Auteur: Arlen Hoebergen (CBS), Manon van Middelkoop (CBS) en Graciela Luteijn (PBL)

De energierekening in januari 2022: hogere leveringstarieven en lagere belastingen

Over deze publicatie

Met de prijzen zoals deze in januari 2022 aangeboden worden ligt de energierekening van huishoudens bij een gemiddeld jaarverbruik 1 264 euro hoger dan een jaar eerder. Dit komt vooral door hogere leveringstarieven. Belastingmaatregelen en het effect van een gemiddeld afnemend jaarverbruik door energiebesparing en de installatie van zonnepanelen compenseren de hogere leveringstarieven slechts gedeeltelijk. De totale energierekening verschilt sterk per huishouden, door grote verschillen in het verbruik en de afgesloten contractvormen. Deze publicatie is gemaakt in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

1. Inleiding

Voor veel huishoudens is de energierekening een substantiële kostenpost in het levensonderhoud. In de tweede helft van 2021 zijn de variabele leveringstarieven sterk gestegen waardoor in januari 2022 de energierekening voor veel huishoudens fors hoger uitvalt. De hogere leveringstarieven worden voor een beperkt deel gecompenseerd door nieuwe belastingtarieven die in januari 2022 van kracht werden en de verwachte afname van het energieverbruik. 
Er is een grote variatie in de hoogte van de rekening per huishouden. Woningtype, bouwjaar, woningoppervlakte, huishoudensgrootte, isolatiegraad, efficiency van installaties, leefpatroon, gebruik van apparaten en stookgedrag zorgen voor een grote spreiding in het verbruik van verschillende huishoudens. Leveranciers hanteren bovendien verschillende tarieven, die afhankelijk zijn van contractduur en moment van afsluiten. Huishoudens kiezen meestal zelf welk contract ze wanneer afsluiten. Een huishouden dat een jaar geleden het variabele leveringstarief voor meerdere jaren heeft vastgezet merkt nog niets van een hogere leveringsprijs en is per saldo voordeliger uit dan een jaar geleden. Ten slotte veranderen de transportprijzen en belastingtarieven normaal gesproken elk jaar.
Door deze verschillen varieert de rekening van huishouden tot huishouden en van jaar tot jaar. In deze publicatie gaan we in op de ontwikkeling van de energierekening in de afgelopen jaren door prijsveranderingen en door veranderingen in het gemiddelde verbruik. We gaan daarbij ook in op de spreiding in de energierekening tussen verschillende groepen huishoudens. Voor het meten van de prijsveranderingen gebruiken we de tarieven zoals deze door de energiemaatschappijen worden aangeboden. Het zijn dus de gemiddelde prijzen van alle nieuw afgesloten contracten, waarbij we geen rekening houden met de tarieven van eerder afgesloten contracten. De gemiddelde prijs is dus niet het gemiddelde van wat alle huishoudens in Nederland samen betalen.

Voor de meeste huishoudens bestaat de energierekening uit twee onderdelen: de kosten van het gasverbruik en het elektriciteitsverbruik. De kosten van gas en elektriciteit zijn weer opgebouwd uit  leveringskosten, transportkosten en belastingen. Er zijn ook huishoudens die geen gasaansluiting meer hebben, maar dit nemen we niet mee in deze publicatie.

Huishoudens kunnen hun rekening deels zelf beïnvloeden. Op de prijs heeft een huishouden relatief beperkte invloed. Het huishouden kan op zoek gaan naar een goedkopere leverancier of op een gunstig moment een meerjarig contract afsluiten, maar verder is de prijs afhankelijk van netbeheerders, de inkoopprijs van leveranciers en de belastingtarieven. Het verbruik kunnen huishoudens deels zelf beïnvloeden door gedragskeuzes en het nemen van energiebesparende maatregelen, zoals het aanbrengen van isolatie, de aanschaf van energiezuinige apparaten of energieopwekkende installaties. Maar een ander deel ligt buiten de invloedssfeer van huishoudens, zoals een zachte of strenge winter.

Vanaf maart 2020 publiceert het CBS maandelijks de gemiddelde consumentenprijzen voor alle componenten van de energierekening. De leveringstarieven in deze tabel zijn gebaseerd op de tarieven van contracten die in de betreffende maand afgesloten worden. Er wordt dus geen rekening gehouden met huishoudens die het leveringstarief voor een langere periode hebben vastgelegd. Met behulp van de gemiddelde consumentenprijzen in een bepaalde periode uit deze tabel kan een gas- en elektriciteitsrekening berekend worden. Verder in deze notitie noemen wij deze energierekening de “gemiddelde energierekening”. Daarvoor zijn ook gegevens nodig over het energieverbruik van huishoudens. In dit artikel vergelijken we de energierekening op jaarbasis uitgaande van de gemiddelde prijzen zoals deze door energieleveranciers aangeboden worden in verschillende perioden. Dit doen we op een aantal manieren.

Allereerst laten we in hoofdstuk 2 zien hoe de energierekening verandert door de combinatie van veranderingen in prijs en verbruik. Ook laten we zien wat de effecten zijn voor huishoudens die een meerjarig vast contract hebben afgesloten. In hoofdstuk 3 gaan we in op zuivere prijseffecten en vergelijken we de nieuwste prijzen van januari 2022 met die van een jaar eerder. Dit geeft antwoord op de vraag hoe energieprijzen zich in de afgelopen twaalf maanden hebben ontwikkeld. We laten zien welke rol belastingen en de andere prijscomponenten spelen in de totale prijsverandering van energie voor huishoudens en we laten zien hoe energieprijzen zich in de afgelopen jaren van maand-op-maand hebben ontwikkeld. Dit geeft een beeld van de algemene gemiddelde ontwikkeling. Maar de spreiding rond dit gemiddelde is groot. In hoofdstuk 4 laten we dit zien door de energierekening voor verschillende groepen van woningen te vergelijken. Tot slot staan aan het eind van deze notitie toelichtingen met methodologische uitleg.

De in deze notitie gebruikte prijzen, zijn de bedragen zoals consumenten deze moeten betalen. Dat betekent dat deze overal inclusief btw zijn en zoals deze in het betreffende jaar betaald worden, ofwel lopende prijzen niet gecorrigeerd voor inflatie.

2. Klein effect verbruik, groot effect leveringstarieven

De verschillende tarieven voor transport, levering en belastingen en het verbruik bepalen de totale hoogte van de energierekening. Voor het verbruik nemen we een gemiddeld jaarverbruik van woningen, vastgesteld conform de berekeningen van de Klimaat- en energieverkenning (zie toelichting Gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik).

Op basis van de aangeboden leveringstarieven en rekening houdend met een geraamd afnemend jaarverbruik van elektriciteit en gas is de gemiddelde energierekening in januari 2022 1 264 euro hoger dan een jaar eerder (zie figuur 2.1).

