Onderweg in Nederland (ODiN) 2018-2020

1. Inleiding

Dit rapport is een herziening van de eerder gepubliceerde plausibiliteitsrapportage ‘Onderweg in Nederland (ODiN) 2020’ en bevat herberekende resultaten van ODiN-onderzoeksjaren 2018, 2019 en 2020. Verplaatsingsonderzoek kent een lange geschiedenis. Van 1978 tot en met 2003 is het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) van veldwerk tot en met analyse uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Vanaf 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).

Aanleiding voor de herziening van de ODiN-bestanden van 2018 tot en met 2020 was dat in 2021 uit nadere controles van de cijfers bleek dat er bij het onderdeel serieverplaatsingen een foutieve berekening had plaatsgevonden vanaf het eerste ODiN-jaar 2018. Omdat bij de onderzoeksjaren 2019 en 2020 ook aanvullende optimalisaties van het verwerkingsproces zijn doorgevoerd, is besloten tot heropleveringen van de ODiN-bestanden van alle drie de jaren. Daarbij zijn de indeling van de bestanden en de processen om de bestanden te genereren voor de onderzoeksjaren 2018, 2019 en 2020 zoveel mogelijk gelijk getrokken. Naar aanleiding van de herziening is besloten de resultaten van alle drie de jaren opnieuw te berekenen en te presenteren in dit rapport.

De basis voor dit eindrapport is de herziening van de eerder gepubliceerde plausibiliteitsrapportage ‘Onderweg in Nederland (ODiN) 2020’1). Om de bruikbaarheid van het document te vergroten is er voor gekozen hierin alle ODiN-resultaten die eerder in tabellen in de landelijke plausibiliteitsrapportages en in de onderzoeksbeschrijvingen van ODiN 2018, 2019 en 2020 zijn opgenomen, opnieuw op te nemen. Dit is uitgevoerd ongeacht of cijfers in een tabel een wijziging naar aanleiding van de herziening hebben ondergaan. Op deze wijze zijn alle ODiN-resultaten in één publicatie terug te vinden. De toelichting bij de tabellen in dit eindrapport maakt duidelijk of er sprake is van gewijzigde cijfers naar aanleiding van de herberekeningen. In dit rapport wordt tevens toegelicht welke verschillen er na de heropleveringen nog resteren in de onderzoeksmethode tussen de drie jaren.

Zoals gebruikelijk bij ODiN zijn de resultaten van de drie successieve ODiN-onderzoeken zowel gebaseerd op de responsen van het landelijke onderzoek, als op die van meerwerkonderzoeken. Al deze responsen worden namelijk geïntegreerd in één bestand en ook gezamenlijk gewogen.

In de periode waarop dit rapport betrekking heeft hebben er ontwikkelingen plaatsgevonden die het dagelijks leven in belangrijke mate hebben veranderd. De wereld van 2019 leek nog heel erg op de wereld van de jaren daarvoor, maar dat veranderde in 2020. Het jaar 2020 was een bijzonder jaar vanwege de ziekte covid-19 veroorzaakt door het coronavirus SARS-CoV-19. Het virus dat eind december 2019 in het Chinese Wuhan werd ontdekt werd op 27 februari 2020 officieel voor het eerst bij een persoon in Nederland vastgesteld. Op 1 maart 2020 volgde het eerste advies in Nederland, namelijk thuisblijven bij milde luchtwegklachten na een bezoek aan een risicogebied (China, Zuid-Korea, Iran, Singapore en Noord-Italië). Op 11 maart 2020 was er volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) officieel sprake van een pandemie. Het hele jaar zouden nog tal van verschillende adviezen en maatregelen volgen om het virus de kop in te drukken. Dit had invloed op het gehele reilen en zeilen van de samenleving. Ook de mobiliteit is daardoor in 2020 flink gewijzigd ten opzichte van 2019 en wel zodanig dat verondersteld kan worden dat de wijzigingen in het onderzoek in 2020 in het niet vallen bij de trendbreuk veroorzaakt door covid-19.

De herberekende resultaten hebben geen effect op de eerdere conclusies over de plausibiliteit en relatieve vergelijking van ODiN 2018, ODiN 2019 en ODiN 2020. De onderbouwing van die plausibiliteit zoals vastgelegd in de initieel opgeleverde plausibiliteitsrapportages blijft dus actueel en geldig. De uitkomsten van zowel ODiN 2019 als ODiN 2020 blijven dus plausibel ten opzichte van het voorgaande ODiN-jaar.

