Auteur: Judit Arends
Vrijwilligerswerk 2020

Technische toelichting

Data

Voor dit rapport is gebruik gemaakt van gegevens uit het onderzoek Sociale samenhang en welzijn (S&W) 2012/2020. In dit onderzoek is onder meer gevraagd naar de sociale en maatschappelijke participatie van mensen van 15 jaar of ouder, waaronder het verrichten van vrijwilligerswerk. In totaal zijn in 2012/2020 gegevens beschikbaar van 69.036 personen (2012: 7.949, 2013: 7.384, 2014: 7.627, 2015: 7.614, 2016: 7.467, 2017: 7.654, 2018: 7.853, 2019: 7652 en 2020: 7.836).

Vrijwilligerswerk

Er is aan respondenten gevraagd of zij in de 12 maanden voorafgaand aan de enquête vrijwilligerswerk hebben gedaan voor bepaalde organisaties of verenigingen. Daarbij werden 13 typen organisaties of verenigingen onderscheiden.

De vragen luidden als volgt:
De volgende vragen gaan over vrijwilligerswerk. Sommige mensen doen vrijwilligerswerk voor organisaties of verenigingen. Het kan daarbij gaan om bestuurlijk werk of andere activiteiten. Kunt u bij de volgende organisaties en verenigingen steeds aangeven of u daarvoor in de afgelopen 12 maanden als vrijwilliger bepaald soort werk heeft gedaan?

Heeft u in de afgelopen 12 maanden wel eens vrijwilligerswerk gedaan:
(1) in het jeugd- en buurthuiswerk of als leider van scouting,
(2) op school, zoals bijvoorbeeld hulp op school, de oudercommissie, schoolbestuur,
werken in de bibliotheek of als leesouder,
(3) in de verzorging of verpleging, zoals bijvoorbeeld bejaardenzorg, kinderopvang,
kruiswerk, zieken bezoeken, collecteren voor gezondheidsorganisaties,
welfarewerk in het ziekenhuis of assisteren bij stervensbegeleiding,
(4) voor een sportvereniging, in het bestuur of bijvoorbeeld werken in de kantine,
organisatie, trainen of zaalbeheer,
(5) voor culturele verenigingen, zoals bijvoorbeeld een muziek- of toneelvereniging of
een tekenclub,
(6) voor hobby- of gezelligheidsverenigingen,
(7) voor de kerk, moskee of levensbeschouwing, zoals bijvoorbeeld de kerkenraad,
parochieraad, moskeevereniging, huisbezoek, of het rondbrengen van blaadjes,
(8) voor de vakbond of bedrijfsorganisatie, zoals bijvoorbeeld de ondernemingsraad of
personeelsvereniging,
(9) voor een politieke partij of actiegroep,
(10) op het gebied van sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp,
(11) op het gebied van wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen,
(12) ten behoeve van de wijk of de buurt of
(13) voor organisaties op een ander gebied.

Daarnaast is voor elke organisatie waarvoor vrijwilligerswerk werd gedaan een aantal vervolgvragen gesteld: er is gevraagd naar het aantal verschillende organisaties binnen de betreffende soort organisatie (“Was dat voor één of meer organisaties op het gebied van …..?”), hoeveelheid tijd er aan vrijwilligerswerk besteed wordt (“Kunt u aangeven hoeveel tijd u ongeveer besteed heeft aan vrijwilligerswerk voor deze organisatie in de afgelopen 12 maanden? U kunt een schatting geven van het gemiddeld aantal uren per week of van het totaal aantal uren per jaar.”). Ook is gevraagd  of mensen de afgelopen 4 weken vrijwilligerswerk hebben gedaan voor een organisatie (“Heeft u in de afgelopen vier weken vrijwilligerswerk gedaan voor deze organisatie?”).