2.1 Het maandelijkse verloop van de energierekening (bij een geraamd afnemend jaarverbruik)
   Gas 1)2) (euro per jaar)Elektriciteit 2) (euro per jaar)
2018jan919698
2018feb920698
2018mrt919699
2018apr912698
2018mei915700
2018jun922704
2018jul950720
2018aug952721
2018sep956725
2018okt964731
2018nov988743
2018dec984741
2019jan1061768
2019feb1059772
2019mrt1048767
2019apr1043761
2019mei1036759
2019jun1038760
2019jul1020754
2019aug1009750
2019sep1007751
2019okt1004750
2019nov1006751
2019dec1004749
2020jan945667
2020feb938664
2020mrt926659
2020apr911652
2020mei905647
2020jun899645
2020jul873644
2020aug874647
2020sep876649
2020okt878649
2020nov884652
2020dec887652
2021jan858679
2021feb869689
2021mrt879694
2021apr886698
2021mei885701
2021jun901710
2021jul951741
2021aug967744
2021sep1026776
2021okt1171829
2021nov1433954
2021dec16071065
2022jan17891011
1) Het gasverbruik is gecorrigeerd voor temperatuur, zie toelichting Temperatuurcorrectie gasverbruik. 2) In het bedrag voor gas en elektriciteit zit ook de vaste teruggave van de energiebelasting (heffingskorting) die op de elektriciteitsaansluiting wordt uitgekeerd. Deze is in alle jaren verdeeld over de gas- en elektriciteitsrekening naar rato van de betaalde belastingen in het voorgaande jaar, zoals dat vanaf 2022 ook in de consumentenprijsindex gebeurt. Meer informatie hierover is te lezen in het artikel Wijziging van de behandeling van de teruggave energiebelasting in de CPI. In eerdere publicaties over de energierekening werd de heffingskorting volledig met de elektriciteitsrekening verrekend.

Jaarlijks daalt de gemiddelde gas- en elektriciteitslevering aan woningen. Voor het gemak noemen we deze levering in dit artikel het verbruik (zie toelichting Gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik). Volgens de prognoses van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is in 2022 zowel het elektriciteits- als het gasverbruik ongeveer een kwart minder dan in 2012 (zie figuur 2.2). Het gasverbruik is hierbij gecorrigeerd voor buitentemperatuur (zie toelichting Temperatuurcorrectie gasverbruik) en bij het elektriciteitsverbruik wordt de zelf opgewekte stroom met zonnepanelen gesaldeerd met de totale levering; de zonnestroom telt dus niet apart mee in het verbruik. Het energieverbruik van woningen daalt door isolatie, het opwekken van eigen elektriciteit met zonnepanelen en doordat apparaten en lampen steeds energiezuiniger worden. Ook het aantal personen per huishouden daalt en nieuwbouwwoningen zijn de afgelopen decennia energiezuiniger geworden.

2.2 Het gemiddelde gas- en elektriciteitsverbruik sinds 20121)
JaarGas (m3/jaar/woning)2)Elektriciteit (kWh/jaar/woning)3)
201215513256
201315403195
201413843055
201513322960
201613342896
201713352832
201813292765
201912392678
202012172547
prognose 202111902580
prognose 202211692479
Bron: CBS, 2012-2020, bewerking PBL; prognose 2021 en 2022 PBL
1) In 2021 is de methode voor de berekening van het gemiddelde elektriciteitsverbruik door huishoudens aangepast. Met ingang van 2021 wordt het verbruik voor elektrische warmtepompen meegenomen. Hierdoor ligt het verbruik van elektriciteit in 2021 ongeveer 4,7 procent hoger dan volgens de oude methode. Het verwachtte verbruik in 2021 en 2022 is hierdoor niet direct te vergelijken met eerdere jaren. 2)Het gasverbruik is gecorrigeerd voor temperatuur, zie toelichting Temperatuurcorrectie gasverbruik. 3) Bij het elektriciteitsverbruik wordt de zelf opgewekte stroom met zonnepanelen gesaldeerd met de totale levering; de zonnestroom telt dus niet mee in het verbruik.

Prijs- en verbruikseffecten uitgesplitst

De totale verandering van de energierekening kunnen we uitsplitsen in prijs- en verbruikseffecten (zie toelichting Het berekenen van prijs- en verbruikseffecten). In Tabel 2.1 staat de opbouw van een energierekening in januari 2021 en januari 2022. Ook is aangegeven wat de effecten zijn van de prijsverandering en de verandering in gemiddeld verbruik. De vaste kosten veranderen alleen in prijs, niet in hoeveelheid. Het effect van een lager verbruik heeft daarom geen invloed op de transportkosten en de heffingskorting energiebelasting.

Tabel 2.1 Verandering van de energierekening bij een gemiddeld jaarverbruik in euro1)
StandVerandering t.o.v. januari 2021Verandering t.o.v. januari 2021Verandering t.o.v. januari 2021Stand
januari 2021PrijsVerbruikTotaal januari 2022
Gas
Transport 188 3 3 191
Levering 3871 099- 151 0841 470
Energiebelasting en ODE 624 23- 11 12 636
Totaal jaarbedrag gas1 1991 125- 261 0992 298
Elektriciteit
Transport 257 10 10 267
Levering 251 626- 20 607 858
Energiebelasting en ODE 388- 174- 12- 186 202
Totaal jaarbedrag elektriciteit 896 462- 32 4311 327
Algemeen
Heffingskorting energiebelasting- 559- 266 - 266- 825
Totale energierekening1 5361 321- 581 2642 800
1) De onderliggende bedragen tellen niet precies op tot het totaal door afronding.

De ontwikkelingen van de kosten voor elektriciteit en gas, op basis van de prijzen die energieleveranciers vragen, verschillen flink. De jaarlijkse gasrekening steeg in januari 2022 met 1 099 euro ten opzichte van een jaar eerder (zie tabel 2.1), vooral door hogere leveringstarieven. De jaarlijkse elektriciteitsrekening steeg met 431 euro, ook vooral door hogere leveringstarieven. Maar doordat de energiebelasting op elektriciteit omlaag ging met 186 euro is de stijging minder groot dan bij gas. De hogere teruggave van energiebelasting (de heffingskorting die via de elektriciteitsrekening wordt verrekend) zorgt ervoor dat de energierekening 266 euro lager uitvalt. Het effect van een lager verbruik is bij elektriciteit en gas respectievelijk 32 euro en 26 euro. Totaal betekent dit dat de energierekening, op basis van de prijzen die energieleveranciers in januari 2022 vragen, 1 264 euro hoger uitvalt dan in januari 2021.

Effect meerjarige contracten met een vaste prijs

De hierboven gehanteerde prijzen zijn de prijzen zoals huishoudens deze gemiddeld betalen bij het afsluiten van een nieuw meerjarig contract en bij contracten met variabele tarieven. Het zijn de gemiddelde prijzen zoals deze aangeboden worden door de energiemaatschappijen op dat moment. In de laatste jaren is het afsluiten van een meerjarig contract met een vaste leveringsprijs per kilowattuur elektriciteit of kuub gas steeds populairder geworden. Het afgelopen jaar had minder dan de helft van de huishoudens een contract met een looptijd van meerdere jaren. Als een consument op tijd een dergelijk contract heeft afgesloten, dan merkt deze nu nog niets van de hogere leveringsprijs. Het is echter onbekend hoeveel huishoudens, welke contracten op welk moment tegen welke prijs hebben afgesloten. Het is wel duidelijk dat de verschillen in de hoogte van de energierekening tussen huishoudens hierdoor dit jaar extra groot worden. In tabel 2.2 staat een voorbeeld waarbij een huishouden in januari 2021 een contract heeft afgesloten met een meerjarige vaste leveringsprijs van 0,2725 euro per kuub gas en 0,0716 euro per kilowattuur elektriciteit. Het huishouden in dit voorbeeld heeft bij een gemiddeld energieverbruik een energierekening van 1 108 euro in januari 2022. Dat is 1 692 euro minder dan op basis van de afsluitprijzen in januari 2022 en 440 euro minder op jaarbasis dan in januari 2021. Dit huishouden heeft dus vooralsnog geen last van stijgende leveringstarieven, maar wel het voordeel van de veel lagere belastingen.