Dit inleidende hoofdstuk is verder als volgt opgebouwd: In paragraaf 1.1 van dit rapport worden de correcties die in de databestanden van 2018, 2019 en 2020 zijn aangebracht in het kader van de heropleveringen, toegelicht. In paragraaf 1.2 worden de belangrijkste methodologische verschillen in de onderzoeksmethode die in 2018, 2019 en 2020 hebben plaatsgevonden (ook beschreven in de onderzoeksrapporten van die jaren), op een rij gezet. In paragraaf 1.3 wordt ingegaan op de betekenis van de indicatoren in deze rapportage. Tot slot volgt in paragraaf 1.4 een beschrijving van de verdere indeling van deze rapportage.

1.1 Correcties in de heropgeleverde bestanden van ODiN 2018 tot en met ODiN 2020

In deze paragraaf zijn de correcties die in de ODiN-bestanden van 2018, 2019 en 2020 zijn aangebracht, weergegeven.

Afstanden serieverplaatsingen
In de initiële opleveringen van ODiN 2018, 2019 en 2020 bleken de afgelegde afstanden bij serieverplaatsingen onjuist berekend te zijn. Omdat voorheen in het OViN serieverplaatsingen op een andere wijze werden uitgevraagd dan in ODiN kon de in ODiN berekende afstand niet vergeleken worden met voorgaande OViN-jaren2). Daardoor is de fout in de verwerking van serieverplaatsingen niet eerder opgemerkt. Bij de huidige heroplevering van de bestanden is de berekening gecorrigeerd. Dit heeft ertoe geleid dat de waarden van de variabelen AfstS en AfstandSOP voor vrijwel alle serieverplaatsingen gewijzigd zijn. Aangezien de afstanden van serieverplaatsingen deel uit maken van de totale vervoersprestatie is deze na de herberekeningen gewijzigd. Het effect op de totale vervoersprestatie is een verhoging met 3,0 tot 3,3 procent. Dit is de omvangrijkste wijziging in het kader van de heropleveringen. De resultaten van de herberekeningen van de totale vervoersprestatie zijn terug te vinden in tabel 3.1. Meer uitleg over de verschuivingen die hebben plaatsgevonden in de tabel met de totale vervoersprestatie door de herberekeningen staat in bijlage J.

Maatschappelijke participatie
De afleiding van de maatschappelijke participatie is in het initiële bestand van ODiN 2018 niet helemaal goed gegaan. De personen jonger dan 15 jaar zijn toen onterecht toegekend aan 'Eigen huishouding' in plaats van aan 'Scholier/student'. Daarnaast zijn de personen met enkel 0 tot 12 uur betaald werk onterecht toegekend aan 'Onbekend' in plaats van aan 'Overig'. Met ingang van de initiële levering van het bestand van ODiN 2019 was dit reeds verbeterd, maar met deze heropleveringen is de variabele MaatsPart ook in het bestand van ODiN 2018 gecorrigeerd. Deze wijziging heeft uiteraard gevolgen voor analyses met ODiN 2018 waarbij met de variabele MaatsPart gewerkt wordt.

Motief
In het verwerkingsproces voor de initiële oplevering van ODiN 2019 is destijds een kleine wijziging in de afleiding van het motief (variabele MotiefV) doorgevoerd. Deze wijziging is nu ook toegepast in de heroplevering van ODiN 2018. Het betreft de toekenning van het motief bij een laatste verplaatsing die eindigt bij een ‘tweede (t)huis’. Oorspronkelijk werd in het bestand van 2018 dan altijd het motief ‘visite/logeren’ toegekend. Met ingang van ODiN 2019 werd de toekenning voor een laatste verplaatsing met het doel ‘tweede (t)huis’ gelijk getrokken met de toekenning van die naar het ‘eigen woonadres’. Het motief is dan afhankelijk van het doel van de voorgaande verplaatsing. Het aantal verplaatsingen in 2018 waarvan hierdoor het motief gewijzigd is 865 (dat is circa 0,5 procent van alle verplaatsingen). Dit heeft ook in alle gevallen geleidt tot een wijziging van de motiefklasse (variabele KMotiefV).