Aanvullende vrijwilligersvragen

Frequentie. Aan respondenten die hebben aangegeven in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk hebben gedaan, is de vraag gesteld: “Deed u regelmatig dit vrijwilligerswerk of incidenteel? Met regelmatig bedoelen we bijvoorbeeld bijna iedere week of bijna iedere maand”. Indien respondenten hebben aangegeven dat ze regelmatig vrijwilligerswerk deden is de vraag gesteld of dit wekelijks, maandelijks of minder dan 1 keer per maand was. Bij incidenteel was de vraag of dit eenmalig, 2 of 3 keer of vaker gebeurde.
Duur. Mensen die hebben aangegeven vrijwilligerswerk te hebben gedaan in de afgelopen 12 maanden is de vraag gesteld hoe lang zij vrijwilligerswerk voor de organisatie hebben gedaan. Respondenten konden het aantal jaren en maanden invullen.
Tevredenheid. Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers zijn met het vrijwilligerswerk dat ze doen. De vraag was: “Op een schaal van 1 tot en met 10, hoe tevreden bent u met het vrijwilligerswerk dat u in de afgelopen 12 maanden heeft gedaan? Een 1 staat hierbij voor zeer ontevreden en een 10 voor zeer tevreden.”.
Toekomst. Tevens is gevraagd of men van plan is om het vrijwilligerswerk voor de organisatie over een jaar nog te doen. De vraag luidde als volgt: ”Bent u van plan het vrijwilligerswerk voor deze organisatie over een jaar nog te doen?” Antwoorden: 1) Ja, 2) Nee, 3) Al gestopt.
Gestopt. De vraag voor mensen die in de afgelopen 12 maanden geen vrijwilligerswerk hebben gedaan luidde als volgt: “Heeft u ooit vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging gedaan?” Voor vrijwilligers luidde de vraag als volgt: “Heeft u vóór het vrijwilligerswerk dat u in de afgelopen 12 maanden heeft gedaan nog ander vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging gedaan? Ook als dit incidenteel was, mag u dit meetellen”. Indien het antwoord Ja was is de vraag gesteld wat de voornaamste reden was dat men hiermee is gestopt. De volgende negen antwoordopties waren aangeboden:  1) Verandering in mijn gezinssituatie, 2) Verhuizing, 3) Mantelzorg gegeven, 4) Betaalde baan gevonden, 5) Oneens met de koers van de organisatie, 6) Onenigheid met leden van de organisatie, 7) Geen zin meer, 8) Mijn gezondheid en 9) Anders.
Geen vrijwilligerswerk. In 2020 is de vraag gesteld aan mensen die hebben aangegeven geen vrijwilligerswerk te hebben gedaan in de afgelopen 12 maanden en die nooit vrijwilligerswerk hebben gedaan, wat de reden(en) waren. Respondenten konden de volgende redenen kiezen: 1) Ik kan dit niet vanwege mijn gezondheid, 2) Ik denk dat ik er niet de juiste vaardigheden voor heb, 3) Ik weet niet hoe ik geschikt vrijwilligerswerk kan vinden, 4) Vrijwilligerswerk doen spreekt mij niet zo aan, 5) Ik heb er geen tijd voor en 6) Andere reden.

Persoonskenmerken en andere kenmerken

Informatie over het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (ingedeeld in kwartielgroepen), herkomst en stedelijkheid van de woongemeente is afkomstig uit registers en is aan de enquêtegegevens gekoppeld. Respondenten is gevraagd naar hun geslacht, leeftijd en hoogst voltooide opleidingsniveau. Het hoogst voltooide opleidingsniveau bestaat uit de categorieën ‘basisonderwijs’, ’vmbo, avo onderbouw, mbo1’, ‘mbo2, 3, 4, havo, vwo’, ‘hbo, wo bachelor’ en ‘wo, master, doctor’. Religiositeit is vastgesteld aan de hand van denominatie. Gevraagd is of men zich wel of niet tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekent. Betaald werk is vastgesteld met de vraag: “Heeft u op dit moment betaald werk? Ook 1 uur per week of een kortere periode telt al mee, evenals freelance werk”.