Tabel 2.2 Voorbeeld verandering van de energierekening bij een meerjarig contract in euro1)2)
StandVerandering t.o.v. januari 2021Verandering t.o.v. januari 2021Verandering t.o.v. januari 2021Stand
januari 2021PrijsVerbruikTotaal januari 2022
Gas
Transport 188 3 3 191
Levering 394 - 6- 6 388
Energiebelasting en ODE 624 23- 11 12 636
Totaal jaarbedrag gas1 206 26- 17 91 215
Elektriciteit
Transport 257 10 10 267
Levering 256 - 7- 7 249
Energiebelasting en ODE 388- 174- 12- 186 202
Totaal jaarbedrag elektriciteit 901- 164- 19- 183 718
Algemeen
Heffingskorting energiebelasting- 559- 266 - 266- 825
Totale energierekening1 548- 404- 36- 4401 108
1) De onderliggende bedragen tellen niet precies op tot het totaal door afronding.
2) Dit geldt voor een huishouden dat in januari 2021 een contract heeft afgesloten met een vast variabel leveringstarief voor drie jaar met een gemiddelde prijs voor gas van 0,2725 euro per m3 en een gemiddelde prijs voor elektriciteit van 0,0716 euro per kWh.

Tot slot zijn de gehanteerde verbruiken van 2021 en 2022 prognoses. Hiervan zijn nog geen definitieve cijfers beschikbaar. Bovendien is het afnemend verbruik niet gelijk verdeeld over de huishoudens. De verbruiken verschillen van jaar tot jaar tussen huishoudens. Sommige huishoudens veranderen niets aan hun gedrag of woning, terwijl anderen ingrijpende woningverbeteringen doorvoeren. Ook kan door bijvoorbeeld gezinsuitbreiding of veranderende leefomstandigheden het energieverbruik toe- of afnemen.

3. De ontwikkeling van de prijs van energie

In het voorgaande hoofdstuk hebben we gekeken naar de effecten van prijs en verbruik op de energierekening. In dit hoofdstuk gaat het alleen over de prijseffecten. We bekijken eerst de prijsontwikkelingen tussen januari 2021 en januari 2022. Om deze prijsontwikkeling te laten zien, is het noodzakelijk om de prijs te nemen bij een vast gemiddeld jaarverbruik (zie toelichting Het berekenen van prijs- en verbruikseffecten). De energieprijs bestaat namelijk uit vaste en variabele componenten. Alleen het variabele deel is afhankelijk van het verbruik. We nemen een gemiddeld jaarverbruik omdat het verbruik in de winter hoger ligt dan in de zomer en het niet logisch is om een gemiddeld verbruik van alleen januari te nemen. Ook de consument betaalt in januari hetzelfde maandbedrag als in juli, ook al ligt het gasverbruik in januari veel hoger dan in juli. En we houden het verbruik in de perioden die we vergelijken hetzelfde, zodat alleen de effecten van de prijs te zien zijn.

Gemiddelde prijs energie stijgt 86 procent

Het grootste prijsverschil in de energierekening tussen januari 2022 en een jaar eerder wordt veroorzaakt door de variabele leveringskosten. De variabele leveringskosten van gas stegen met 1 096 euro en die van elektriciteit met 625 euro (zie tabel 3.1 en de toelichting Berekening van een gemiddelde energierekening). De transportkosten en de vaste leveringskosten stegen in vergelijking hiermee slechts beperkt. De meeste variabele belastingtarieven (zie toelichting Belastingen op energie), die de gebruiker per kubieke meter gas of per kilowattuur elektriciteit betaalt, gingen licht omhoog. Uitzondering is de energiebelasting op elektriciteit, deze daalde met gemiddeld 176 euro. De teruggave energiebelasting (heffingskorting) ging omhoog met 266 euro en hiermee compenseerden belastingmaatregelen de prijsstijgingen met bijna een kwart. Alles bij elkaar opgeteld steeg de gemiddelde prijs van energie zoals leveranciers deze in januari 2022 aanboden aan huishoudens met 1 321 euro, ofwel met 86 procent ten opzichte van januari 2021.

Tabel 3.1 Verandering van de energierekening bij een gemiddelde jaarverbruik door prijseffecten1)
januari 20222) (euro)Prijsverandering t.o.v. januari 20213) (euro)
Gas
Transportkosten (vast) 191 3
Leveringskosten (vast) 73 3
Leveringskosten (variabel)1 3981 096
ODE 122 2
Energiebelasting 514 21
Totaal jaarbedrag gas2 2981 125
Elektriciteit
Transportkosten (vast) 267 10
Leveringskosten (vast) 73 1
Leveringskosten (variabel) 785 625
ODE 91 2
Energiebelasting 110-176
Totaal jaarbedrag elektriciteit1 327 462
Energiebelasting algemeen
Teruggave energiebelasting-825-266
Totale energierekening2 8001 321
1) De onderliggende bedragen tellen niet precies op tot het totaal door afronding.
2) De prijzen van januari 2022 zijn berekend met een gemiddeld jaarverbruik over 2022 van 1 169 m3 gas en 2 479 kWh elektriciteit (raming van het Planbureau voor de Leefomgeving).
3) De prijsverandering is berekend met het gemiddelde jaarverbruik over 2021 en 2022 (zie toelichting Het berekenen van prijs- en verbruikseffecten).

De verschillen tussen huishoudens zijn echter groot. Dit wordt deels veroorzaakt doordat een deel van de huishoudens een meerjarig contract met vaste leveringstarieven heeft afgesloten. De grote prijsstijgingen van de variabele leveringstarieven gelden niet voor deze huishoudens (zie ook hoofdstuk 2 en tabel 2.2). Daarnaast zijn er grote verschillen in het verbruik tussen huishoudens, zie hoofdstuk 4.

Prijsveranderingen van energie in de afgelopen jaren

In januari vinden vaak de grootste veranderingen plaats in de energieprijzen. De netbeheerders en leveranciers passen hun prijzen aan en de overheid wijzigt de belastingtarieven.

Voor de consumentenprijsindex volgt het CBS de maandelijkse prijsveranderingen van energie zoals deze door de leveranciers worden aangeboden. Het CBS publiceert niet alleen de prijsindex voor energie, maar ook van elektriciteit en gas afzonderlijk. In figuur 3.1 is te zien dat de gemiddelde consumentenprijs van energie sterk wisselt. De maandelijkse prijsontwikkeling in de afgelopen vier jaar laat zien dat de prijzen van januari niet overeenkomen met de gemiddelde prijs in een kalenderjaar en dat in de tweede helft van 2021 de prijzen zeer sterk zijn gestegen.

