Impactmonitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2023

5. Verbinding zorg en veiligheid

Voor een optimale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is een goede verbinding nodig tussen de zorgketen enerzijds en de justitie- en veiligheidsketen anderzijds. Dit geldt zowel bij het in beeld krijgen van (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling als bij het stoppen en duurzaam oplossen van het geweld. 

Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven, was 38 procent van de door Veilig Thuis ontvangen meldingen in het eerste halfjaar van 2023 een melding van acute en/of structureel onveilige casuïstiek. Dit betrof 3 670 meldingen van acute onveiligheid en 24 375 meldingen van structurele onveiligheid. De helft van deze acute onveilige situaties en 65 procent van de structureel onveilige situaties werd gemeld door de politie (zie figuren 5.1 en 5.2). Van het totale aantal meldingen in het 1e halfjaar 2023 was 66 procent afkomstig van de politie (zie figuur 4.3a in het vorige hoofdstuk). 

5.1 Meldingen van acuut onveilige situaties naar organisatie melder
 1e halfjaar 2023* (%)1e halfjaar 2022 (%)1e halfjaar 2021 (%)
Preventieve basisvoorzieningen4,44,74,8
Huisarts1,92,11,6
Overig gezondheidszorg6,16,25,9
GGZ1,82,32,8
Kinderopvang0,70,40,5
Onderwijs7,66,15,9
Jeugdhulp/zorg2,62,12,8
Politie4950,550
Justitie en veiligheid, exclusief politie1,221,7
Maatschappelijk werk4,93,42,6
Beroepsmatig overig7,47,47,1
Burger10,610,512,3
Onbekend1,72,32,1

5.2 Meldingen van structureel onveilige situaties naar organisatie melder
 1e halfjaar 2023* (%)1e halfjaar 2022 (%)1e halfjaar 2021 (%)
Preventieve basisvoorzieningen32,92,9
Huisarts1,111
Overig gezondheidszorg2,62,72,5
GGZ1,922,1
Kinderopvang0,50,30,3
Onderwijs5,24,64,6
Jeugdhulp/zorg2,52,53,3
Politie65,265,262,7
Justitie en veiligheid, exclusief politie0,50,50,5
Maatschappelijk werk2,832,8
Beroepsmatig overig5,75,86,4
Burger8,59,210,5
Onbekend0,40,30,3

Op elk moment kan Veilig Thuis vaststellen dat er geen zorgen (meer) zijn over de veiligheid of dat een andere organisatie de verantwoordelijkheid kan overnemen voor de veiligheidssituatie. Veilig Thuis kan in dat geval naar vele partijen overdragen zoals zorginstellingen, scholen, maatschappelijk werk, het cliëntsysteem zelf of naar partijen in het justitie en veiligheidsdomein. Op basis van alle overdrachten in casussen die in het eerste halfjaar van 2023 zijn afgesloten, kan geconcludeerd worden dat er weinig overdrachten naar het justitie- en veiligheidsdomein plaatsvinden. In 0,6 procent van de in het eerste halfjaar 2023 afgesloten casussen waarin minstens één overdracht is geweest12), is een overdracht naar de politie geweest. In het eerste halfjaar 2022 was dit 0,4 procent. In 0,7 procent was er een overdracht (verzoek tot onderzoek) aan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK); dit percentage daalt sinds het eerste halfjaar 2019 toen het 0,9 procent was. Naast deze overdrachten aan politie en RvdK kunnen (sommige) betrokkenen van een dergelijke casus ook nog zijn overgedragen aan andere partijen. 

In het eerste halfjaar van 2023 zijn door Veilig Thuis 16 180 casussen afgesloten, die betrekking hadden op acute of structureel onveilige situaties13) waarin minstens één overdracht is geweest14). In 0,4 procent van deze casussen is een overdracht aan de politie geweest, dit is een stijging van 0,1 procentpunt ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022. Er zijn weinig overdrachten aan het Openbaar Ministerie in deze casussen (0,1 procent), dit is vergelijkbaar aan het eerste halfjaar van 2022.