Vertrek en aankomst in het meerwerkgebied Noordvleugel
In het bestand van ODiN 2018 werden de gemeenten van het deelgebied Gooi en Vechtstreek van het meerwerk Noordvleugel als vertrek- en aankomstlocatie (vastgelegd in de variabelen VertMRA en AankMRA) onterecht toegewezen aan de ‘rest van Noord-Holland’. In de heroplevering van ODiN 2018 is dit rechtgezet. Voor de bestanden van 2019 en 2020 was dat niet nodig omdat het daar al goed zat.

Grensvariabelen
Bij de start van ODiN in 2018 werd voor het vastleggen van informatie bij grensoverschrijdende verplaatsingen gekozen voor een andere werkwijze dan bij OViN. De bedoeling was dat grensoverschrijdende verplaatsingen makkelijker in het bestand te onderscheiden zouden zijn en er makkelijker met grensoverschrijdende gegevens gewerkt zou kunnen worden. Dit bleek echter niet het geval te zijn. In de initiële levering van ODiN 2019 werd dit daarom meteen gewijzigd. 

Er werden daarin drie nieuwe variabelen geïntroduceerd (PCG, GemG en PCBLG) met informatie gerelateerd aan de grensovergang en er werden een of meer codes aan bestaande variabelen (de variabelen VertPC, VertGem, VertProv, VertCorop, VertMRA, VertMRDH en hun aankomst-equivalenten) toegevoegd. Deze verbetering is nu ook in de heroplevering van ODiN 2018 doorgevoerd.

Huishoudvariabelen HHPers, HHSam en HHPlOP
In het onderzoek worden de responsdata uit meerdere bronnen verrijkt met informatie uit registers. Een enkele keer zorgt informatie uit verschillende bronnen voor inconsistenties. In het ODiN-bestand blijkt dat bijvoorbeeld uit het feit dat het aantal personen in het huishouden volgen HHPers niet altijd overeenkomt met het aantal personen dat kan worden berekend met de som van HHLft1 tot en met HHLft4. In veel gevallen betreft het huishoudens die volgens de ene bron meer dan 10 personen bevatten en volgens de andere slechts 1. Het betreft dan veelal woonvormen als studentenhuizen en verzorgingstehuizen. Bij de heropleveringen hebben we hier meer consistentie in aangebracht door de afleidingen van HHPers, HHSam en HHPlOP uit te breiden. Dit heeft geleid tot wijziging van deze variabelen bij jaarlijks enkele tientallen respondenten.

Type elektrische leaseauto
In 2018 werd in gevallen waarbij de brandstofsoort van een leaseauto (BrandstofEPaL) onbekend was gezegd dat er geen sprake was van een elektrische auto. Dit werd met ingang van 2019 gecorrigeerd naar de waarde ‘Onbekend’ voor het type elektrische leaseauto. In de heroplevering van 2018 is dit nu ook gedaan.

Indicator gecorrigeerde snelheid
In de ODiN-bestanden van 2018 en 2019 bleek de indicator (ritvariabele RCorrSnelh) die aangeeft dat de snelheid gecorrigeerd is omdat deze extreem hoog of laag was niet altijd goed gevuld te zijn. Bij de heropleveringen van deze twee bestanden is dat gecorrigeerd. Hierdoor is in ODiN 2018 bij 767 ritten (circa 0,4 procent) de indicator gewijzigd en in ODiN 2019 bij 1 264 ritten (circa 0,7 procent van de ritten).

Overige verbeteringen
In de afleidingen van de variabelen HvmRol, RvmRol, Kind6 en VertLoc zijn in het bestand van 2018 kleine verbeteringen aangebracht die in sommige gevallen tot een aanpassing van de waarde van de betreffende variabelen hebben geleid. Daarnaast zijn in tientallen gevallen onbekende en onjuiste postcodes gecorrigeerd en is op basis daarvan voorheen onbekende regionale informatie met betrekking tot vertrek- en/of aankomstpunt verbeterd.