3.1 De prijsindex van energie
jaar2018 (2015=100)2019 (2015=100)2020 (2015=100)2021 (2015=100)
jan103,87121,93109,03104,43
feb103,91122,14108,4106,13
mrt103,96121,36107,19107,18
apr103,53120,79105,85107,97
mei103,81120,31105,13108,22
jun104,41120,49104,68109,99
jul107,01118,09102,81115,79
aug107,04117,46103,05117,17
sep107,51117,43103,27123,29
okt108,21117,23103,4136,56
nov110,06117,43103,92163,61
dec109,75117,19104,1182,04

De belastingtarieven veranderen na januari niet meer, maar de vaste prijzen voor transport en levering kunnen in de loop van het jaar wel veranderen, meestal met relatief kleine bedragen. Het is met name de leveringsprijs per verbruikseenheid die nogal kan veranderen. Maandelijks publiceert het CBS ook de gemiddelde prijzen en belastingtarieven van gas en elektriciteit zoals deze door energiemaatschappijen aangeboden worden. In 2018 stegen de leveringsprijzen gedurende het jaar en de prijzen piekten in januari 2019. Daarna daalden de leveringstarieven weer (zie figuur 3.2). Deze daling zette door tot in juli 2020, waarna de leveringsprijzen weer omhoog gingen, eerst langzaam om vanaf augustus 2021 zeer sterk te stijgen. De leveringstarieven zijn in januari 2022 vier keer hoger dan in januari 2021.

3.2 Prijsindex leveringstarieven per verbruikseenheid
   Gas m3-tarief (januari 2018=100)Elekriciteit kWh-tarief (januari 2018=100)
2018januari100100
2018februari99,9499,85
2018maart99,91100,30
2018april98,2799,40
2018mei98,84100,75
2018juni100,63102,98
2018juli105,81107,60
2018augustus106,44108,79
2018september107,42111,18
2018oktober109,33114,16
2018november114,96120,72
2018december113,98119,52
2019januari120,27128,91
2019februari118,13127,72
2019maart115,37125,34
2019april114,08122,21
2019mei112,19120,86
2019juni112,76121,46
2019juli107,76116,99
2019augustus105,06114,46
2019september104,46115,05
2019oktober103,61114,61
2019november104,34115,20
2019december103,74114,01
2020januari101,41114,46
2020februari99,59112,52
2020maart96,17109,24
2020april92,46105,37
2020mei90,76102,83
2020juni89,35101,64
2020juli82,21100,60
2020augustus82,65102,09
2020september82,78102,98
2020oktober83,25103,13
2020november84,73104,47
2020december85,48104,32
2021januari83,60103,87
2021februari86,68109,54
2021maart89,31112,22
2021april90,82114,46
2021mei90,70116,10
2021juni94,75121,01
2021juli107,76138,30
2021augustus112,01140,39
2021september127,40158,57
2021oktober165,87189,27
2021november235,04261,55
2021december280,96326,08
2022januari375,73472,21

Hoe de prijzen zich in de loop van 2022 gaan ontwikkelen, weten we niet. Uiteindelijk kan de totale energierekening over 2022 dus hoger of lager uitvallen dan het jaarbedrag dat we nu op basis van de prijzen in januari berekenen. Wel kunnen we een vergelijking maken tussen de gemiddelde energierekening over de kalenderjaren 2018, 2019, 2020 en 2021 gebaseerd op de prijzen van januari en op de gemiddelde prijzen van het kalenderjaar (zie tabellen 3.2, 3.3, 3.4 en 3.5). Net als in de rest van deze notitie gebruiken we hierbij de tarieven zoals deze door de energiemaatschappijen worden aangeboden.

Tabel 3.2 De energierekening op basis van prijzen in januari en gemiddelde prijzen over 2018
Verbruikjanuari 2018 Gemiddeld 2018Verschil
Gas1 3291 1201 143 23
Elektriciteit2 765 871 887 16
Heffingskorting 1-373-373
Totaal1 6171 657 40

Tabel 3.3 De energierekening op basis van prijzen in januari en gemiddelde prijzen over 2019
Verbruikjanuari 2019 Gemiddeld 2019Verschil
Gas1 2391 2301 196-34
Elektriciteit2 678 911 901-10
Heffingskorting 1-312-312
Totaal1 8291 786-43

Tabel 3.4 De energierekening op basis van prijzen in januari en gemiddelde prijzen over 2020
Verbruikjanuari 2020 Gemiddeld 2020Verschil
Gas1 2171 2491 203-46
Elektriciteit2 547 890 876-14
Heffingskorting 1-527-527
Totaal1 6121 552-60

Tabel 3.5 De energierekening op basis van prijzen in januari en gemiddelde prijzen over 2021
Verbruik1)januari 2021 Gemiddeld 2021Verschil
Gas1 1901 1991 377 178
Elektriciteit2 580 897 991 94
Heffingskorting 1-559-559
Totaal1 5371 809 272
1) Prognose PBL, het verbruik over 2021 is nog niet definitief vastgesteld.

De gemiddelde energierekening in 2021 kwam, op basis van de gemiddelde prijzen in dit kalenderjaar, 272 euro hoger uit dan op basis van de prijzen in januari 2021 berekend was. Dit kwam vooral doordat de leveringstarieven in de tweede helft van het jaar sterk toenamen. Maar in 2020 en 2019 was het juist omgekeerd en kwam de gemiddelde energierekening lager uit dan gebaseerd op prijzen in januari.

De rol van vaste en variabele componenten in de prijsontwikkeling

Tot slot van dit hoofdstuk splitsen we de ontwikkeling van de energierekening uit naar de vaste en de variabele prijscomponenten van de gas- en elektriciteitsrekening. De elektriciteits- en gasrekening is opgebouwd uit vijf prijscomponenten:

  1. Een vaste prijs voor het netwerk (transport).
  2. Een vaste prijs voor de levering (vastrecht).
  3. Een leveringsprijs per verbruikseenheid (variabele prijs per kWh elektriciteit of per m3 gas).
  4. Belastingen per verbruikseenheid (variabele prijs per kWh elektriciteit of per m3 gas).
  5. Vaste teruggave van energiebelasting (heffingskorting).

De vaste kosten moeten betaald worden als het huishouden een aansluiting heeft, ook al wordt er geen elektriciteit of gas afgenomen. De variabele kosten worden per verbruikseenheid (per kWh elektriciteit of per m3 gas) betaald.