Als een kind ernstig in de knel dreigt te raken, helpt de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) om samen met het kind en de ouders de beste oplossing te zoeken. Alleen als het echt niet anders kan, wordt de rechter erbij betrokken, maar het draait altijd om het belang van het kind. Als de (fysieke) veiligheid en de ontwikkeling van het kind gevaar lopen, dan voert de RvdK een onderzoek uit naar de noodzaak en/of toegevoegde waarde van een kinderbeschermingsmaatregel. De RvdK voert in dit verband twee typen onderzoek uit: onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel en onderzoek naar een maatregel ná ondertoezichtstelling (OTS). Bij onderzoek van de tweede soort loopt al een OTS en is de gecertificeerde instelling die de OTS uitvoert van mening dat de opgelegde OTS niet binnen aanvaardbare termijn het gewenste resultaat zal bereiken, namelijk dat ouders de verantwoording voor de opvoeding weer zelfstandig op kunnen pakken (eventueel met vrijwillige hulp). 

In het eerste halfjaar van 2023 heeft de RvdK 6 626 onderzoeken (naar een kinderbeschermingsmaatregel of naar een maatregel ná OTS)15) afgerond, dit zijn er 92 meer dan in het eerste halfjaar van 2022. In 871 van de afgeronde onderzoeken naar een kinderbeschermingsmaatregel werd bij aanvang van het onderzoek direct een voorlopige ondertoezichtstelling aangevraagd, bij 77 onderzoeken werd bij de start direct al een voorlopige voogdij aangevraagd. In het onderzoek beoordeelt de raadsonderzoeker of verplichte hulp de beste oplossing is voor het kind. Als verplichte hulp noodzakelijk wordt geacht, doet de RvdK een verzoek (rekest) aan de rechter voor een kinderbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging met als resultaat voogdij)16). In 63 procent van de 6 626 afgeronde onderzoeken diende de RvdK een rekest in voor een gezagsbeëindigde maatregel (resulterend in voogdij) of een OTS (figuur 5.3). In het eerste halfjaar van 2022 was dit met 64 procent een vergelijkbaar aandeel.

5.3 Aantal afgeronde onderzoeken 1) RvdK naar besluit
 Rekest Ondertoezichtstelling (aantal)Rekest Ondertoezichtstelling + maatregel uithuisplaatsing (aantal)Voogdij (direct) / gezagsbeëindigende maatregel na OTS (aantal)Geen (nieuwe) kinderbeschermingsmaatregel gevraagd (aantal)
1e halfjaar 2019388812447212580
1e halfjaar 2020352111226922293
1e halfjaar 2021367710437402271
1e halfjaar 202228208365222356
1e halfjaar 202327999484212458
1) Alleen onderzoeken naar kinderbeschermingsmaatregel en onderzoeken naar maatregel ná OTS Bron: Raad voor de Kinderbescherming

Als de rechter vervolgens besluit tot het opleggen van een jeugdbeschermingsmaatregel, wordt de maatregel uitgevoerd door een gecertificeerde instelling (GI). In het eerste halfjaar van 2023 zijn 3 955 (voorlopige) ondertoezichtstellingen gestart bij de GI’s. Dit aantal is nagenoeg stabiel gebleven ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022, toen ging het om 3 960 (voorlopige) ondertoezichtstellingen. In het eerste halfjaar van 2021 ging dit nog om 5 265 (voorlopige) ondertoezichtstellingen. 