Met de heropleveringen zijn tevens zoveel mogelijk verschillen tussen de databestanden wat betreft variabelen en waardebereiken weggenomen. De opvallendste van deze verbeteringen betreffen variabelen in het bestand van ODiN 2018 waarbij waardebereiken aangepast zijn conform de verbeteringen die in 2019 waren doorgevoerd:

Fq-variabelen
Met ingang van ODiN 2019 is bij de variabelen over de frequentie van het gebruik van vervoermiddelen (de variabelen waarvan de naam met Fq begint) de code 6 met het label ‘Onbekend’ verwijderd. Deze waarde kan namelijk niet voorkomen, omdat de respondent verplicht is een specifiek antwoord te kiezen. Dit is nu ook doorgevoerd in de heroplevering van ODiN 2018. Voor de variabele FqAutoB (Frequentie gebruik auto als bestuurder) is daarom de oude code 7 code 6 is geworden. Daarnaast is het behorende niet geheel juiste label ‘Niet van toepassing; OP jonger dan 16 jaar’ gewijzigd in ‘Niet van toepassing; OP jonger dan 17 jaar’.

Vervoermiddelenbezit huishouden en persoon
De variabelen HHBezitVm en OPBezitVM zijn variabelen die zijn afgeleid op basis van variabelen over het bezit van voertuigen van het huishouden en van de respondent. Deels komt deze informatie uit de vragenlijst en deels uit registers. In het initiële bestand van ODiN 2018 was code 0 van beide variabelen voorzien van het label 'Geen vervoermiddelen'. Het correctere label 'Geen van de genoemde vervoermiddelen' werd bij ODiN 2019 geïntroduceerd en is nu ook in de heroplevering van ODiN 2018 doorgevoerd.

Alle bovenstaande verbeteringen hebben geleid tot de heropleveringen van ODiN 2018 t/m 2020. De bestanden van deze heroplevering dragen versienummer 2.0 met zich mee. Voor al deze jaargangen zijn ook de bijbehorende codeboeken geüpdatet. Ook de nieuwe codeboeken hebben daarom versie 2.0 meegekregen.

1. 2 Methodologische verschillen tussen ODiN 2018, ODiN 2019 en ODiN 2020

Het onderzoek ODiN is in de jaren 2018, 2019 en 2020 grotendeels op dezelfde wijze uitgevoerd. In deze paragraaf worden de wijzigingen in de onderzoeksmethode aangegeven in de ODiN-onderzoeken van die jaren.

1.2.1 Verschillen in methodologie tussen ODiN 2018 en ODiN 2019

In 2019 hebben er wijzigingen plaatsgevonden die verband houden met de introductie van het meerwerk in de metropoolregio Rotterdam Den Haag. Daarnaast zijn onderstaande verschillen van toepassing.

Groepen op basis van achtergrondkenmerken
Voor het steekproefontwerp van ODiN 2019 is data van ODiN 2018 geanalyseerd om te bekijken of de stratificatie van de steekproeftrekking verbeterd kon worden. Hieruit kwam naar voren dat het verstandig was de categorie 'Nederlandse of westerse achtergrond' te splitsen in twee aparte categorieën. Daarmee wordt de doelpopulatie op basis van achtergrondkenmerken in 2019 opgesplitst in 3 x 10 groepen (in plaats van 2 x 10 zoals bij ODiN 2018). Deze groepen worden evenals in 2018 gegroepeerd in 5 strata. Deze wijziging is ook meegenomen in het weegproces.

Werkgerelateerde doelen 
Bij het ontwerp van de vragenlijst van 2018 is over het hoofd gezien dat voor werkgerelateerde verplaatsingen (verplaatsingen met een van de doelen 'Werken', 'Zakelijk' of 'Beroepsmatig') die direct volgen op een eerste werkgerelateerde verplaatsing, opnieuw het type werk en de aard van de werkzaamheden uitgevraagd moet worden. Bij serieverplaatsingen (een reeks opeenvolgende werkgerelateerde verplaatsingen die als één geheel in het bestand is opgenomen) gebeurde dat wel goed, maar dus niet bij opeenvolgende reguliere werkgerelateerde verplaatsingen. In 2019 is deze fout in de vragenlijst hersteld. Daarmee kan het doel van reguliere werkgerelateerde verplaatsingen die volgen op een eerste werkgerelateerde verplaatsing exacter bepaald worden dan in 2018. Dit heeft tot gevolg dat in ODiN 2018 de reguliere tweede en derde werkgerelateerde verplaatsingen vrijwel uitsluitend de doelen 'Van en naar het werk' en, in mindere mate, het doel 'Zakelijk' toegekend kregen (ongewogen circa 85 procent en 15 procent). Met ingang van ODiN 2019 is deze fout hersteld en kan het doel van een volgende reguliere werkgerelateerde verplaatsing exacter bepaald worden. Daardoor is de onderlinge verhouding tussen de werkgerelateerde doelen van opvolgende tweede en derde werkgerelateerde verplaatsingen uiteraard gewijzigd. In ODiN 2019 is de ongewogen verdeling van de werkgerelateerde doelen 'Werken', 'Zakelijk' en 'Beroepsmatig' bij die selectie respectievelijk circa 25, 35 en 40 procent3). Deze verschuiving heeft ook gevolgen voor de resultaten naar motief van ODiN 2019 in vergelijking met die van ODiN 2018. De vergelijking van deze werkgerelateerde motieven tussen die beide jaren is hierdoor lastiger te maken.

