Auteur: Rixt de Jong, Chantal Blom, Jocelyn van Berkel, Patrick Bogaart, Corine Driessen, Linda de Jongh-van de Pol, Marjolein Lof, Redbad Mosterd, Sjoerd Schenau
Natuurlijk kapitaal en brede welvaart in Nederland

3. Bijdragen aan brede welvaart

Elke (categorie van) ecosysteemtypen draagt op een eigen manier bij aan brede welvaart door de levering van ecosysteemdiensten. Een ecosysteemdienst is een levering van goederen (bijvoorbeeld hout) of diensten (bijvoorbeeld recreatie in de natuur) vanuit de leefomgeving aan mensen. Volgens de SEEA EA richtlijnen is er pas sprake van een dienst op het moment dat hier ook door mensen gebruik van wordt gemaakt. De ecosysteemdienst ‘natuurrecreatie’ wordt dus pas geleverd op het moment dat er daadwerkelijk mensen in een bepaald gebied recreëren. Hieronder worden de belangrijkste bijdragen van de verschillende categorieën van ecosystemen aan ecosysteemdiensten beschreven. Een ecosysteemdienst kan door meerdere ecosystemen geleverd worden; zo kan lucht gezuiverd worden door zowel bossen als door parken en graslanden, maar zal de relatieve bijdrage aan de ecosysteemdienst verschillen.

3.1 Agrarische ecosystemen

Het grote areaal aan agrarische gronden ligt aan de basis van de Nederlandse rol als wereldspeler op het gebied van voedselproductie en export. Zo was in het jaar 2020 bijvoorbeeld 38 procent van de landbouwproductie bestemd voor export. Het belang van de beschikbaarheid van voldoende, betaalbaar en veilig voedsel voor de brede welvaart is zeer groot. Hiermee dragen Nederlandse boeren bij aan de brede welvaart in het ‘hier en nu’ in Nederland en zijn ze een belangrijke voedselproducent voor andere landen. Bij niet-duurzame productie is er echter het risico dat de brede welvaart voor de generaties na ons afneemt; zal het voor toekomstige generaties mogelijk blijven om eenzelfde welvaart te genereren op deze gronden?

De primaire bijdrage van landbouwgrond aan brede welvaart gaat dus via de productie van voedsel. Een andere bijdrage kan gevormd worden via de inrichting van het landschap. Een aantrekkelijke omgeving is een belangrijke voorwaarde voor recreatie en ontspanning in de buitenlucht. Landbouwgronden zijn in Nederland over het algemeen vaak niet of moeilijk toegankelijk voor het publiek, anders dan in bijvoorbeeld Scandinavië of Groot-Brittannië, waar een deel van de cultuurgronden toegankelijk is voor niet-schadelijke vormen van recreatie zoals wandelen. Hoewel wandel- en fietsrecreatie ook plaatsvindt op paden die tussen landbouwpercelen liggen, is een deel van de Nederlandse landbouwgrond slechts beperkt beschikbaar voor recreatie. De belangrijkste bijdragen aan de generatie van ecosysteemdiensten vanuit de categorie ‘landbouw’ zijn:

  • Voedsel en veevoerproductie; 99 procent van het totale landelijke aanbod in 2020.
  • Vastlegging van CO2 (voornamelijk in blijvend grasland en meerjarige gewassen zoals fruitbomen); 26 procent van de totale landelijke vastlegging CO2 in vegetatie en bodems in 2020. CO2 vastlegging is een belangrijke hulp om te compenseren voor uitstoot vanuit de economie.
  • Afvang van overtollig regenwater bij heftige neerslag; 54 procent van het totale landelijke aanbod in 20203). Deze afvangcapaciteit is belangrijk voor het voorkomen van lokale overstromingen bij hevige neerslag. Prognoses laten zien dat in de toekomst steeds zwaardere buien verwacht worden (te lezen in het Neerslagstatistiek en -reeksen voor het waterbeheer 2019 rapport).
  • Natuurrecreatie; 21 procent van het totale landelijke aanbod van wandelrecreatie in 2020 werd geleverd op landbouwgrond.

3.2 Bebouwd gebied

De categorie ‘bebouwd’, met daarin al het bebouwd gebied en infrastructuur, zoals woonwijken, bedrijventerreinen, (spoorwegen, vliegvelden en vele andere vormen van bebouwing, heeft als primaire functies wonen, economie en bedrijvigheid en transport. De groenvoorzieningen in deze gebieden bieden daarnaast mogelijkheden tot recreatie in het groen en zorgen voor bijvoorbeeld verkoeling en filtering van de lucht. Ecosysteemdiensten worden vrijwel niet gegenereerd op verhard (bebouwd, bestraat of geasfalteerd) terrein, maar wel in de vele kleine groene gebiedjes daartussen, zoals bermen.