Tabel 3.6 Splitsing kosten van gas en elektriciteit naar vaste en variabele prijscomponenten (inclusief btw)
Gemiddeld 2018Gemiddeld 2019Gemiddeld 2020Gemiddeld 2021januari 2022
Gas, vaste prijscomponenteneuro/jaar236,32244,14253,27259,13264,07
Gas, variabele prijscomponenteneuro/m30,68200,76860,78070,93971,7397
Elektriciteit, vaste prijscomponenteneuro/jaar294,52304,77310,4329,86339,67
Elektriciteit, variabele prijscomponenteneuro/kWh0,21440,22260,22190,25610,3983
Heffingskorting (vast)euro/jaar-373,33-311,62-527,17-558,56-824,77

In tabel 3.6 zijn alle vaste en variabele componenten steeds per energiedrager opgeteld. De vaste kosten voor elektriciteit en gas nemen langzaam toe en ook de variabele prijzen per kilowattuur elektriciteit en per kubieke meter gas nemen in de loop van de jaren toe. Vooral in de tweede helft van 2021 stegen de prijzen sterk. In januari 2022 betalen consumenten gemiddeld ruim 1,05 euro (ruim 150 procent) per kubieke meter gas meer dan gemiddeld in 2018. De prijs per kilowattuur elektriciteit steeg in dezelfde periode met ruim 18 cent (een stijging van ruim 85 procent).
Maar de heffingskorting is sinds 2020 omhoog gegaan. Huishoudens krijgen dus een hoger bedrag terug. In tabel 3.7 staan de vaste en variabele kosten voor de gemiddelde jaarlijkse energierekening in januari 2022 en de prijsverandering ten opzichte van januari 2021. De totale vaste kosten zijn met 249 euro gedaald, vooral omdat de hogere heffingskorting de vaste kosten met 266 euro verlaagde. De variabele kosten zijn in vergelijking met januari 2021 met 1 570 euro gestegen.

Tabel 3.7 Prijsverandering (in euro) van vaste en variabele kosten op de energierekening in euro1)
januari 2022Prijsverschil met januari 2021
Vaste kosten
Gas 264 6
Elektriciteit 340 11
Heffingskorting-825-266
Totaal vaste kosten-221-249
Variabele kosten
Gas2 0341 119
Elektriciteit 986 451
Totaal variabele kosten3 0201 570
1) Bedragen kunnen afwijken door afronding.

4. Verschillen tussen huishoudens

De hoogte van de energierekening wordt voor een belangrijk deel bepaald door het energieverbruik van het huishouden. Als huishoudens meer gas of elektriciteit verbruiken is de rekening, bij een vergelijkbaar contract, ook hoger. Dit energieverbruik hangt samen met kenmerken van de woning en de samenstelling en voorkeuren van het huishouden. Zoals dit hoofdstuk duidelijk maakt is het energieverbruik in een grote, oude en niet energiezuinige woning met veel bewoners gemiddeld hoger dan in een kleine, nieuwe, energiezuinige woning met maar één bewoner. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de spreiding van de energierekening tussen en binnen groepen van woningen en hun bewoners, uitgaande van de energietarieven die in de vorige hoofdstukken zijn gepresenteerd.

4.1 Energierekening tien groepen huishoudens 2018-2022

Het CBS ontwikkelde op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat tien herkenbare profielen van aardgaswoningen en hun bewoners. Aardgaswoningen worden hoofdzakelijk verwarmd met aardgas en maken 88 procent van de totale woningvoorraad uit. Woningen met stadswarmte en all-electric woningen worden dus niet meegenomen. De tien profielen van aardgaswoningen verschillen naar woningtype, woonoppervlakte, bouwjaar en het aantal bewoners en omvatten samen bijna 75 procent van alle aardgaswoningen. Elk jaar wordt het gemiddeld aardgas- en elektriciteitsverbruik van deze groepen gepubliceerd. De verbruiken van de profielgroepen zijn bekend vanaf 2018. Het meest recente jaar is 2020 en vormt de basis voor de berekeningen in dit hoofdstuk.

Tabel 4.1 Ontwikkeling energieverbruik per groep van aardgaswoningen1), 2018-2020
Aardgas (m3, temperatuur-
gecorrigeerd)
Elektriciteit (kWh)
2018*2019*2020*2018*2019*2020*
Een bewoner in nieuw, klein appartement670620630164016101580
Een bewoner in oud, klein appartement870810800158015501550
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement109010101000228022202270
Een bewoner in oude, kleine rijwoning116010601050173016901680
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning138012601240205020001990
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning133012301220286027802790
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning117010801080334032603260
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning151013901380329031903200
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning210019401920395038603900
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning262024002400449044504530

1) Een rijwoning is een tussen-, hoek- of 2-onder-1-kapwoning; oud heeft betrekking op woningen tot 1992, nieuw op woningen die zijn gebouwd in 1992 of daarna; klein geeft aan dat woningen kleiner zijn dan 100 m2, middel duidt woningen aan van 100 tot 150 m2 en bij groot zijn woningen 150 m2 en groter.

Bron: CBS

Uit tabel 4.1 is te berekenen dat gemiddeld voor de meeste groepen aardgaswoningen de hoeveelheid geleverde gas tussen 2018 en 2019 met 7 tot bijna 9 procent daalde. Tussen 2019 en 2020 daalde voor de meeste groepen het gasverbruik nog wel iets (tot anderhalf procent), maar was er voor één profielgroep sprake van een licht stijgend gasverbruik. Deze ontwikkelingen zijn niet toe te schrijven aan veranderende weersomstandigheden omdat de gasverbruiken gecorrigeerd zijn voor temperatuur. Het elektriciteitsverbruik van de profielgroepen daalde tussen 2018 en 2019 met 1 tot 3 procent, terwijl de ontwikkeling tussen 2019 en 2020 een wisselend beeld laat zien van 2 procent daling tot 2 procent stijging.

De ontwikkelingen tussen 2019 en 2020 zijn moeilijk te duiden omdat het CBS voor 2020 de methode voor het bepalen van de energieleveringen aan woningen heeft vernieuwd (zie toelichting Nieuwe methode voor bepaling energieleveringen aan woningen). Het is niet uit te sluiten dat deze nieuwe methode voor de ene groep woningen net iets andere effecten heeft dan voor een andere groep. Het is aannemelijk dat het energieverbruik in woningen in 2020 ten opzichte van 2019 is beïnvloed door de maatregelen tegen het coronavirus en door het gemiddeld energiezuiniger worden van de woningvoorraad.

Het energieverbruik van woningen in 2021 en 2022 is nog niet bekend. Daarom wordt, net als in hoofdstuk 2, gebruik gemaakt van prognoses voor het energieverbruik in deze jaren. Deze prognoses sluiten aan bij de ontwikkelingen in de KEV 2021. Er is niet voldoende informatie om daarbij onderscheid te maken tussen de verschillende huishoudensprofielen. Voor alle groepen wordt daarom aangenomen dat het energieverbruik met hetzelfde percentage daalt ten opzichte van 2020, gebaseerd op de ontwikkelingen in het gemiddelde verbruik, zoals weergegeven in hoofdstuk 2. De verwachte daling in de gemiddelde elektriciteitslevering tussen 2020 en 2021 is bijna 4 procent en tussen 2020 en 2022 tussen 7,5 en 8 procent. Het gemiddelde gasverbruik daalt tussen 2020 en 2021 naar verwachting met ruim 2 procent en tussen 2020 en 2022 met bijna 4 procent. In de berekening van dit verbruik wordt uitgegaan van gemiddelde weersomstandigheden in Nederland; het gaat om temperatuur gecorrigeerde verbruiken.

Met de jaargemiddelde energieprijzen tot en met 2021, de prijzen van januari 2021 en januari 2022 en de indicatieve verbruiken per huishoudensprofiel in 2021 en 2022 is het mogelijk om een indicatief beeld te geven van de ontwikkeling in de gemiddelde energierekening per huishoudensprofiel naar moment van afsluiten (zie figuur 4.1 en tabel 4.2). Hierbij zijn zowel de waargenomen veranderingen in de energieprijzen als de verwachte veranderingen in de energieverbruiken meegenomen in de berekening.