Bouwjaar leaseauto
Gedurende het eerste deel van het onderzoeksjaar werd het jaartal 2019 onterecht niet aan de respondent gepresenteerd als antwoord op de vraag naar het bouwjaar van de leaseauto. Indien de respondent in die periode bij het bouwjaar voor 'weet niet' heeft gekozen is op basis van de verdeling van de responsen van ODiN 2018 aangaand het bouwjaar van leaseauto's een bouwjaar geïmputeerd.

Weging - voorweging
Het model van de voorweging voor ODiN 2019 heeft dezelfde opzet als in 2018, maar is iets gedetailleerder met name vanwege de toevoeging van het meerwerk MRDH. De uitbreiding van de doelgroepindeling in de steekproef is ook doorgevoerd in de voorweging. Daarnaast zijn de aanpassingen in de steekproefuitzet gedurende 2019 verwerkt in de voorweging.

Weging - eindweging
De eindweging van ODiN 2019 kent ook dezelfde opzet als in 2018. De enige aanpassing ten opzichte van het weegmodel van ODiN 2018 is dat de regionale variabelen nu rekening houden met de indeling van het meerwerkgebied van de MRDH. Hiervoor is er extra detail aangebracht in deze variabelen, waardoor de weegvariabelen Regio34 en Regio29 van ODiN 2018 zijn hernoemd naar Regio45 en Regio40. Overigens was in 2018 al voorgesorteerd op het meerwerk MRDH door 5 gebieden binnen de metropoolregio in de weging van ODiN 2018 te onderscheiden. Het aantal onderscheiden regio’s voor de MRDH is in de weging gestegen naar 16.

1.2.2 Verschillen in methodologie tussen ODiN 2019 en ODiN 2020

In 2020 hebben er wijzigingen plaatsgevonden die verband houden met de introductie van het meerwerk in de stadsregio Parkstad Limburg en in de provincie Utrecht. Daarnaast zijn er onderstaande verschillen.

Invuldatum (1)
Met ingang van ODiN 2020 kan de respondent niet meer kiezen of deze de verplaatsingen wil invullen over de toegewezen dag van de week in de afgelopen week of over die toegewezen dag in de daaraan voorafgaande week. Enkel de keuze voor de dag van de week in de afgelopen week behoort met ingang van ODiN 2020 nog tot de mogelijkheden. Het 'terugkijken' is daarmee verschoven van 0 tot 13 dagen naar 0 tot 6 dagen geleden. De respondent wordt met ingang van ODiN 2020 na inloggen in de vragenlijst automatisch de meest recente datum getoond die overeenkomt met de toegekende invuldag (een dag van de week). Over deze datum wordt de respondent gevraagd de verplaatsingen in te vullen. Voor deze wijziging is gekozen omdat uit analyses volgde dat dit de kwaliteit van de responsen zou verbeteren. Vanwege deze wijziging in de waarneming is ook de weging aangepast. De aanpassing van insluitgewichten voor respondenten die over een dag langer dan een week geleden rapporteren is nu weggelaten. Dit heeft als positief effect dat de spreiding van de gewichten kleiner is geworden.

Invuldatum (2)
Vanwege bovenstaande wijziging zijn ook de brieven aan de steekproefpersonen aangepast. Daarin is meteen het advies opgenomen dat de respondent de vragenlijst nog niet dient in te vullen als de dag nog niet helemaal is afgesloten, maar dat deze dat het beste kan doen op de dag na de toegewezen dag van de week. Ook deze wijziging is doorgevoerd met de bedoeling de kwaliteit van de responsen verder te verbeteren.