In het eerste halfjaar van 2023 zijn 4 340 huiselijk geweldzaken ingestroomd bij het Openbaar Ministerie (OM), een daling van 3 procent ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022. Tussen het eerste halfjaar van 2021 en het eerste halfjaar van 2022 daalde de instroom nog met 7 procent. Van deze huiselijk geweldzaken is 81 procent ingestroomd via ZSM, dit is 2 procentpunten minder ten opzicht van het eerste halfjaar van 2022. De afkorting ZSM staat voor zorgvuldig snel maatwerk. Het doel van deze werkwijze is om zorgvuldig, snel en op maat te reageren op criminaliteit. De essentie is dat in elke zaak maatwerk wordt geleverd via een aanpak die recht doet aan de belangen van de verdachte, het slachtoffer en de maatschappij. Daarbij is snelheid een belangrijk element: verdachten en slachtoffers weten snel waar ze aan toe zijn. 
In het eerste halfjaar van 2023 zijn 4 570 huiselijk geweldzaken uitgestroomd bij het OM, dit is een toename van 1 procent ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022. In 60 procent van deze zaken besloot het OM de zaak voor de rechter te brengen (beoordeling dagvaarden),een stijging van 2 procentpunt ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022, in welke periode in totaal 4 520 huiselijk geweld zaken zijn uitgestroomd bij het OM (zie figuur 5.4).

5.4 Bij het OM uitgestroomde huiselijk geweldzaken naar beslissing
 Beoordeling dagvaarden (aantal)OM-strafbeschikking / OM-transactie (aantal)Onvoorwaardelijk sepot (aantal)Overig (aantal)Voorwaardelijk sepot (aantal)
1e halfjaar 20192585205163035630
2e halfjaar 20192620175159520665
1e halfjaar 20202495205168515730
2e halfjaar 20202355230152515880
1e halfjaar 2021283027015200655
2e halfjaar 2021278019513350480
1e halfjaar 20222620160129015435
2e halfjaar 2022267518012900460
1e halfjaar 2023274017512850365

In het eerste halfjaar van 2023 heeft de rechter in eerste aanleg een eindvonnis uitgesproken in 2 730 zaken waarin huiselijk geweld ten laste is gelegd. In dezelfde zaak kunnen meerdere feiten ten laste zijn gelegd. Hoewel de feiten los worden beoordeeld, heeft het eindvonnis betrekking op de hele zaak. Hierdoor hoeft het eindvonnis geen betrekking te hebben op het huiselijk geweld; een schuldigverklaring kan dus voor een ander feit zijn dan huiselijk geweld. In 78 procent van de zaken is een schuldigverklaring uitgesproken en in 8 procent een vrijspraak, in het eerste halfjaar 2022 was dit vergelijkbaar met respectievelijk 78 en 9 procent. In de overige 385 zaken in het eerste halfjaar van 2023 is een ander eindvonnis uitgesproken, dit betreft onder andere gevoegde zaken, dagvaarding nietig, OM niet ontvankelijk en ontslag van rechtsvervolging.

In het eerste halfjaar van 2023 waren er 1 125 zaken waarin alleen huiselijk geweld bewezen is verklaard, dit is een afname van 33 procent ten opzichte van het eerste halfjaar 2022. Deze zaken kunnen dus één of meerdere huiselijk geweldfeiten betreffen per zaak, maar géén feiten van een andere aard. Bij deze zaken kan dus met zekerheid gezegd worden dat de straf is opgelegd voor huiselijk geweld. In één zaak kunnen meerdere straffen worden opgelegd. In 720 van de huiselijk geweldzaken is een taakstraf17) opgelegd (in het eerste halfjaar 2023 waren dit allemaal werkstraffen), al dan niet (deels) voorwaardelijk. In 560 zaken is een vrijheidsstraf opgelegd en in 110 zaken een geldboete, zie figuur 5.5. In 340 zaken is daarnaast ook een schadevergoeding opgelegd en in 20 gevallen een terbeschikkingstelling (TBS).

5.5 Aantal opgelegde straffen in zaken waarbij alleen huiselijk geweld bewezen is verklaard
 Geldboete (aantal opgelegde straffen)Taakstraf (aantal opgelegde straffen)Vrijheidsstraf (aantal opgelegde straffen)
1e halfjaar 20191651100770
2e halfjaar 20191851130875
1e halfjaar 2020105820615
2e halfjaar 20201301130980
1e halfjaar 20211151075880
2e halfjaar 20211401155820
1e halfjaar 20221301185790
2e halfjaar 202290795620
1e halfjaar 2023110720560