4.1 Indicatie van de energierekening1) naar woningprofiel, 2018-2021
 2021 (euro)2020 (euro)2019 (euro)2018 (euro)
Een bewoner in nieuw, klein appartement10008801070970
Een bewoner in oud, klein appartement1150101012001090
Twee of meer bewoners in oud, klein
appartement
1510132015101390
Een bewoner in oude, kleine rijwoning1410123014301320
Een bewoner in oude, middelgrote
rijwoning
1660145016501540
Twee of meer bewoners in oude, kleine
rijwoning
1840161018001680
Twee of meer bewoners in nieuwe,
middelgrote rijwoning
1830161017901670
Twee of meer bewoners in oude,
middelgrote rijwoning
2080182020201890
Twee of meer bewoners in oude, grote
rijwoning
2760240025902440
Twee of meer bewoners in oude, grote
vrijstaande woning
3350292030702910
1) Voor 2018-2021 is uitgegaan van de gemiddelde jaarprijzen in het betreffende jaar; verbruiken 2018, 2019 en 2020 zijn gebaseerd op waarnemingen en 2021 op prognose

Tabel 4.2 Indicatie van de energierekening voor groepen van huishoudens op basis van prijzen in januari 2021 en januari 2022, in euro1)
Januari 2021Januari 2022Verschil in euroVerschil (%)
Een bewoner in nieuw, klein appartement 8501 410 56065,9
Een bewoner in oud, klein appartement 9801 690 71072,4
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement1 2802 2901 01078,9
Een bewoner in oude, kleine rijwoning1 2002 150 95079,2
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning1 4102 5801 17083,0
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning1 5602 8501 29082,7
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning1 5502 7901 24080,0
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning1 7703 2601 49084,2
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning2 3404 4202 08088,9
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning2 8405 4602 62092,3
1) Prijzen zijn gebaseerd op de waargenomen prijzen in januari 2021 en januari 2022; verbruiken zijn gebaseerd op prognose.

Net als eerdere jaren blijkt uit figuur 4.1 en tabel 4.2 dat eenpersoonshuishoudens in een klein, nieuw appartement het minste uitgeven aan energie, terwijl meerpersoonshuishoudens in grote, oude vrijstaande woningen de hoogste energierekening hebben. Figuur 4.1 laat zien dat deze laatste groep door de jaren heen gemiddeld ongeveer drie keer zoveel uitgeeft aan gas en elektriciteit dan de eenpersoonshuishoudens met een klein, nieuw appartement. Tabel 4.2 laat zien dat dit verschil met de nieuwe tarieven in januari 2022 behoorlijk oploopt: de groep met de hoogste energierekening betaalt bijna vier keer meer dan de groep met de laagste energierekening.

Verder is te zien dat alle groepen huishoudens door de tijd heen ongeveer hetzelfde patroon volgen: tussen 2018 tot 2019 stijgt de energierekening flink, om vervolgens in 2020 te dalen tot onder het niveau van 2018. In 2021 stijgt de gemiddelde energierekening, uitgaand van de gemiddelde jaarprijzen over 12 maanden, terug naar het niveau van 2019. Daarbij valt op dat voor groepen aardgaswoningen met het hoogste verbruik de stijging nog iets sterker is en de energierekening van 2021 gemiddeld hoger is dan 2019. Dit komt met name door de sterke stijging van de variabele leveringsprijzen voor gas en elektriciteit. Vooral in de tweede helft van 2021 stegen deze leveringstarieven hard, waardoor het jaargemiddelde sterk steeg. De zeer bescheiden (geraamde) daling van het energieverbruik tussen 2020 en 2021 kan de sterk oplopende prijzen niet compenseren.

In de vorige paragrafen is beschreven hoe de sterke prijsontwikkeling van met name de leveringstarieven in januari 2022 doorzet. Omdat de vaste kosten dalen (en per saldo zelfs een vaste teruggave worden) en de variabele prijscomponenten stijgen is de stijging van de energierekening hoger naarmate het energieverbruik groter is. Dit is goed te zien in tabel 4.2 waarin de energierekening op basis van de prijzen in januari 2021 (en een prognose voor het jaarverbruik in 2021) wordt vergeleken met de energierekening op basis van de prijzen in januari 2022 (en een prognose voor het jaarverbruik in 2022). Voor de profielgroep met het laagste gebruik – alleenstaanden in een nieuw, klein appartement – stijgt de energierekening 66 procent, terwijl de toename voor de profielgroep met het hoogste gebruik – meerpersoonshuishoudens in een oude, grote vrijstaande woningen – 92 procent bedraagt. In euro’s is de toename voor deze laatste groep ruim viereneenhalf keer zo groot als voor de eerste groep. De hogere variabele prijscomponenten verklaren de toename van de verschillen tussen aardgaswoningen met een hoog en met een lager verbruik.

4.2 Spreiding binnen groepen van huishoudens

De energierekening varieert niet alleen tussen profielen van woningen en hun bewoners, ook binnen deze profielen is er sprake van een grote spreiding. In Tabel 4.3 staat naast het gemiddelde per groep ook de mediaan, de grens waarboven de 10 procent huishoudens met de hoogste energierekening zich bevinden én de grens voor de 10 procent huishoudens met de laagste energierekening. De mediaan geeft de middelste waarneming per groep van aardgaswoningen. De helft van de woningen in een groep heeft een energierekening hoger dan de mediaan en de andere helft heeft een lagere energierekening.

Binnen de groep van alleenwonenden in kleine, nieuwe appartementen betaalt gemiddeld 10 procent van de bewoners met de prijzen van januari 2022 meer dan 2 160 euro op jaarbasis. Dit is 150 euro meer dan de 10 procent zuinigste huishoudens met meer personen in een oude middelgrote rijwoning. Evenzo geven de tien procent zuinigste meerpersoonshuishoudens in grote, oude rijwoningen met de prijzen en verbruiken van januari 2022 minder uit dan de helft van alle meerpersoonshuishoudens in oude, kleine rijwoningen. Deze verschillen kunnen samenhangen met keuzes van huishoudens zoals het aantal kamers dat verwarmd wordt, de aanschaf en het gebruik van energie(on)zuinige apparatuur, of de tijd die mensen thuis doorbrengen. Maar de variatie hangt ook samen met factoren die niet meegenomen zijn in de afbakening van de groepen van aardgaswoningen. Zo wordt er bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het energielabel van woningen en zal binnen de meerpersoonshuishoudens het energieverbruik van tweepersoonshuishoudens gemiddeld lager zijn dan dat van vierpersoonshuishoudens. Daarnaast is de variatie in energierekeningen waarschijnlijk nog groter dan uit tabel 4.3 blijkt omdat de bedragen uitgaan van de gemiddelde prijzen van de contracten die op een bepaald tijdstip worden afgesloten. Afhankelijk van het daadwerkelijke contract dat huishoudens hebben met hun energieleverancier kan de rekening dus nog hoger of lager uitvallen (zie ook het rekenvoorbeeld in tabel 2.2). De bedragen in dit artikel geven wel een beeld van de verschillen in de energierekening van aardgaswoningen in relatie tot belangrijke kenmerken van die woningen en hun bewoners.