Inhoudelijke aanpassing website en brieven
Naar aanleiding van de gevolgen van covid-19 virus is het reilen en zeilen van de samenleving wezenlijk veranderd. Over het nut van het onderzoek kreeg het Contact Center Inbound van het CBS dan ook flink wat telefoontjes van respondenten. Sinds april 2020 zijn daarom op de CBS-website een aantal teksten geplaatst die het belang van het CBS-onderzoek in het algemeen en het onderzoek ODiN in het bijzonder, ook in coronatijd benadrukken. Ook de aanschrijf- en rappelbrieven zijn inhoudelijk aangepast. Vanaf mei 2020 is de formulering in de brieven zodanig aangepast, dat deze voor de rest van het jaar te gebruiken zouden zijn, ook als er een eventuele exit strategie van kracht wordt of maatregelen versoepeld zouden worden.

Treinstations buitenland
Indien de respondent in de vragenlijst aangeeft een treinstation in het buitenland te hebben aangedaan, dan wordt voortaan gevraagd welk station dat betrof. Op die manier wordt de kwaliteit van afstanden en reisduren van grensoverschrijdende verplaatsingen verbeterd.

Schakelbord
Een ingrijpende wijziging in de lay-out van de vragenlijst betreft het gebruik van een zogenaamd schakelbord als inleiding op het opgegeven van de vervoermiddelen. Het betreft de presentatie van een overzicht van alle verplaatsingen die de respondent heeft opgegeven. De respondent wordt via dit overzicht gedwongen de verplaatsingen stuk voor stuk en in de juiste volgorde te selecteren om vervolgens de ritten van de geselecteerde verplaatsing in te vullen. Op deze wijze is de respondent zich beter bewust van het feit dat het gaat om de ritten van die ene aangeklikte verplaatsing. Voor deze wijziging is gekozen, omdat sommige respondenten geneigd waren alle ritten (vervoermiddelen) van de hele dag in 1 verplaatsing onder te brengen. Vervolgens liepen ze soms vast in de vragenlijst.

Weging - voorweging
De voorweging bestond voor ODiN 2019 uit de term: regio_oversampling27 x periode4 + Afl_doelgroep5. In ODiN 2020 is deze vervangen door de term: regio_oversampling51 x periode2vw + doelgroep5 x periode2vw. In 2020 is regio_oversampling51 zoals regio_oversampling27 in ODiN 2019, maar nu met de meerwerkgebieden in Parkstad Limburg en Utrecht onderscheiden. De variabele periode2vw is de vervanger van periode4 uit 2019 (deze was er vanwege gewijzigde steekproefuitzetten in 2019) en is een tweedeling van het jaar in jan-feb en rest van het jaar. Dit met het oog op een fout in de steekproefstratificatie naar inkomen in de eerste 8 weken van 2020. De eerste kruising van de regiovariabele en periodevariabele is analoog aan de weegterm die in eerdere jaren is gebruikt en de kruising van doelgroep5 met periode2vw dient nu als correctie voor eventuele verschillen veroorzaakt door de fout in de stratificatie naar inkomen.

Weging - eindweging
Het weegmodel van de eindweging van ODiN 2020 is vrijwel identiek aan dat van ODiN 2019. Een uitzondering is dat Regio45 vanwege de nieuwe meerwerkgebieden is vervangen door Regio67 in de kruising met geslacht en Regio40 door Regio62 in de kruising met inkomen5, herkomst3, leeftijd4 en hhgrootte4. Regio62 is de oorspronkelijke Regio67 met rest van Flevoland bij Overijssel en de Amsterdamse basisregio's ingedikt tot Venom-gebieden (geheel analoog aan Regio40 in 2019). Verder is de aanpassing van insluitgewichten voor respondenten die over een dag langer dan een week geleden rapporteren nu weggelaten vanwege de desbetreffende aanpassing in de waarneming met ingang van 2020. Dit heeft als positief effect dat de spreiding van de gewichten kleiner is geworden.