Door de hoge bevolkingsdichtheid heeft Nederland het een-na-kleinste oppervlak per inwoner in Europa (na Malta) en een hoog percentage verhard gebied. De groen-blauwe ruimte, het per inwoner beschikbare oppervlak aan groene gebieden en water4), neemt in Nederland gestaag af, waardoor steeds meer mensen ruimte met elkaar moeten delen voor recreatie en ontspanning.

De bijdrage van de categorie ’bebouwd’ aan de generatie van ecosysteemdiensten is gering. De diensten zijn echter lokaal van groot belang vanwege het zeer hoge gebruik ervan. Dit blijkt wel uit de relatief zeer hoge monetaire waarde per m2 van parken, plantsoenen en recreatiegebieden, zoals was berekend op basis van tien ecosysteemdiensten voor het jaar 2018 (CBS en WUR, 2021).

De belangrijkste bijdragen aan de generatie van ecosysteemdiensten vanuit de categorie ‘bebouwd’ zijn:

  • Groene leefbaarheid; de aanwezigheid van groen in stedelijk gebied draagt positief bij aan zowel de geestelijke als de fysieke gezondheid van mensen. Groene leefbaarheid komt ook tot uiting in de waarde van woningen. In 2018 telde deze ecosysteembijdrage op tot 1475 miljoen euro, en openbaar groen voorzag in 18 procent van de totale monetaire waarde van deze dienst.
  • Recreatie, met name in de vorm van wandelen; ook deze dienst wordt voor een aanzienlijk deel (13 procent in 2020) geleverd door groenvoorzieningen en recreatiegebieden.
  • Luchtfiltratie; hoewel de bijdrage van stedelijk groen en recreatiegebieden aan luchtfiltratie (afvang van fijnstof uit de lucht) klein is in absolute zin (in kg afgevangen fijnstof per jaar; 5 procent van de totale dienst wordt geleverd door stedelijk groen), vertegenwoordigde deze dienst een hoge monetaire waarde (27 procent van de totale monetaire waarde van deze dienst in 2018) door het grote aantal mensen dat er baat bij heeft. Door de afvang van fijnstof wordt de lucht schoner, hetgeen een positief effect heeft op het voorkomen en verminderen van de ernst van longziekten.

3.3 Natuur, water en kust

De categorie natuur omvat bossen (zowel beschermd bos als bijvoorbeeld productiebossen), open natuur zoals natuurlijke graslanden, heide en zandverstuivingen, en de natte natuurgebieden, zoals veengebieden en moerassen. Deze gebieden, samen met de ecosystemen duinen en strand uit de categorie water en kust, leveren de hoogste bijdrage aan de generatie van een groot aantal ecosysteemdiensten. Dit geldt voor:

  • Houtproductie, grotendeels afkomstig uit het ecosysteemtype bos.
  • Luchtfiltratie (74 procent van de totale jaarlijkse afvang van fijnstof in 2020); dit draagt bij aan het verminderen van de negatieve impact van fijnstof op, onder andere, luchtweg-gerelateerde gezondheidsklachten.
  • De vastlegging van CO2 (62 procent van het landelijk totaal van de dienst in 2020); hoewel de vastlegging van CO2 in bodem en vegetatie slechts circa 2 procent van de totale landelijke jaarlijkse uitstoot (volgens IPCC) compenseert, levert deze ecosysteemdienst een belangrijke bijdrage aan klimaatmitigatie.
  • Bestuiving (48 procent in 2020); door een habitat te bieden die geschikt is voor hommels en wilde bijen dragen deze ecosysteemtypen bij aan de bestuiving van zowel commerciële gewassen (de ecosysteemdienst omvat alleen de bijdrage van bestuiving aan voedselproductie) als aan biodiversiteit en bestuiving in het algemeen.
  • Natuurrecreatie, met name in de vorm van wandelen (57 procent van de totale landelijke dienst in 2020) en natuurtoerisme (100 procent van de dienst in 2018), dragen in belangrijke mate bij aan brede welvaart.
  • Groene leefbaarheid (69 procent van de totale landelijke dienst in 2020); de nabijheid van groen of water levert een belangrijke bijdrage aan woongenot, maar ook aan de fysieke en psychische gezondheid.

Binnen deze categorie is de bijdrage van bossen het hoogst voor de meeste genoemde diensten. Uitzonderingen hierop zijn natuurtoerisme, waar de duinen en het strand een even grote bijdrage leveren als de bossen, en groene leefbaarheid, waar de categorie water en kust een hogere bijdrage levert.

3) Deze waarde is in werkelijkheid afhankelijk van onder andere de timing van heftige regenbuien en de gewasbedekking op dat moment. In het hier gebruikte model is uitgegaan van een gemiddelde waarde tijdens het groeiseizoen. Deze bijdrage is relatief hoog doordat het oppervlak van de categorie landbouw zo groot is.
4) Met uitzondering van de reguliere landbouw en de grote wateren.