Tabel 4.3 Diverse spreidingsmaten voor de energierekening1) voor groepen van aardgaswoningen, januari 2022, in euro
GemiddeldLaagste 10%Mediaan (50%)Hoogste 10%
Een bewoner in nieuw, klein appartement1 410 6901 3602 160
Een bewoner in oud, klein appartement1 690 7601 6302 660
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement2 2901 2202 1903 470
Een bewoner in oude, kleine rijwoning2 1501 1402 0603 280
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning2 5801 3802 4703 920
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning2 8501 7202 7404 100
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning2 7901 7202 6903 970
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning3 2602 0103 1504 630
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning4 4202 6904 2806 340
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning5 4603 1505 2107 760
1) Op basis van waargenomen tarieven in januari 2022 en de prognose voor het jaargebruik in 2022.

Toelichting

Het gebruik van gemiddelde prijzen

De StatLinetabel met consumentenprijzen voor gas en elektriciteit geeft de gemiddelde maandelijkse prijs van de verschillende componenten van de gas- en elektriciteitsrekening zoals die op dat moment worden aangeboden door energiemaatschappijen. De verschillende componenten zijn: belastingen, netwerk- en leveringskosten en kunnen een vaste component hebben en een variabele.

Per component wordt een gemiddelde berekend, gebaseerd op de informatie van energieleveranciers over de tarieven die zij hanteren voor de verschillende contracten en het aantal aansluitingen (huishoudens). De prijzen van contracten verschillen bijvoorbeeld per leverancier, per soort energie (groen of grijs), per dagdeel (dag- en nachtstroom of een enkele meter voor één tarief) en contractduur. Bij het berekenen van het gemiddelde voor de prijscomponenten is door weging rekening gehouden met het gemiddelde aantal aansluitingen in het voorgaande jaar voor de verschillende soorten contracten.

Bij het gebruik van deze prijzen voor het berekenen van de gemiddelde energierekening voor huishoudens levert dat een goede benadering voor wat betreft het prijsniveau waartegen contracten op dat moment kunnen worden afgesloten. Voor een huishouden dat precies evenveel energie verbruikt als het gemiddelde kan de hoogte van de energierekening wel hoger of lager uitpakken, afhankelijk van het contract met de energieleverancier. Een deel van de huishoudens heeft een meerjarig contract met een vaste leveringsprijs (in 2021 was dit minder dan de helft van alle contracten). De leveringsprijs van eerder afgesloten meerjarige contracten wordt niet meegenomen in de gemiddelde prijs van een bepaalde maand. Het is namelijk onbekend hoeveel huishoudens, welke contracten op welk moment tegen welke prijs hebben afgesloten. Bij stijgende energieprijzen betekent dit dat de gemiddelde prijs die alle huishoudens in Nederland samen betalen lager ligt dan in de tabel wordt weergegeven en bij dalende energieprijzen ligt deze gemiddelde prijs hoger.

Belastingen op energie

Er zijn twee specifieke heffingen op energie: de energiebelasting en de opslag duurzame energie (ODE). De ODE is in 2013 ingevoerd en de opbrengsten van deze belasting gaan naar de subsidiëring van duurzame energie. Energiebedrijven innen de energiebelasting en ODE voor elke verbruikte kilowattuur stroom en kubieke meter gas en dragen dit vervolgens af aan de overheid. Omdat de overheid energie als een basisbehoefte ziet, krijgt elk huishouden een vast belastingbedrag terug. Dit is de heffingskorting. Deze heffingskorting wordt verrekend per elektriciteitsaansluiting. Omdat de heffingskorting compenseert voor de belasting op elektriciteit en gas wordt deze heffingskorting verdeeld over de gas- en elektriciteitsrekening naar rato van de betaalde belastingen. Ten slotte betaalt elk huishouden btw over de energierekening. De levering, het transport en de energiebelastingen vallen allemaal onder het hoge btw-tarief van 21 procent.

Berekening van een gemiddelde energierekening

Met de StatLinetabel consumentenprijzen voor gas en elektriciteit kan een gemiddelde gas- en elektriciteitsrekening uitgerekend worden voor de tarieven zoals die op dat moment worden aangeboden door energiemaatschappijen. Hiervoor worden de variabele tarieven (de tarieven per verbruikseenheid) vermenigvuldigd met het jaarverbruik en opgeteld bij de vaste tarieven.
De “gemiddelde energierekening van januari” beschrijft dan wat huishoudens gemiddeld moeten  betalen voor een jaar energieverbruik. Hierbij baseren we ons dus op de prijzen zoals die in januari worden aangeboden en het verwachte jaarverbruik.

De opbouw van een gemiddelde elektriciteits- en gasrekening (inclusief btw, in euro’s)
GasTarief januari 2022VerbruikTotaal
Transportkosten (vast)191,32 1191,32
Leveringskosten (vast)72,74 172,74
Leveringskosten (variabel)1,19561 1691397,66
ODE0,104671 169122,36
Energiebelasting0,439501 169513,78
Totaal jaarbedrag gas2297,86
ElektriciteitTarief januari 2022VerbruikTotaal
Transportkosten (vast)267,12 1267,12
Leveringskosten (vast)72,55 172,55
Leveringskosten (variabel)0,31692 479785,60
ODE0,036912 47991,50
Energiebelasting0,044522 479110,37
Totaal jaarbedrag elektriciteit1327,14
Energiebelasting algemeenTarief januari 2022Totaal
Heffingskorting-824,77-824,77
Totale energierekening2 800,23

Het berekenen van prijs- en verbruikseffecten

De prijs van energie en het verbruik bepalen de hoogte van de energierekening. De totale gemiddelde verandering van de energierekening kunnen we uitsplitsen in prijs- en verbruikseffecten Hiervoor gebruiken we de zogenoemde methode voor Bennet-indicatoren.
Als we de energierekening van januari 2022 vergelijken met die van januari 2021 dan kunnen we de totale verandering van de energierekening als volgt splitsen in een prijseffect en een verbruikseffect:

  • Voor het prijseffect houden we het verbruik constant. Het gehanteerde verbruik is het gemiddelde van het geraamde gebruik in 2021 en 2022.
  • Voor het verbruikseffect houden we de prijs constant. De gehanteerde prijs is het gemiddelde van januari 2021 en januari 2022.

De som van dit prijs- en verbruikseffect komt overeen met het totale verschil in de energierekening tussen januari 2022 en januari 2021. Voor de berekening van de energierekening in januari 2022 worden dan de prijzen van januari 2022 en het geraamde gemiddelde verbruik van 2022 genomen en voor de berekening van 2021 worden de prijzen van januari 2021 en het verbruik van 2021 genomen.
Het geraamde gemiddelde verbruik voor 2022 is 2 479 kWh elektriciteit en 1 169 m3 gas. Voor 2021 is het geraamde verbruik 2 580 kWh elektriciteit en 1 190 m3 gas.
Het verbruik heeft logischerwijs alleen effect op de variabele kosten die de gebruiker per kubieke meter gas of per kilowattuur elektriciteit betaalt en niet op de vaste kosten. De vaste kosten veranderen alleen in prijs, niet in hoeveelheid.

Gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekent het gemiddelde gas- en elektriciteitsverbruik voor woningen volgens de methode die wordt gebruikt in de Klimaat- en energieverkenning (KEV). Woningen op stadswarmte zijn uitgesloten en het totale gasverbruik wordt gecorrigeerd voor verschillen in buitentemperatuur (zie toelichting Temperatuurcorrectie gasverbruik). Om te komen tot het gemiddelde gasverbruik per bewoonde woning wordt het totale temperatuur gecorrigeerde gasverbruik van alle woningen in Nederland gedeeld door het totaal aantal bewoonde woningen zonder stadswarmte.

Voor het gemiddelde elektriciteitsverbruik wordt de opwekking met eigen zonnepanelen gesaldeerd met de totale levering. Er kan sprake zijn van enige overcompensatie omdat niet bekend is welke leveringen reeds zijn gesaldeerd en welke niet (zie toelichting Saldering van elektriciteitsleveringen). De totale levering van elektriciteit aan woningen door energiemaatschappijen wordt daarnaast nog verminderd met leveringen aan gemeenschappelijke ruimten, zoals galerijen en liften. Om te komen tot het gemiddelde elektriciteitsverbruik per bewoonde woning wordt de gecorrigeerde totale leveringshoeveelheid van elektriciteit gedeeld door het totaal aantal bewoonde woningen in Nederland.
NB. Voor het gemak noemen we deze levering in deze notitie het “verbruik”. Zelf opgewekte en verbruikte energie maakt echter geen onderdeel uit van de levering. Uiteraard zijn aan de eigen opwekking van energie door huishoudens ook kosten verbonden, maar die nemen we hier niet mee.

Voor de profielen van aardgaswoningen (hoofdstuk 4) wordt vanuit microdata het gemiddeld aardgas- en elektriciteitsverbruik berekend voor groepen van aardgaswoningen. Om te bepalen of een woning een aardgaswoning is wordt gekeken naar de hoofdverwarmingsinstallatie. Indien er sprake is van individuele CV of van blokverwarming wordt een woning tot de aardgaswoningen gerekend. Deze afbakening wijkt een klein beetje af van de afbakening zoals hierboven beschreven voor de methode van de KEV. In die laatste methode worden namelijk all-electric woningen (dus geen gasaansluiting én geen stadswarmte) wel meegenomen, in de benadering vanuit de microdata niet. Daarnaast wordt in de methode van de KEV het gemiddeld elektriciteitsverbruik berekend over alle bewoonde woningen, terwijl in de benadering vanuit de microdata de (bewoonde) woningen met stadswarmte en all-electric woningen niet worden meegenomen, evenals woningen met 11 of meer geregistreerde bewoners.

Nieuwe methode voor bepaling energieleveringen aan woningen

Tussen rapportagejaar 2019 en 2020 hebben bij het CBS diverse methodologische vernieuwingen van de klantenbestanden met aardgas- en elektriciteitsleveringen plaatsgevonden. Mede hierdoor is de afbakening van de populatie aardgaswoningen verbeterd. Zo is het onderscheid tussen woningen met en zonder gas verbeterd doordat er meer informatie beschikbaar is over de hoofdverwarmingsinstallatie. Daarnaast bestonden er tot 2019 enkele honderdduizenden woningen waarvoor de gas- of elektriciteitslevering onbekend was. Dankzij het verbeterd inzicht in de hoofdverwarmingsinstallatie kan vanaf 2020 voor alle woningen een elektriciteits- en (indien relevant) gaslevering bepaald worden. Tot slot is het onderscheid tussen woningen en bedrijven beter afgestemd op de (vernieuwde) Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG).  
Door de vernieuwingen is er tussen 2019 en 2020 sprake van een trendbreuk. Dit heeft een (beperkt) effect op de totale gas- en elektriciteitsleveringen aan woningen doordat het onderscheid tussen woningen en bedrijven op een iets andere manier tot stand komt dan in de oude methode. Daarnaast heeft de trendbreuk effect op de afbakening van aardgaswoningen en de 10 profielgroepen. Tot en met 2019 werden aardgaswoningen gedefinieerd als woningen waarvoor een valide gas- én een valide elektriciteitslevering bekend was en die hoofdzakelijk verwarmd werden met aardgas (dus zonder stadswarmte). Woningen waarvoor informatie over gas- of elektriciteitslevering ontbraken werden dus niet meegenomen. In de nieuwe methode kunnen aardgaswoningen zuiverder afgebakend worden door uit te gaan van de hoofdverwarmingsinstallatie. Voor de 10 profielen van aardgaswoningen is de afbakening daar waar mogelijk gelijk gehouden. Aardgaswoningen waarvoor niet alle woningkenmerken bekend zijn, waar geen personen staan ingeschreven op 1 januari of waar 11 of meer bewoners staan ingeschreven zijn niet meegenomen in de berekeningen. Door het verbeterd inzicht in het type hoofdverwarming, het ontbreken van woningen waarvoor geen energieleveringen bepaald zijn en de verbeterde afbakening tussen woningen en bedrijven kunnen er wel verschillen op met eerdere jaren optreden.

Saldering van elektriciteitsleveringen

We spreken in dit artikel voor het gemak over het energieverbruik van huishoudens, maar feitelijk betreft de informatie de energieleveringen aan woningen. Deze informatie is afkomstig van netbeheerders. Sommige netbeheerders leveren informatie over de gesaldeerde elektriciteitslevering, dus na correctie voor eventuele teruglevering bij zonnestroom. Andere partijen leveren informatie over de niet-gesaldeerde leveringen. Bij oude, analoge meters is de levering altijd gesaldeerd omdat daarbij de meter terugloopt. Het is op dit moment niet bekend welke informatie gesaldeerd is en welke niet. In elk geval zullen woningen met zonnestroom minder elektriciteit afnemen dan identieke woningen zonder zonnestroom doordat een deel van de opgewekte stroom ook direct door het huishouden gebruikt wordt. 

Temperatuurcorrectie gasverbruik

Het grootste deel van het gasverbruik wordt gebruikt voor ruimteverwarming. In een jaar met een zachte winter gebruiken huishoudens hierdoor gemiddeld minder gas dan in een jaar met een strenge winter. Bij het berekenen van prijseffecten en de mogelijkheden voor energiebesparing wordt daarom vaak gewerkt met temperatuur gecorrigeerde gasverbruiken. Hierbij wordt het daadwerkelijk gasverbruik omgerekend naar de hoeveelheid gas die verbruikt zou zijn als de temperatuur in een jaar gemiddeld geweest zou zijn. Er zijn diverse correctiemethoden ontwikkeld. De in dit artikel gebruikte gasverbruiken zijn gecorrigeerd voor temperatuur met dezelfde methode als gebruikt in de Klimaat- en Energieverkenning. Kenmerk van deze methode is dat voor elk jaar het verwachte aantal graaddagen wordt bepaald, waarbij rekening gehouden wordt met de door het KNMI verwachte opwarming door klimaatverandering. Omdat het de laatste jaren warmer wordt, leidt dit tot een dalend verwacht gasverbruik.