1.3 Indicatoren in deze rapportage

In de tabellen worden evenals in voorgaande jaren de waarden van verschillende indicatoren per jaar weergegeven. In deze rapportage betreft dat de ODiN-jaren 2018, 2019 en 20204). Vanwege de flinke trendbreuk in 2020 ten opzichte van de jaren ervoor als gevolg van de coronamaatregelen is er voor gekozen ook het percentage op te nemen waarmee de waarde in 2020 gewijzigd is ten opzichte van 2019. Vanwege de herzieningen is besloten dit ook te doen voor 2019 ten opzichte van 2018.

Het ODiN-onderzoek wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Alle in deze rapportage opgenomen indicatoren hebben dus betrekking op deze afbakening van de doelpopulatie en daarbij is gerekend met de populatie per 1 juli van het betreffende onderzoeksjaar.

Veel van de indicatoren zijn gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Daarbij gaat het om:

  • Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen
  • op Nederlands grondgebied
  • inclusief vakantieverplaatsingen
  • exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
  • exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen
  • exclusief ritten met een vliegtuig.

De (werkgerelateerde) serieverplaatsingen van ODiN betreffen: drie of meer opeenvolgende verplaatsingen met een werkgerelateerd doel (werken, zakelijk of beroepsmatig). Een serieverplaatsing wordt vrijwel altijd vooraf gegaan door 1 afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsing5). Wanneer er 2 of 3 opeenvolgende werkgerelateerde verplaatsingen hebben plaatsgevonden, dan is ieder van die verplaatsingen wel afzonderlijk is uitgevraagd. Deze afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsingen worden in ODiN beschouwd als reguliere verplaatsingen.

De voornaamste indicator in deze rapportage is de totale vervoersprestatie (reizigerskilometers) van Nederlanders van 6 jaar of ouder in Nederland per jaar per vervoerwijze. Deze bestaat uit de totale afgelegde afstand van reguliere verplaatsingen en de serieverplaatsingen (beide zonder beroepsmatig doel met zware vrachtvoertuigen, ook wel wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig genoemd). De totale vervoersprestatie wordt uitgesplitst naar type vervoerwijze. In de analyse wordt bepaald of de reizigerskilometers naar vervoerwijze significant zijn gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit geldt ook voor de overige indicatoren in deze rapportage.

De plausibiliteitsrapportage richt zich vooral op het belangrijkste bestandsdeel van de totale vervoersprestatie: de reguliere verplaatsingen. Deze behelzen 96 à 97 procent van het totale aantal gemeten reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder. De totale reguliere reizigerskilometers kunnen gezien worden als de niet-institutionele bevolking van Nederland van 6 jaar of ouder maal de afstand per verplaatsing maal het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag maal het aantal dagen in het jaar. De niet-institutionele bevolking van Nederland van 6 jaar of ouder is bekend uit de Basisregistratie Personen (BRP). De gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon van 6 jaar of ouder per dag zijn dus de bepalende variabelen uit ODiN voor het totale aantal reizigerskilometers. De totale reizigerskilometers, de reguliere reizigerskilometers, de gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag worden in de rapportage afzonderlijk gepresenteerd. Zij worden uitgesplitst naar vervoerwijze en/of verplaatsingsmotief.

De verkeersdeelname en het gebruik van het openbaar vervoer zijn eveneens belangrijke indicatoren. Zij worden uitgesplitst naar de persoonskenmerken geslacht en maatschappelijke participatie. Een persoon neemt aan het verkeer deel als deze minimaal één reguliere verplaatsing per dag of minimaal één serieverplaatsing per dag maakt. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Niet mee tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig en uiteraard tellen niet mee personen met enkel verplaatsingen geheel in het buitenland.

Significantie en betrouwbaarheid
De significantie van jaar-op-jaar-verschillen is bepaald met behulp van betrouwbaarheidsintervallen waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt. In de tabellen worden significante verschillen ten opzichte van voorgaand jaar met een voetnoot weergegeven. In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een puntje. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%.

1.4 Indeling van de rapportage

De opbouw van het rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de ongewogen responsinformatie in ODiN 2020 vergeleken met die van ODiN 2019 en 2018. Daarna komen in hoofdstukken 3, 4 en 5 de resultaten aangaande de totale reizigerskilometers, het aantal reguliere verplaatsingen en de afstand per verplaatsing aan bod. In hoofdstuk 6 wordt de verkeersdeelname gepresenteerd.

