024
Stedelijkheid van de woonomgevingLaatste 12 maanden (% mensen van 15 jaar of ouder)Laatste 4 weken (% mensen van 15 jaar of ouder)
Zeer sterk stedelijk44,325,7
Sterk stedelijk47,329,3
Matig stedelijk52,632,5
Weinig stedelijk53,436,4
Niet stedelijk59,240,7

Er zijn ook regionale verschillen. Om deze in beeld te kunnen brengen zijn de verslagjaren 2023 en 2024 samengevoegd. In de provincie Friesland wordt met 55 procent gemiddeld het meest vrijwilligerswerk gedaan, gevolgd door de provincie Drenthe (54 procent).  In de provincies Noord-Holland (45 procent) en Limburg (46 procent) zijn minder vrijwilligers te vinden. Deze verbanden worden slechts deels verklaard door de bevolkingssamenstelling van deze gebieden. Verder uitsplitsen naar regio is, vanwege de kleine aantallen, niet voor alle regio’s mogelijk in deze periode. Gemiddeld waren over de gehele periode 2012-2024 de minste vrijwilligers te vinden in Zuid-Limburg, Groot-Rijnmond, Groot-Amsterdam en de regio Den Haag. In Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Friesland, Zuidwest-Friesland, Achterhoek en Noord-Overijssel zijn juist relatief veel vrijwilligers actief (zie ook: CBS, 2024; Schmeets, 2023). 

2.4.9 Vrijwilligerswerk naar provincie, 2023/2024
ProvincieCode
Groningen48,6
Friesland55,2
Drenthe54,2
Overijssel53,6
Flevoland47,7
Gelderland52,8
Utrecht49,5
Noord-Holland45,3
Zuid-Holland47,1
Zeeland49,5
Noord-Brabant50,3
Limburg45,8

2.5 Vrijwilligerswerk en welzijn

In overeenstemming met eerdere bevindingen (Schmeets en Arends, 2017), is vrijwilligerswerk gerelateerd aan het welzijn van mensen. In 2024 gaf 90 procent van de vrijwilligers aan gelukkig te zijn, tegenover 84 procent van de mensen die geen vrijwilligerswerk doen. Dit verband blijft bestaan als rekening wordt gehouden met verschillen tussen vrijwilligers en niet-vrijwilligers op andere kenmerken die een rol spelen bij geluk, zoals inkomen, onderwijsniveau, leeftijd en sociaaleconomische positie. De vrijwilligers zijn ook meer tevreden met hun leven: 88 procent van de vrijwilligers zei tevreden te zijn met het leven, tegenover 83 procent van de mensen die geen vrijwilligerswerk deden. Ook dit verschil blijft bestaan na rekening te hebben gehouden met de verschillen tussen vrijwilligers en niet-vrijwilligers op achtergrondkenmerken zoals leeftijd en onderwijsniveau.