Soms treft de politie of bijvoorbeeld Veilig Thuis bij mensen thuis een dreigende situatie aan, maar zijn er (nog) geen strafbare feiten gepleegd. De politie kan dan niemand aanhouden of vervolgen. Met het tijdelijk huisverbod bestaat toch de mogelijkheid om in zo’n situatie in te grijpen. Daarmee zijn partner, kinderen of andere huisgenoten veiliger. Tijdens de periode van het tijdelijk huisverbod mag de pleger het huis niet betreden en geen contact opnemen met de partner of de kinderen. De burgemeester legt dit tijdelijk huisverbod op. Het verbod kan uitsluitend worden opgelegd aan een meerderjarig persoon voor een periode van tien dagen en het kan verlengd worden tot ten hoogste vier weken.

In het eerste halfjaar van 2023 werden per 100 000 inwoners18) ongeveer 11 tijdelijke huisverboden aangevraagd, waarvan circa 9 ook werden opgelegd (figuur 5.6). Vier jaar daarvoor kwam het opleggen van een tijdelijk huisverbod iets vaker voor, in het eerste halfjaar van 2019 werden ongeveer 10 tijdelijke huisverboden opgelegd per 100 000 inwoners. Uit figuur 5.7 is op te maken dat het tijdelijk huisverbod meestal wordt verlengd. In het eerste halfjaar van 2023 duurde 37 procent van de opgelegde tijdelijke huisverboden niet langer dan 10 dagen. Het overgrote deel van de opgelegde tijdelijke huisverboden (55 procent) duurde uiteindelijk 25 tot 28 dagen. 

5.6 Aantal aangevraagde tijdelijke huisverboden per 100 000 inwoners
RijlabelsTHV opgelegd (Aantal)THV niet opgelegd (Aantal)
1e halfjaar 20199,61,8
2e halfjaar 20199,31,9
1e halfjaar 2020102
2e halfjaar 20209,12
1e halfjaar 20219,51,9
2e halfjaar 20218,21,7
1e halfjaar 20228,61,8
2e halfjaar 20228,91,9
1e halfjaar 20238,91,8

5.7 Duur van opgelegde tijdelijke huisverboden
Rijlabels0 t/m 10 dagen (%)10 t/m 25 dagen (%)25 t/m 28 dagen (%)
1e halfjaar 201938,38,852,8
2e halfjaar 201939,68,651,9
1e halfjaar 202040,96,852,3
2e halfjaar 202039,08,752,3
1e halfjaar 202139,19,851,1
2e halfjaar 202139,39,051,7
1e halfjaar 202237,79,253,0
2e halfjaar 202238,49,052,7
1e halfjaar 202336,88,754,5

12) In het 1e halfjaar van 2023 zijn er 46 205 casussen afgesloten. In 38 760 van deze afgesloten casussen heeft er minstens 1 overdracht plaatsgevonden.
13) Bij minstens één van de meldingen in de betreffende casus heeft Veilig Thuis bij de veiligheidstaxatie van de melding de conclusie getrokken dat het gaat om acute of structureel onveilige situatie. 
14) In het 1e halfjaar van 2023 zijn in totaal 18 940 casussen met acute of structurele onveilige situaties afgesloten.
15) Elk onderzoek heeft betrekking op één kind. 
16) Een eventuele bij de start van het onderzoek al aangevraagde voorlopige ondertoezichtstelling of voogdij wordt niet meegeteld bij het aantal ingediende rekesten na afloop van het onderzoek.
17) Een taakstraf kan bestaan uit een werkstraf, een leerstraf of een combinatie daarvan.
18) Het CBS beschikt alleen over gegevens over tijdelijke huisverboden in de volgende 18 Veilig Thuis regio’s: Amsterdam-Amstelland, Groningen, Haaglanden, Hollands-Midden, Kennemerland, Noord- en Midden Limburg, Noord- en Oost, Gelderland, Noord-Holland Noord, Rotterdam-Rijnmond, Zaanstreek-Waterland, Zuid-Limburg, Friesland, Drenthe, Flevoland, Utrecht, Zuid-Holland-Zuid, Gooi en Vechtstreek en Gelderland-Zuid.