In de hoofdstukken 3 tot en met 6 zijn de significante verschillen in de uitkomsten tussen 2019 en 2018 en tussen 2020 en 2019 in de tabellen aangegeven. Ook is aangegeven welke cijfers op basis van de herberekening met de herziene bestanden van 2018, 2019 en 2020 zijn gewijzigd. De mutaties van 2020 ten opzichte van 2019 en van 2019 op 2018 zijn getoetst door middel van marges. Daar waar significante wijzigingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van eerder gepubliceerde resultaten wordt dit zowel in de tabellen als in de tekst vermeld. Met betrekking tot het jaar 2018 worden de verschillen tussen de herberekeningen en de eerdere publicaties enkel gemeld maar worden de verschillen tussen 2018 en 2019 niet meer opnieuw geduid. De duiding van de verschillen tussen 2019 en 2020 uit de ‘Plausibiliteitsrapportage-OViN 2020 is overgenomen in dit herziene rapport en als er wijzigingen zijn ontstaan door herberekeningen op basis van de nieuwe bestanden, is dit aangegeven en beschreven.

In hoofdstuk 7 worden externe bronnen aangehaald en hoofdstuk 8 ten slotte bevat de samenvatting en conclusie. In de bijlagen A, B en C staan de marges behorende bij de schattingen van respectievelijk 2018, 2019 en 2020 uit de tabellen in de hoofdstukken 3 tot en met 6.

Door de wijzigingen in de databestanden is ook een deel van de resultaten uit de kerntabellen van de onderzoeksbeschrijvingen gewijzigd. Deze zijn opnieuw berekend en als bijlagen toegevoegd aan deze rapportage. Zodoende bevatten de bijlagen D, E en F alle schattingen uit de onderzoeksbeschrijvingen van respectievelijk ODiN 2018, 2019 en 2020. De bijlagen G, H en I bevatten de marges behorende bij de schattingen uit de drie voorgaande bijlagen.

1) Dit eindrapport is gebaseerd op de plausibiliteitsrapportage van ODiN 2020. Om die reden ligt de nadruk op het beschrijven van de geconstateerde verschillen in de mobiliteit van 2019 op 2020 en of deze plausibel kunnen worden geacht. In het enkele geval waarbij de significantie van de verschillen tussen 2019 en 2018 door de herberekeningen gewijzigd is, wordt dit aangegeven. In alle andere gevallen dient men voor de beoordeling van de plausibiliteit van 2019 ten opzichte van 2018 de plausibiliteitsrapportage van ‘Onderweg in Nederland (ODiN) 2019’ te gebruiken.
2) De andere wijze van uitvragen betreft een verdere detaillering en een andere afbakening in ODiN ten opzichte van OViN. In OViN werden opeenvolgende beroepsmatige verplaatsingen ongeacht het aantal bezochte (werk-)locaties als één beroepsmatige verplaatsing uitgevraagd en alleen meegenomen bij de bepaling van de totale vervoersprestatie en niet bij andere indicatoren. In ODiN worden opeenvolgende werkgerelateerde (van en naar het werk, zakelijk/dienstreis en beroepsmatige) verplaatsingen met maximaal 3 achtereenvolgende werklocaties alle apart uitgevraagd en meegenomen in de berekening van alle indicatoren (ze worden beschouwd als reguliere verplaatsingen). Pas bij 4 of meer achtereenvolgende werklocaties worden in ODiN de opeenvolgende verplaatsingen als een geheel uitgevraagd. We spreken in ODiN dan van een serieverplaatsing. Deze zijn dus per definitie werkgerelateerd en worden alleen meegenomen bij de bepaling van de totale vervoersprestatie.
3) De selectie in het databestand betreft verplaatsingen waarvoor geldt dat VolgWerk gelijk is aan 3, 5 of 6.
4) Het betreft de cijfers over 2018 uit de eindrapportage ODiN 2018 van december 2019 (behalve bij tabel 6.1.2) en de cijfers over 2019 uit de plausibiliteitsrapportage ODiN 2019 van juli 2020.
5) Serieverplaatsingen verminderen de responslast van respondenten die voor de uitoefening van hun werk/beroep veelvuldig adressen (meer dan 3 werklocaties) achter elkaar bezoeken (zoals bijvoorbeeld bij pakketbezorgers en pizzakoeriers). Door een andere wijze van uitvraag van serieverplaatsingen is het niet mogelijk om dzelfde uitsplitsingen te maken als bij reguliere verplaatsingen.